Jeruzalems katholiek

advertisement
Israël en katholiciteit
De Protestantse kerk in Nederland als postiljon tussen Jeruzalem en
Rome
door Henk Vreekamp
Op het eerste gezicht horen protestants en katholiek niet bij elkaar.
Een protestant is iemand die niet katholiek is, zegt de volksmond.
Dat een protestant bovendien niet naar de synagoge maar ter kerke
gaat, lijkt nogal evident. Desondanks beweert de Protestantse Kerk in
Nederland dat zij niet alleen onbetwistbaar katholiek maar ook
onopgeefbaar met Israël verbonden wil zijn. Wat mag deze dubbel boude
bewering wel inhouden?
In november 1981 spreekt een gezamenlijke vergadering van hervormde
en gereformeerde synodes uit dat gescheiden kerken dichter tot elkaar
komen wanneer zij met Israël in gesprek treden. De ontmoeting tussen
kerk en synagoge moet dan ook prioriteit hebben, want ‘sleutel van de
oecumene is Israël’. Deze sleutelpositie van Israël bepaalt ook het
katholieke karakter van de kerk. In de zesde WARC-stelling horen we
dat ware katholiciteit veronderstelt en impliceert dat de kerk deel
heeft aan de belofte aan Israël gegeven.1 Betekent dit dat zonder de
sleutel Israël elke bijdrage in deze bundel ten diepste een gesloten
boek moet blijven?
We willen de stelling onderbouwen dat de Protestantse Kerk in
Nederland katholiek is, niet Rooms-katholiek, ook niet Wittenbergsof Geneefs-katholiek, maar Jeruzalems-katholiek. Om te beginnen gaan
we na hoe indertijd B. M. Schuurman het begrip Jeruzalems-katholiek
als hart van alle katholiciteit van het stof der eeuwen wist te
ontdoen. Vervolgens roepen we in herinnering wat rond de invoering
van de katholiek getoonzette hervormde kerkorde van 1951 het
baanbrekende was in de nieuw geformuleerde relatie tot het Joodse
volk. Tenslotte houden we de afgelopen halve eeuw tegen het licht van
‘1951’. Dat laatste doen we vooral aan de hand van een weerbarstig
fenomeen dat sinds 1949 onze erediensten is binnengedrongen: de
jaarlijkse Israël-zondag.
Jeruzalems-katholiek
Barend Martinus Schuurman, geboren in 1889 in een gereformeerde
pastorie, werkte vanaf 1922 tot aan zijn dood in Japanse
gevangenschap in 1945 als zendeling-leraar op Java in dienst van het
Nederlands Zendelinggenootschap. In november 1919 publiceert hij het
uitdagende artikel ‘Discipelschap en Apostolaat’.2 De openingszin
luidt: ‘Het probleem, waarmee de Christelijke kerk van de aanvang
van haar bestaan geworsteld heeft en nog worstelt, is dat omtrent
voortgang en groei van het eenmaal gegeven godsdienstige leven.’ Zo
stevig als de kerk haar uitgangspunt, het discipelschap, koestert, zo
zwak is zij in het stellen van een doel, namelijk het apostolaat.
Hier stoten we op de grote impasse die het christendom kenmerkt: de
geboorte schijnt zich te keren tegen de groei. Gevolg is dat het
christelijk leven tot stilstand dreigt te komen.
Er gaan, zegt Schuurman, twee bewegingen van vreugde door het Nieuwe
Testament. In de eerste plaats de verborgen vreugde van Bethlehem in Pasen bevestigd en verdiept - dat God behoort aan Israël en Israël
1
Zie
Het
in de
Java,
2
in deze bundel, p…
artikel, oorspronkelijk verschenen in Eltheto, jaargang 1919-1920, is te vinden
bundel Over alle bergen, Geschriften van Dr B.M. Schuurman, zendeling-leraar op
’s-Gravenhage 1952, p. 100-113.
1
aan God. Ten tweede de Pinkstervreugde dat Gods gemeenschap niet
alleen voor Israël maar voor de ganse wereld bestemd is.
Van Jeruzalem, de plaats waar God is verschenen, gaat de weg naar
Rome, het centrum van de wereldcultuur. De discipelen behoren tot
Jeruzalem en juist daarom gaan ze als apostelen op weg naar Rome.
