1 Het leven van Rebecca (1) Verslag van de Bijbelbespreking van maandag 27 februari 2017 Robbert Veen © 2017 Inhoud 1. Inleiding .................................................................................. 1 2. De zoektocht naar Rebecca en het huwelijk – Genesis 24 ...... 2 2.1 De opdracht aan Eliëzer...................................................... 2 2.2 Eliëzers voorbereiding ........................................................ 5 2.3 De verhoring van Eliëzers gebed ........................................ 6 2.4 Eliëzers huwelijksaanbod.................................................... 7 2.5 Rebecca's instemming ........................................................ 9 3. Een typologische uitleg ......................................................... 10 1. Inleiding Izaak, de zoon van Abraham en Sara, is na de dood van zijn moeder ongeveer 40 jaar oud en nog steeds niet gehuwd. Wij zouden zeggen dat het langzamerhand tijd wordt dat hij een vrouw vindt. Abraham moet het op zich nemen om voor zijn 2 zoon een vrouw te vinden. Daarom geeft hij opdracht aan zijn oudste en meest vertrouwelijke knecht, Eliëzer, om voor zijn zoon een vrouw te vinden. Die geschiedenis vinden we in Genesis 24. In hoofdstuk 25 vanaf het 19e vers, lezen we over de zwangerschap van Rebecca en de geboorte van een tweeling: Jacob en Ezau. In hoofdstuk 26 maakt Izaak dezelfde fout als zijn vader Abraham door zijn vrouw uit te geven voor zijn zuster. De geschiedenis herhaalt zich. Vervolgens vinden we Rebecca in hoofdstuk 27, waar ze Jacob aanspoort om de zegen van de eerstgeborene door een list van vader Izaak te ontvangen – ten koste van haar andere zoon Ezau. Vanaf vers 41 krijgt zij ook met de gevolgen daarvan te maken. (In het Nieuwe Testament wordt Rebecca alleen genoemd in Romeinen 9:10. Haar zwangerschap wordt daar op een lijn gesteld met de zwangerschap van Sara.) 2. De zoektocht naar Rebecca en het huwelijk – Genesis 24 2.1 De opdracht aan Eliëzer Abraham geeft aan zijn meest vertrouwde dienaar de opdracht om voor zijn zoon een vrouw te zoeken. Geen vrouw uit de dochters van de camera genieten, maar uit de familie die nog steeds woont in Mesopotamië, dat wil zeggen ten noordoosten van Israël. De vader van Abraham was weliswaar van plan geweest om helemaal op te trekken naar Kanaän, maar bleef zelf 3 steken in Haran. In die plaats stierf ook zijn zoon. Het is niet duidelijk of die plaats genoemd is naar de zoon, of de zoon naar die plaats. In ieder geval kun je je voorstellen dat het verdriet over zijn zoon Terach belemmerd heeft om door te gaan. Dat lag anders bij Abraham die immers de stem van de Heere had gehoord en wist dat hij nog verder moest trekken. Eliëzer heeft enkele bedenkingen. Misschien zal de vrouw die hij voor Izaak gevonden heeft, hem niet willen volgen. Wat moet er dan gebeuren? Moet Izaak dan worden teruggebracht naar "het land van waaruit u vertrokken bent?" Dit is een bijzondere uitdrukking, want we weten toch dat Abraham is weggetrokken uit Ur der Chaldeeën. Stefanus vertelt in Handelingen 7, dat "de God der heerlijkheid verscheen aan onze vader Abraham, toen hij nog in Mesopotamië was, voordat hij in Haran woonde” (Hand. 7:2). De opdracht om naar Kanaän te trekken, werd dus aan Abraham gegeven in de geboorteplaats van zijn vader, in Ur (of Oer). Toch is het volgens Genesis 11 zijn vader geweest die opdracht gaf om naar Kanaän, naar het westen te trekken. Omdat Abraham echter de opdracht had om door te gaan naar het land dat de Heere hem wijzen zou, moet Abraham gewacht hebben tot zijn vader gestorven was voordat hij zelf verder ging naar Kanaän. Terach had een goed idee; Abraham had een goddelijke opdracht. Tot op zekere hoogte konden ze een gezamenlijke reis maken. Ik denk dat hier een mooie les in kan worden gevonden. Soms kunnen wij samen met anderen hetzelfde werk doen, dezelfde naastenliefde bewijzen, dezelfde opdrachten van God vervullen. 