Naam: Vraagstukken en ander gespuis. 1) Maarten heeft in zijn serre een oppervlakte van 8000 m². De helft daarvan staat vol met tomaatplanten. Er kunnen 2,5 tomaatplanten in één m². V: Hoeveel tomaatplanten kan hij zetten? T: B: A: 2) Lowie heeft 2 ha serres. De inhoud van een waterbassin is 1200 m³ voor 4000 m² serre. V: Hoeveel waterbassins moet Lowie plaatsen om voldoende water te hebben? T: B: A: 3) Karel heeft 3900 kroppen sla. Hij moet daarmee naar de veiling. In één bak kunnen 12 kroppen sla. V: Hoeveel bakken heeft hij nodig? T: B: A: www.boerinbeeld.be Onder glas Naam: Vraagstukken en ander gespuis. 4) Thomas heeft verschillende serres. Eén serre met tomaten, één met sla en één met veldsla. Er kunnen 2,5 tomaatplanten in één m², er kunnen 13 slaplanten in één m² en er kunnen 350 veldslaplanten in één m². De ‘tomaatserre’ heeft een oppervlakte van 1,5 ha, de ‘slaserre’ heeft een opper vlakte van 7500 m² en de ‘veldslaserre’ een oppervlakte van 6000 m². V: Hoeveel tomaat-, sla– en veldslaplanten heeft hij nodig om alles vol te zetten? T: B: A: 5) al Hein zijn serre is 8000 m². In die serre staan er per m² 13 slaplantjes. Hij heeft 65893 slaplantjes kunnen planten. V: Hoeveel plantjes heeft hij nog nodig om de serre vol te zetten? T: B: A: 6) Koen heeft 1853 kg tomaten. Hij wil daarmee naar de veiling. In één bak kan er 6 kg tomaten. V: Hoeveel kilo heeft hij te kort om 310 bakken te vullen? T: B: A: www.boerinbeeld.be Onder glas Naam: Vraagstukken en ander gespuis. 1) Maarten heeft in zijn serre een oppervlakte van 8000 m². De helft daarvan staat vol met tomaatplanten. Er kunnen 2,5 tomaatplanten in één m². V: Hoeveel tomaatplanten kan hij zetten? T: B: 8000 m² X 2,5 = 20000 A: Hij kan 20000 tomaatplanten zetten. 2) Lowie heeft 2 ha serres. De inhoud van een waterbassin is 1200 m³ voor 4000 m³ serre. V: Hoeveel waterbassins moet Lowie plaatsen om voldoende water te hebben? T: B: 2 ha = 20000 m² 20000 m² : 4000 m² = 5 A: Lowie heeft 5 bassins nodig voor 2 ha serres. 3) Karel heeft 3900 kroppen sla. Hij moet daarmee naar de veiling. In één bak kunnen 12 kroppen sla. V: Hoeveel bakken heeft hij nodig? T: B: 3900 : 12 = 325 A: Hij heeft 325 bakken nodig. Naam: Vraagstukken en ander gespuis. 4) Thomas heeft verschillende serres. Eén serre met tomaten, één met sla en één met veldsla. Er kunnen 2,5 tomaatplanten in één m², er kunnen 13 slaplanten in één m² en er kunnen 350 veldslaplanten in één m². De ‘tomaatserre’ heeft een oppervlakte van 1,5 ha, de ‘slaserre’ heeft een opper vlakte van 7500 m² en de ‘veldslaserre’ een oppervlakte van 6000 m². V: Hoeveel tomaat-, sla– en veldslaplanten heeft hij nodig om alles vol te zetten? T: B: 1.5 ha = 15000 m² 15000 m² X 2.5 = 37500 7500 m² X 13 = 97500 6000 m² X 350 = 2100000 A: Hij heeft 37500 tomaatplanten, 97500 slaplanten en 2100000 veldslaplanten nodig. 5) Hein zijn serre is 8000 m². In die serre staan er per m² 13 slaplantjes. Hij heeft al 65893 slaplantjes kunnen planten. V: Hoeveel plantjes heeft hij nog nodig om de serre vol te zetten? T: B: 8000 m² X 13 = 104000 104000 — 65893 = 38107 A: Hij heeft nog 38107 plantjes nodig. 6) Koen heeft 1853 kg tomaten. Hij wil daarmee naar de veiling. In één bak kan er 6 kg tomaten. V: Hoeveel kilo heeft hij te kort om 310 bakken te vullen? T: B: 310 X 6 = 1860 1860—1853 = 7 A: Hij heeft 7 kilo te kort.