Maar als ze zich van Rome zouden afkeren, verliezen ze daarmee ook
Jeruzalem. ‘En in iedere stap op deze apostolische weg en op iedere
bladzijde van ‘de Handelingen der Apostelen’ ligt een belijdenis van
een Jeruzalems-Katholicisme’.
Dan voltrekt zich het onverwachte. Van vervolgde minderheid wordt de
kerk tot erkende godsdienst in het Romeinse Rijk. Dat heeft grote
gevolgen. In dit langzaam groeiend Jeruzalems-Katholicisme sluipt dan
een innerlijke verstoring en ontreddering binnen. Tegen de gedreven
zending van de kerk is de vervallen cultuurwereld van die dagen niet
bestand gebleken, maar heeft zich ter kerstening zelfs veel te vroeg
aan haar overgegeven. Deze kerstening was daarom meer anticipatie dan
gerijpte werkelijkheid. Rome, dat uiterlijk tegenover Jeruzalem
bezweek, ging nu onherboren binnen de muren van Jeruzalem over. In
een onontknoopbare verwarring vermengen zich nu ‘discipelschap’ en
‘apostolaat, maar ook bestrijden zij elkaar en brengen ten slotte als
gemeenschappelijk resultaat het Rooms-Katholicisme voort.
De Reformatie stelde opnieuw de antithese tussen kerk en wereld. Maar
ze ging niet ver genoeg. Ze heeft tegenover het Rooms-katholieke waar
ze uitbrak, niet het Jeruzalems-katholieke hervonden. Ze ontdekte het
discipelschap opnieuw, de bron van de Schrift boorde ze weer aan en
keerde in die zin terug naar Jeruzalem, maar de beweging vanuit
Jeruzalem naar de einden der aarde hervond ze niet of nauwelijks. Het
discipelschap ging niet onafscheidelijk vergezeld van het apostolaat.
Aanraking van christendom en wereld wordt al spoedig uitsluitend
gezien als gevaar.
Feitelijk richt dan al wat ‘wereld’ is zich op zijn beurt missionair
op het christendom, past de oude zendingsmethode van toenadering en
aanpassing toe door het goede uit de christelijke religie over te
nemen maar met de opzet haar innerlijk op die wijze te overtroeven.
De verwarring wordt nu niet minder groot dan in de Middeleeuwen, maar
dan in omgekeerde zin. ‘Gold het toen het discipelschap, thans is het
het ontbreken van het apostolaat, dat het wezen der Kerk zelf
aantast’. In plaats van de zending treedt nu de kerkelijke kwestie.
Deze wordt steeds dieper begeleid door aanvallen op de christelijke
religie zelf.
In onze tijd, aldus Schuurman in 1919 (!), wordt de kerk gedwongen
tot een open ontmoeting met de grote godsdiensten der wereld. De kerk
wint deze strijd reeds ten halve als zij ontdekt dat haar zekerheid
en kracht niet is gelegen binnen de muren van Jeruzalem op zich,
‘maar juist op de weg die uitgaat van Jeruzalem en gericht is naar
Rome’. Schuurman besluit zijn artikel met de hartekreet: ‘Maar de
zuiverheid der genade, die in Christus’ gebroken lichaam gegeven en
ervaren wordt, die is er enkel om gebroken te worden – tot overvloed.
Want het huis moet vervuld worden van de reuk der zalf’.
Rond de kerkorde van 1951
Arnold A. van Ruler bouwt naar eigen zeggen voort op ‘het uiterst
belangrijke artikel’ van Schuurman.3 De reformatie, aldus Van Ruler,
brengt met zich mee een principieel nieuw begrip van katholiciteit.
De kerk zelf omvat namelijk niet alles van het rijk van God, maar
3
A.A. van Ruler, Het apostolaat der kerk en het ontwerp-kerkorde, Nijkerk 1948, p.
57-59, 125-129.
2
omgekeerd is de kerk in alles van het rijk van God opgenomen. Naar
reformatorische visie omsluit de kerk bijvoorbeeld niet het volk
Israël, de Heilige Schrift, de staat en het hele rijk van God, maar
is zij als één van de tekenen van het rijk van God temidden van deze
andere tekenen opgenomen. De katholiciteit is dus niet zozeer een
katholiciteit van de kerk maar van het rijk van God. Het katholieke
van de kerk bestaat dan daarin, dat zij de véélheid van de tekenen
van het rijk van God zorgvuldig respecteert en ook wezenlijk op die
àndere tekenen is gericht.