4 Maar voor de een is dat een goed en menselijk idee, maar voor ons is het een goddelijke opdracht. Soms wordt dat duidelijk omdat wij beseffen dat we moeten doorgaan, waar anderen het opgeven. Er is immers een groot verschil, of wij leven in overeenstemming met Gods geboden, of in overeenstemming met ideeën die wij hebben en delen met anderen, over het goede. Het is voor Abraham ondenkbaar dat Izaak zou gaan wonen in de omgeving van Haran – het westen van Mesopotamië – en dat zijn bruid niet zou meetrekken met Izaak. Izaak woont niet op een en dezelfde plaats, maar trekt net als zijn vader rond door het land Kanaän. (Op het moment dat hij Rebecca ontmoet, is hij zelfs in het Zuiderland, dat is op het schiereiland tussen Egypte en Kanaän.) Maar stel je dat eens voor. De vrouw die gezocht wordt woont ver van Kanaän vandaan, meerdere dagreizen. En haar wordt gevraagd om haar familie en geboortestreek op te geven voor een onbekende man die haar echtgenoot moet worden. De opdracht aan Eliëzer is bepaald niet gering. Waar moet hij een dergelijke vrouw vinden? En met welke woorden moet hij haar overhalen om mee te gaan? Abraham reageert vanuit de zekerheid die hij heeft dat God Zijn beloften zal vervullen. Hij weet zeker dat dezelfde God die hem heeft weggeroepen uit zijn familie om naar Kanaän te gaan, en hem de belofte heeft gegeven dat dit land hem en zijn nageslacht zal toebehoren, dat die zelfde God ook Zijn engel voor hem uit zou sturen opdat hij voor zijn zoon uit Mesopotamië een vrouw zou nemen (vers 7). Vervolgens zweert Eliëzer dat hij zijn opdracht getrouw zal uitvoeren, door zijn hand te leggen 5 onder de heup van Abraham. De heup is immers de plaats waar het nageslacht vandaan komt. Eliëzer zweert dus op het nageslacht van Abraham. Sommigen zeggen dat de heup een eufemisme is voor het geslachtsorgaan. Eliëzer legt dan feitelijk zijn hand op de schoot van Abraham en daarmee op de besnijdenis die het teken van het verbond was. Weer anderen menen dat de heup het symbool is van heerschappij en autoriteit. Het plaatsen van de hand onder de heup is dan een onderdeel van een eed van trouw tegenover een heer of meester. 2.2 Eliëzers voorbereiding In vers 10 tot en met 14 lezen we over wat Eliëzer doet. Met 10 kamelen gaat hij onderweg naar Mesopotamië, naar de omgeving van Haran. Dat is nu de "stad van Nachor", de andere broer van Abraham. Terach had immers drie zoons en een dochter: Abraham, Haran, Nachor en Sara. Bij die stad aangekomen, gaat hij naar een waterput en begint tegen de avond te bidden tot de "God van mijn heer Abraham" (vers 12). Het gebed van Eliezer is ook heel bijzonder. In de eerste plaats bidt hij: "laat het mij vandaag toch gebeuren" (vers 12). Het is een gebed met een tijdsaanduiding! Heere God, ik wil het vandaag nog! Een bewijs dat wij vrijmoedig al onze wensen en verlangens bij God kenbaar mogen maken. Zeker omdat het hier gaat om een gebed voor een ander: "bewijs Abraham, mijn heer Uw goedertierenheid" (ook vers 12). Eliëzer bidt om een teken. Aan de ene kant een teken dat de vrouw die hij hier zal zien bij de waterputten, door God ook be- 6 doeld is voor Izaak. Wanneer de Heere zijn gebed zal verhoren, zal hij weten dat zij het is. Aan de andere kant gaat het om een teken, waaraan het karakter van Rebecca zichtbaar wordt. Izaak heeft niet zomaar een of andere vrouw nodig, maar een bijzondere vrouw. Hij zal aan een van de meisjes die komen putten vragen of ze hem iets te drinken wil geven. Als het meisje niet alleen dat verzoek inwilligt en hem te drinken geeft, maar ook spontaan vanuit zichzelf aanbiedt om zijn kamelen te drinken te geven, dan kan hij aan dat blijk van een goed karakter zien dat deze vrouw voor Izaak bestemd is. "Daaraan zal ik dan weten dat U mijn heer goedertierenheid bewezen hebt" (vers 14). 