Miguel Campos

advertisement
HoofdPromotor
Curriculum Vitae
Prof. Dr. Sylvie Daminet
Faculteit Diergeneeskunde, UGent
Miguel Campos werd geboren op
14 mei 1981 te Lissabon.
Promotor
Dr. Kathelijne Peremans
Faculteit Diergeneeskunde, UGent
Leden van de examencommissie
Prof. Dr. F. Gasthuys, Decaan
Voorzitter van de examencommissie
Prof. Dr. R. Ducatelle
Faculteit Diergeneeskunde, UGent
Prof. Dr. Hans Kooistra
Faculteit Diergeneeskunde
Universiteit Utrecht, Nederland
Prof. Dr. Gerard Rutteman
Faculteit Diergeneeskunde
Universiteit Utrecht, Nederland
Dr. Dan Rosenberg
Dierenkliniek Micen Vet, Créteil, Frankrijk
Prof. Dr. Jimmy Saunders
Faculteit Diergeneeskunde, UGent
Hij
behaalde
in
2005
met
onderscheiding het diploma van Dierenarts
aan de Technische Universiteit van
Lissabon. Daarna volgde hij een roterend
internship bij de diergeneeskundige kliniek
Frégis te Frankrijk.
Op 1 oktober 2006 startte hij een
opleiding tot specialist interne geneeskunde
van de kleine huisdieren aan de Faculteit
Diergeneeskunde van de Universiteit Gent.
Na een intensieve opleiding behaalde hij in
oktober 2010 de titel ‘Diplomate of the
European College of Veterinary Internal
Medicine – Companion Animals’.
Door
zijn
interesse
voor
wetenschappelijk onderzoek, startte hij in
2010 een doctoraatsstudie bij de vakgroep
Geneeskunde en Klinische Biologie van de
Kleine Huisdieren. Deze studie werd
gefinancierd
door
het
Bijzonder
Onderzoeksfonds van de Universiteit Gent,
de vakgroep Geneeskunde en Klinische
Biologie van de Kleine Huisdieren, het
ECVIM Clinical Studies Fund en het
Nederlands Kankerfonds voor Dieren.
Miguel Campos is auteur of medeauteur van verschillende wetenschappelijke
publicaties in internationale en nationale
tijdschriften. Hij nam evenees actief deel
aan meerdere nationale en internationale
congressen.
UITNODIGING
Openbare verdediging van het
doctoraal proefschrift
Miguel Campos
27 maart 2014
Vakgroep Geneeskunde en Klinische
Biologie van de Kleine Huisdieren
U wordt vriendelijk uitgenodigd voor de
openbare verdediging van het doctoraal
proefschrift van
Miguel CAMPOS
Titel van het proefschrift:
Pathogenese en behandeling van
schildkliertumoren bij de hond
De verdediging zal plaatsvinden op
donderdag 27 maart 2014 om 17.00 uur
in Kliniekauditorium D van de
Faculteit Diergeneeskunde
Universiteit Gent
Salisburylaan 133, Merelbeke
Na de verdediging volgt een receptie
waarop u vriendelijk wordt uitgenodigd
Indien u de receptie zult bijwonen, gelieve dit
per e-mail ([email protected])
te melden vóór 22 maart 2014
Samenvatting van het
proefschrift
De huidige kennis over de moleculaire
pathogenese en de expressie van therapeutische
doelwitreceptoren van caniene schildkliertumoren is beperkt.
Bovendien blijkt onderzoek naar prognostische merkers en
optimalisatie van de behandeling schaars. Door relatief
teleurstellende resultaten met chemotherapie is onderzoek
naar nieuwe mogelijkheden om de behandeling te verbeteren
noodzakelijk. Daarom was het doel van dit onderzoek om
een beter inzicht te verkrijgen in de pathogenese en
behandeling van schildklierkanker bij de hond.
Om
de
moleculaire
pathogenese
te
verduidelijken, werden in onze eerste studie (hoofdstuk 3)
verschillende “hotspots” voor mutaties bestudeerd en werd
de mRNA expressie van kandidaatgenen nagegaan bij 43
honden met folliculair schildkliercarcinoom (FTC) (73%) en
16 patiënten met medullair schildkliercarcinoom (MTC)
(27%). Na mutatie-analyse van gekende hotspots in de
genen RAS (H, K, H), PI3KCA, BRAF en RET en in de
volledige coderende regio van PTEN, werden, naar analogie
met humane schilkliertumoren, twee activerende missense
mutaties aangetoond in K-RAS.