Gevolg is dat Israël een aparte plaats moet hebben in de apostolische
roeping van de kerk. ‘De kerk kan zichzelf en haar positie in de
wereld alleen recht verstaan, wanneer zij een voortdurende ontmoeting
en confrontatie met Israël heeft. Zij schouwt dan in den spiegel van
Israël iets van de bedoelingen Gods met de wereld en de kerk. Zij kan
dan misschien tegenover de roomse katholiciteit de jeruzalemse
terugvinden.’ Israël heeft bovendien niet alleen een aparte maar
bepaald ook de eerste plaats in het apostolaat. Het Joodse volk
blijft eerstgezondene als licht voor de volken. De WARC-stelling zet
de katholiciteit van de kerk dan ook terecht in met Gods belofte aan
Abraham en de bevestiging daarvan in het getuigenis van de profeten.
Vruchten van Schuurman’s bezinning rijpen via Van Ruler en anderen in
een aantal synodale besluiten. We roepen die in herinnering door te
verwijzen naar ‘de drie boekjes’ die volgens Van Ruler met elkaar
bepalend zijn voor de identiteit van de kerk: de kerkorde, de
belijdenis en het dienstboek.4
De kerkorde
Met de nieuwe kerkorde van 1951 wordt de notie van het Jeruzalems
katholieke opgenomen in de grondwet van de kerk. De kerk vervult haar
apostolische opdracht in de verwachting van het Koninkrijk Gods.
Onder die apostolische roeping van de kerk treffen we dan als eerste
aan het gesprek met Israël. Dit gesprek fungeert als scharnier in de
zending van de kerk en de kerstening van het volksleven. Zonder
ontmoeting met de synagoge hangt het apostolaat van de kerk eenvoudig
in de lucht.
De belijdenis
De commissie die de nieuwe kerkorde voorbereidde, was al vroeg ervan
overtuigd dat het tot een 'opnieuw belijden' van de kerk moest komen.
Duidelijk zou moeten uitkomen dat belijden altijd op de eigentijdse
geschiedenis betrokken wil zijn. Uitgangspunt van de in 1949 door de
synode aanvaarde Proeve van hernieuwd reformatorisch belijden
‘Fundamenten en Perspectieven van belijden’5 is de prediking van het
Koninkrijk Gods. Dit onderwerp was tot nu toe in de bestaande
belijdenisgeschriften op de achtergrond gebleven. Vanuit de prediking
dat God de Koning is van zijn koninkrijk dat kómt en dat er in
Christus en door de Geest ook al ìs, komen tot nu toe verwaarloosde
stukken van de leer meer in het licht, zoals: de geschiedenis, het
persoonlijke leven en de bestemming van Israël. Artikel 3 van de
Proeve is gewijd aan de verkiezing van Israël. In de toelichting
wordt gezegd dat in dit artikel de grondlijnen van het Oude Testament
worden getrokken. In artikel 17 komen heden en toekomst van Israël
ter sprake. In de toelichting bij dit artikel lezen we dat men de
inhoud in oude belijdenissen tevergeefs zal zoeken, maar dat het
uitdrukkelijk belijden van de blijvende plaats van Israël in verband
staat met het weer oplevend antisemitisme na de Eerste Wereldoorlog.
4
Zie voor een overzicht van ‘1951’ mijn: Zonder Israël niet volgroeid, Visie op de
verhouding tussen kerk en Joodse volk van hervormde zijde, Tweede, herziene en
bijgewerkte druk, Kampen 1992, p. 28-46.
5 Documenten Nederlandse Hervormde Kerk 1945-1955, ’s-Gravenhage z.j., p. 78-111.
3
In elk geval moet de gangbare gedachte dat de uitverkiezing van
Israël door die van de gemeente vervangen is, worden afgewezen.6
Het dienstboek
Op 20 mei 1949 wordt in de synode het verzoek van de Raad voor Kerk
en Israël besproken om 'een bepaalde Zondag, de Zondag voor de Grote
Verzoendag bij voorkeur, te bestemmen voor opwekking van liefde voor
Israël. Op die Zondag kome in de prediking7 uit, wat de plaats en de
toekomst van het Joodse volk is in de heilsgang van het Koninkrijk
Gods. De dienst drage in hoge mate het karakter van een gebedsure.'
Zonder noemenswaardige discussie besluit de synode aan dit verzoek
gehoor te geven.