2.3 De verhoring van Eliëzers gebed De ontmoeting met Rebecca vinden we nu in vers 15 tot en met 21. Zij is een kleindochter van Nachor, en dus een achternicht van Abraham. Zij is een dochter van Bethuël en Milka, en hij broer heet Laban. Zij is dus nabije familie van Izaak, het zijn neef en nicht. Over Rebecca wordt nu nadrukkelijk gezegd dat zij "erg knap (was) om te zien" (vers 16). Met grote nadruk wordt gezegd dat zij een maagd was, want er wordt nog uitgelegd wat het betekent: "geen man had gemeenschap met haar gehad." Dat zou erop kunnen duiden dat ze al niet zo jong meer was en dat de zeden en gewoonten hier in Mesopotamië wat minder streng waren dan bij Abraham. Maar dat alles is bepaald onzeker. Natuurlijk zou blijken, dat Rebecca precies doet wat Eliëzer in zijn gebed genoemd heeft. Zij laat hem drinken in vers 18 – "zij 7 haastte zich", en toont daarmee haar grote vriendelijkheid jegens Eliëzer. Pas wanneer deze genoeg gedronken heeft vervolgd Rebecca onmiddellijk met de woorden: "ik zal ook voor uw kamelen waterputten, totdat ze genoeg gedronken hebben" (vers 19). En dan opnieuw lezen we dat zij zich haastte in vers 20. Wanneer Eliëzer ziet dat zij de kamelen laat drinken, is hij blijkbaar tot de conclusie gekomen dat de Heere deze vrouw heeft aangewezen als bruid van Izaak. Het eerste dat Eliëzer doet, is het geven van geschenken. Die geschenken gaan uiteindelijk vooraf aan het huwelijksaanzoek eerst tegenover de broer en de vader, en daarna tegenover het meisje zelf. Nu is het geschenk van overweldigend grote waarde. Een hele zware gouden ring, en idem armbanden. Op geen enkele wijze kan dat geschenk gezien worden als betaling voor de vriendelijkheid van Rebecca. Eliëzer begint met een enorme vrijgevigheid te antwoorden op de vrijgevigheid van Rebecca. In die zin correspondeert het geschenk met het gedrag van Rebecca. 2.4 Eliëzers huwelijksaanbod Nadat Eliëzer heeft gevraagd naar een plaats om te overnachten lezen we nog van zijn gebed tot de Heere, vol dankbaarheid dat hij het doel van zijn missie had mogen bereiken. Nu moeten Eliëzer nog het huwelijksaanzoek doen. Dat begint met de ontmoeting tussen hem en Laban. Rebecca heeft alles thuis geteld. Laban loopt dan naar de bron om voor zichzelf te zien wat er aan de hand is. Hij weet van de ring en de armbanden omdat 8 zijn zuster die al gedragen heeft. En het enige dat hij verder weet, is dat deze man naar een plaats om te overnachten heeft geïnformeerd. Het is blijkbaar voldoende voor hem: "Kom binnen, u die door de Heere gezegend bent" (vers 31). En dan blijkt dat Laban hem eigenlijk komt halen, want hij zegt: "ik [heb] het huis in gereedheid […] gebracht, evenals een plaats voor de kamelen." In vers 34 tot en met 49 doet Eliëzer dan zijn verhaal. Hij vertelt over de eed tegenover Abraham, over wat hij zag bij de waterput, en hij vraagt nadrukkelijk om Rebecca als de bruid van Izaak te mogen meenemen terug naar huis. Laban en zijn vader geven dan in vers 50 het prachtige antwoord: "dit komt bij de Heere vandaan." Zij erkennen de zending van Eliëzer als een opdracht van de Heere. Dat betekent dat zij ermee moeten instemmen. Tegen Eliëzer kunnen zij "niets meer ten kwade of ten goede zeggen" (vers 50). Wat zij zelf vinden van deze zaak doet er niet meer toe. Door middel van Eliëzer heeft de Heere gesproken. Deze erkenning van Gods werk in het leven was blijkbaar typerend voor het geloof van de familie van Abraham. (Dat geeft zelfs het vermoeden dat het zo gelopen kan zijn: Abraham vertelde zijn vader van het visioen dat hij had gekregen in Ur der Chaldeeën. En vader Terach zou gezegd kunnen hebben: "Dit komt bij de Heere vandaan!" Daarom trokken hij en zijn kinderen op naar het westen.) Nadat Eliëzer allerlei prachtige geschenken heeft gegeven aan de familie van Rebecca en aan Rebecca zelf, en nadat ze gegeten en gedronken hebben, wil Eliëzer terug. 