Met
kwantitatieve
RT-PCR
werd
het
expressieniveau van tyrosine kinase receptoren (VEGFR-1,
VEGFR-2, EGFR) en onderdelen van de PI3K/Akt
signaalweg (PIK3CA, PIK3CB, PDPK1, PTEN, AKT1,
AKT2, COX-2) bepaald. In vergelijking met een normale
schildklier werd een verhoogde mRNA-expressie
vastgesteld van VEGFR-1, VEGFR-2, PDPK1, AKT1 en
AKT2 in FTCs en van EGFR, VEGFR-1 en PIK3CA in
MTCs. Dit impliceert de betrokkenheid van de PI3K/Akt
signaalweg in de pathogenese van schildkliertumoren bij de
hond, voornamelijk bij FTCs.
De tweede studie (hoofdstuk 4), onderzocht
klinische, pathologische en immunohistochemische (IHC)
prognostische factoren bij 50 honden met gedifferentieerde
FTC (dFTC) en 20 honden met MTC. MTCs waren
significant minder lokaal invasief op moment van diagnose,
wat de resultaten van een eerdere studie bevestigde. Er bleek
geen verschil tussen dFTC en MTC in het initieel
voorkomen van metastasen en, nog belangrijker, de uitkomst
na thyroïdectomie was vergelijkbaar voor beide tumoren.
Macroscopisch en histologisch vastgestelde vasculaire
invasie was een onafhankelijke negatieve prognostische
factor voor ziekte-vrije overleving. In tegenstelling tot
humane studies, bleek E-cadherine expressie geen invloed te
hebben op de prognose.
De volgende studies concentreerden zich op de
behandeling, waarbij nieuwe therapeutische doelwitten
werden bestudeerd (hoofdstuk 5), de invloed van
levothyroxine toediening op de overleving van de patiënt
werd nagegaan (hoofdstuk 6) en de veiligheid van rhTSH
en zijn potentieel om de 123I-opname bij honden met
schildklierkanker
te
verbeteren
werd
onderzocht
(hoofdstukken 7, 8, 9).
In hoofdstuk 5 werd de expressie van potentiële
therapeutische doelwitten onderzocht bij 54 caniene FTCs
en 20 caniene MTCs. 80% van alle FTCs en MTCs toonde
een
zeer
hoog
percentage
(76-100%)
VEGFimmunopositieve cellen, wat er op kan wijzen dat VEGF een
rol speelt in de pathogenese van deze sterk gevasculariseerde
tumoren. Het VEGF-systeem lijkt dan ook een interessant
doelwit voor de behandeling van zowel FTCs als MTCs bij
de hond. Cox-2 expressie werd waargenomen in 13% van de
FTCs en 50% van de MTCs en P-gp expressie in 7% van de
FTCs en 70% van de MTCs, wat van deze moleculen ook
mogelijke therapeutische doelwitten maakt, maar dan vooral
bij caniene MTCs.
In een verdere stap (hoofdstuk 6) werd het effect
op de overleving van levothyroxine behandeling bestudeerd
bij 42 honden met schildkliertumoren die verschillend
behandeld werden. Een gunstig effect van levothyroxine op
de overleving kon niet worden aangetoond. Verdere
prospectieve, gerandomiseerde studies zijn nodig om
hierover definitief uitsluitsel te geven.
In de volgende studies werd nagegaan of het
gebruik van rhTSH de 131I-behandeling van honden met
schildklierkanker kon optimaliseren. Eerst werd het korte
termijn effect van rhTSH op het schildkliervolume en de
echogeniciteit nagegaan bij 7 gezonde beagles (hoofdstuk
7). RhTSH had in de gebruikte dosis geen significant effect
op volume, echogeniciteit, homogeniteit of aflijning van het
schildklierkapsel.
In een pilootstudie (hoofdstuk 8) werd het effect
van rhTSH op het scintigrafisch onderzoek van de
schildklier geëvalueerd bij 7 gezonde beagles. Daarna werd
het effect van rhTSH op de opname van radiojood-123 (123I)
beoordeeld bij 9 honden met schildkliertumoren (hoofdstuk
9). Deze prospectieve cross-over studie toonde geen
significant effect aan op de opname van radiojood (RAIU) in
de schildkliertumor na IV toediening van 100 µg rhTSH 24u
vóór de toediening van 123I (37 MBq IV). Er was wel een
positieve correlatie tussen het effect van rhTSH op tumor
8u-RAIU en de rhTSH serum concentraties op 6, 12 en 24h
na rhTSH injectie. Dit suggereert dat hogere rhTSH dosissen
mogelijk wel een significant effect op de tumor RAIU
kunnen hebben. Verdere studies zijn noodzakelijk om het
beste protocol te bepalen om de 123I-opname te optimaliseren
met rhTSH.
Download