Met ingang van 1949 zal dus jaarlijks de Israël-zondag worden
gevierd, voorafgaand aan Israëls Grote Verzoendag. Deze laatste
bepaling is echter al in 1950 gewijzigd in een vaste datum. De eerste
zondag van oktober zal voortaan Israël-zondag heten. Vanaf 1985
participeren de Gereformeerden officieel in de viering, terwijl in
1988 de Lutheranen volgen. Daarmee is de Israël-zondag kerkbreed
verankerd in de Protestantse Kerk in Nederland.
Van Jeruzalem naar Rome – en weer terug.
We slaan de drie boekjes ruim een halve eeuw later open. Hoe staat
het vandaag met het Jeruzalems-katholieke karakter van onze kerk?
Kerkorde
In het openingsartikel van de kerkorde van de Protestantse Kerk in
Nederland heeft Israël‘bepaald de eerste plaats’ gekregen. Wel hangt
er een prijskaartje aan. De grondnotie van het apostolaat is
verdwenen. Hoe kwam het zover?
In de kerkorde van 1951 is, zoals we zagen, sprake van een drievoudig
apostolische roeping, waarbij ‘uitwendige’ en ‘inwendige’ zending
draaien rond het scharnier van het gesprek met Israël. Veertig jaar
later, op 14 maart 1991, stelt de synode deze grondwet bij. Dan zegt
zij haar apostolische opdracht – waarbij het gesprek met Israël het
primaat behoudt – te willen vervullen ‘delend in de aan Israël
geschonken verwachting van het Koninkrijk Gods’. Het nieuwe is dat de
kerk uitspreekt niet op eigen benen te kunnen en willen staan in haar
toekomstverwachting. Zij deelt in de aan Israël geschonken
verwachting van het Koninkrijk.
Dit ‘delen in’ verhuist mee naar de kerkorde van de Protestantse Kerk
in Nederland. De context is evenwel een andere geworden. Het
apostolaat van de kerk is verdwenen evenals de apostolische roeping
tot kerstening van de samenleving.8 De openingszin van de kerkorde
laat nu horen dat de Kerk zich, delend in de aan Israël geschonken
verwachting, uitstrekt naar de komst van het Koninkrijk van God. Was
het in 1991 dat de kerk deelt in de aan Israël geschonken verwachting
van dat Koninkrijk, nu is het (weer) de kerk zelf die zich uitstrekt
naar het Koninkrijk, daarbij onderweg delend in de aan Israël
geschonken verwachting. Verwachting van wat? Dat blijft een open
6
K.H. Miskotte schreef een diepgaand commentaar op ‘Fundamenten en Perspectieven’: De
kern van de zaak, Nijkerk 1950.
7 De zesde WARC-stelling vraagt eveneens aandacht voor de prediking. Het ‘ook en meer
nog’ aandacht voor de plaats van Israël binnen de kerk dan voor Israël zelf, mag
natuurlijk geen tegenstelling zijn. Zie in deze bundel, p.
8
Jongeneel bespeurt hier een gereformeerd verzet tegen de term ‘apostolaat’(J.A.B.
Jongeneel, ‘De apostolaatstheologie van A.A. van Ruler, in contrast met die van J.C.
Hoekendijk’, in: Gerrit Klein / Dick Steenks (red.), De waarheid is theocratisch,
bijdragen tot de waardering van de theologische nalatenschap van Arnold Albert van
Ruler, Baarn 1995, p. 85-94. De ironie van de geschiedenis is dat de van huis uit
gereformeerde Schuurman de term introduceerde.
4
vraag. Het ‘gesprek met Israël’, oorspronkelijk scharnier in het
apostolaat, is verhuisd naar het zevende onderdeel in Artikel I van
de kerkorde waar het als een losse zwerfsteen geklemd ligt tussen het
belijden en de dienst in de wereld.
Belijden
We kozen met opzet het woord ‘geklemd’ om de nieuwe plaats van het
gesprek met Israël in de kerkorde aan te duiden. Wanneer het belijden
al bij voorbaat is ingevuld ‘in gemeenschap met de belijdenis van het
voorgeslacht’, dan is het de vraag of het daarna vermelde gesprek met
Israël nog de krachten kan vrij maken die de hele kerkorde in al haar
onderdelen in het licht van de Jeruzalemse katholiciteit zet. In
‘Fundamenten en Perspectieven’ van 1949 werd tenminste de moed
getoond tot een ‘opnieuw belijden van de kerk’ te willen komen.