9 2.5 Rebecca's instemming Dan is er nog een laatste hinderpaal. Het meisje zelf heeft inspraak. Ze vragen aan Rebecca in vers 58 of zij met Eliëzer wil meegaan. Misschien zijn de woorden die Rebecca dan spreekt het belangrijkste van dit hoofdstuk: "Ik zal meegaan." Zij stemt er mee in met deze onbekende man mee te gaan naar een onbekende plaats, om daar met een onbekende verwanten in het huwelijk te treden. Net als Abraham is zij blijkbaar bereid om familie en gezin te verlaten om te gaan naar een onbekend land. Het laatste gedeelte van dit hoofdstuk gaat over de ontmoeting van Rebecca met die zaak en hun huwelijk. Izaak lezen we, woonde in het Zuiderland. Hij is vlak bij de put Lachaï-Roï, op dezelfde plaats waar de engel van de Heer aan Hagar de zegen gaf. Tijdens het uur van zijn gebed, tegen het vallen van de avond, ziet hij de kamelen met Eliëzer aankomen. Rebecca ziet Izaak al van verre en loopt hem tegemoet. Alle andere gebeurtenissen worden nu in een veel hoger tempo verteld. Het belangrijkste is al geweest. In vers 66 brengt Eliëzer zijn heer Izaak op de hoogte. In vers 67 trouwt Izaak want: "toen bracht Izaak haar in de tent van zijn moeder Sara. En hij nam Rebecca en zij werd hem tot vrouw en hij had haar lief." Merk op dat Izaak haar in de tent van zijn moeder brengt. In zekere zin zal zijn vrouw nu de plaats van zijn moeder gaan innemen. Merk ook op dat de volgorde hier vreemd is. Zouden wij niet zeggen: "hij kreeg haar lief en zij werd hem tot vrouw en hij nam Rebecca"? Wordt hier misschien alles verteld in omgekeerde volgorde? 10 Zodat we beginnen bij het resultaat en dan pas kijken naar de voorwaarden? In ieder geval gaat het nu weer goed met Izaak: "Zo vond Izaak troost na de dood van zijn moeder" (vers 67). 3. Een typologische uitleg De verhalen van het Oude Testament kunnen we ook nog lezen vanuit een ander perspectief. We noemen dat een typologische of allegorische uitleg. (Als je heel precies bent is daar nog wel verschil tussen.) Deze manier van lezen werkt zo: omdat Izaak in Genesis 22 door Abraham geofferd wordt – God houdt hem tegen natuurlijk – kan hij een voorafschaduwing of een beeld, dus een type zijn van Jezus Christus. Dan is in Genesis 24 Rebecca een type van de bruid van Christus, dat is de gemeente. Wie is dan Eliëzer? Dat kan dan niet anders zijn dan de Heilige Geest, die door Jezus in de wereld wordt gezonden om de gemeente te verzamelen. Dan lezen we het verhaal dus anders. Izaak is een type van Jezus Christus; Rebecca van de gemeente van Christus; Eliëzer van de Heilige Geest. Laban wordt dan het type van de wereld waaruit de gemeente moet worden weggehaald. Dan wordt het ook belangrijk dat Izaak niet naar Rebecca toekomt, maar dat Rebecca naar Izaak toe moet komen: de gemeente moet uit de wereld worden weggenomen naar Christus toe. Het gaat er niet om dat Christus in deze wereld bij de gemeente blijft. 11 Ook andere dingen gaan dan opvallen. De geschenken bijvoorbeeld die Eliëzer aan Rebecca gegrift. Zijn dat niet de zegeningen van de hemelse gewesten die de Heilige Geest overvloedig aan de gemeente geeft? (Vergelijk Efeze 1.) Is de vriendelijkheid en zorgzaamheid van Rebecca dan niet een beeld van de wijze waarop de gemeente het water van het Woord moet doorgeven aan anderen. In dit geval "moet teruggeven" aan de Heilige Geest. (Dat is wat we doen in onze gebeden en erediensten.) Belangrijk is ook dat de knecht van Abraham – hier een type van God de Vader – niet in de wereld blijft, maar zo snel mogelijk weer terug wil naar de woning van Izaak. Het halen van de bruid is de enige zending van Eliëzer. Zo is ook het verzamelen van de gemeente enige taak van de Heilige Geest. Weliswaar heeft die taak allerlei goede gevolgen voor deze wereld, omdat God de omstandigheden van de wereld zo wil schikken, dat het evangelie kan worden verkondigd en de gemeente bestaan kan. Maar de Heilige Geest is niet bezig om deze wereld langzamerhand in een paradijs te veranderen; Hij is alleen bezig om de wederkomst van Christus voor te bereiden. (Wordt vervolgd)