Kerkbreed werd die noodzaak – na de Sjoa en na de stichting van de
staat Israël – ingezien.
Hoop gloort in ordinantie 1 van de kerkorde, over het belijden van de
kerk, waar als eerste het te zoeken gesprek met Israël vermeld wordt.
Iets van de scharnierfunctie lijkt hier weer zichtbaar te worden.
Dienstboek
Met spijt stel ik vast dat in het Dienstboek – Een Proeve van 1998 de
Israël-zondag zich geen plaats wist te verwerven. En dat terwijl het
Dienstboek een helder uitgangspunt hanteert ten aanzien van de
verhouding tot Israël: ‘De gemeente van Jezus Christus weet zich in
haar eredienst verbonden met Israël. God heeft immers in zijn omgang
met dit volk zijn dienst aan ons en onze dienst aan Hem gestalte
gegeven’9. De Israël-zondag is een vreemde eend in de liturgische
bijt, die zich niet naadloos laat invoegen in de klassieke bedding
van het liturgische jaar. Maar dat is nu precies waarom alles draait.
Het gesprek met Israël laat zich niet inpassen in bestaande
kerkelijke kaders. In het kader van het ‘oecumenisch-katholieke’
waarin het gereformeerde Dienstboek zegt te willen staan, moet het
verzwijgen van de Israël-zondag een gemiste kans genoemd worden.
Juist aan de hand van deze zondag krijgen we namelijk zicht op het
Jeruzalems-katholieke karakter van onze kerk. De viering fungeert als
een barometer die ons informeert over het klimaat in de ontmoeting
tussen de kerk en het Joodse volk. We willen dat bezien aan de hand
van een zevental momenten die met elkaar deze zondag ‘vormen’:
De Israël-zondag is bijgeschreven op de kerkelijke kalender vanwege
de onopgeefbare verbondenheid met het Joodse volk.
De Protestantse Kerk in Nederland waagt in haar grondwet de uitspraak
dat zij zich geroepen weet gestalte te geven aan haar onopgeefbare
verbondenheid met het volk Israël.10
Niet in de laatste plaats vanwege deze beleden ‘onopgeefbare
verbondenheid’ is de afgelopen jaren de viering van de Israël-zondag
onder druk komen te staan. De gevoerde politiek van achtereenvolgende
Israëlische regeringen ten aanzien van het Palestijnse volk, brengt
de gemeente in grote verlegenheid. De naam ‘Israël’ staat sinds 1948
in onze wereld weer concreet voor zowel volk, als land als staat. En
de staat is bepaald het meest weerbarstige onderdeel in deze
drieslag. Een woord als ‘onopgeefbaar’ kan echter per definitie niet
afhankelijk zijn van het nieuws van de dag. Het heeft als kern in
zich een verbondenheid die geldt in voorspoed en tegenspoed, in leven
en sterven. De WARC-stelling herinnert aan het onberouwelijke
9
Dienstboek – Een Proeve, Schrift, Maaltijd, Gebed, Zoetermeer 1998, p. 5.
Simon Schoon, Onopgeefbaar verbonden, Op weg naar vernieuwing in de verhouding
tussen de kerk en het volk Israël, Kampen 1998.
10
5
karakter van Gods belofte aan Israël. Daarin ligt de onopgeefbare
verbondenheid verankerd.
De Israëlzondag is een zondag als alle andere zondagen in de kerk,
namelijk de dag na de sabbat.
De gemeente van Christus weet op de dag na de sabbat zich geroepen in
de lichtkring van de naam Jezus - het ‘nieuwe’ van het Nieuwe Testament. De WARC-stelling fundeert het deelhebben van de kerk aan de
belofte aan Israël gegeven in haar geloof in Jezus Christus, die ‘de
Messias van Israël’ is.
De kerk heeft opnieuw ontdekt dat Jezus een geboren Jood is. Jezus
zou met zijn moeder Maria (Mirjam) naar Auschwitz zijn gevoerd. Wat
betekent het Jood-zijn van Jezus voor de kerk? Met een woord van
Samuël Gerssen: 'Dat Jezus uit een joodse moeder geboren werd is niet
een toevallige omstandigheid, laat staan dat men dat als iets gênants
zou mogen beschouwen. Het is veeleer het hart van de bijbelse
boodschap, dat Hij midden in de geschiedenis van Israël staat en dat
Hij een eeuwige verbintenis met dit volk heeft aangegaan.' 11
In dit verband halen we een vergeten titel van Jezus naar voren:
'Dienaar van de besnijdenis', Diaken van het Joodse volk (Rom.
15:8).12 Jezus bevestigt en bezegelt de beloften aan Israël gegeven.
En zó - in zijn dienst aan Israel - is Jezus de redder der wereld.
Dit houdt in:
- Israël is 'formele' christologie. Alles wat van Jezus wordt
uitgesproken, is in de Schriften van Israël gezegd. Denken we
bijvoorbeeld aan de naam 'Zoon van God'. De Eeuwige zegt van zijn
volk: 'Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël' (Ex. 4:22).
- Jezus is de Jood in de kerk, desnoods als enige. Maar in elke
generatie, ook de onze, zijn er de Joodse volgelingen van Jezus.
De Israël-zondag is een zondag in de buurt van het Loofhuttenfeest.
Wat bedoelt de WARC-stelling met de zinsnede ‘dat de kerk deel heeft
aan de belofte aan Israël gegeven’?
De betekenis van het werkwoord 'delen' wil afgelezen worden aan de
metafoor die Paulus waagt over de wilde olijf, die mee-deelt in het
sap van de wortel van de tamme olijf (Rom. 11:17). Deze vergelijking
van tamme en wilde olijf is gericht op de praktijk: Jeruzalem, de
moedergemeente, draagt de gemeenten uit de heidenvolken - en niet
omgekeerd (Rom. 15:25vv.). Tegelijkertijd ziet Paulus de
moedergemeente in het licht van de ‘rest’, geheiligd met het oog op
'geheel Israël'. En geheel Israël zal behouden zijn wanneer de
volheid van de heidenen als pelgrim Jeruzalem zal zijn
binnengetrokken.
De kerk uit de volken deelt dus in de intimiteit van het verbond
tussen de Eeuwige en Israël. Paulus vreest echter dat de heidenen op
den duur hun plaats niet meer zullen kennen en Israël zullen
verdringen. Dit ‘delen’ kan dan ook enkel geschieden op basis van de
attitude van de vreze des Heren als tegenweer tegen heidense hoogmoed
(Rom. 11:20).
Het is allereerst in de eredienst dat dit delen gestalte aanneemt. De
kerk deelt ook in de tijd zoals aan Israël toevertrouwd. Omstreeks de
tijd dat de Israël-zondag valt, viert het Joodse volk de grote
feesten van het najaar, waaronder Soekkot, Loofhuttenfeest. Het delen
in Israëls verwachting betekent een herkennen van de weg door de
woestijn en van het wonen in de tent. Het laatste bijbelboek biedt
een uitvoerige orde van dienst op de wijze van het loofhuttenfeest.
11
S. Gerssen, Grensverkeer tussen Kerk en Israël, ‘s-Gravenhage 1986, p. 200v.
WARC-stelling 4 stelt dat Jezus Christus de dienaar van allen is geworden. Dat is
Hij geworden als dienaar van Israël. Zie in deze bundel, p…
12
6
De Israël-zondag valt aan het begin van de herfst wanneer we op weg
gaan naar de drie grote feesten van de kerk, Kerstfeest om te
beginnen.
Vanaf Simchat Thora, het feest van de Vreugde om de Thora, herneemt
de synagoge de lezing van Genesis, het boek van 'de wording van
Israël temidden van de volkeren'13. Deze lezing biedt de kerk een
bijbelse opmaat naar het feest van Christus' geboorte, op de wijze
zoals Matteüs inzet met de ‘wording van Jezus temidden van Israël’.
Dat is wel nodig, omdat ons Kerstfeest van heidense huize is. Wij
komen in Noord-Europa de lange winternacht niet door zonder een feest
van licht. Schuurman wees er op dat de kerk niet bestand is tegen
heidense druk. Dat gold in de eerste eeuwen in het Romeinse Rijk. Ten
aanzien van de Germaanse wereld gold dit in nog veel sterker mate. De
Germaanse cultuur heeft een eigen stempel op het Europese christendom
gezet.14 Van Ruler noemt het ‘een zeer milde kant’ aan de
katholiciteit van de kerk dat zij ten volle ingaat in alle momenten
van het leven, dat zij de kleur van haar omgeving aanneemt.15
Uitgaande van Jeruzalem, de moedergemeente, spreekt de Geest in alle
talen. Zo draagt in de Heliand Christus een Saksisch gewaad.16 We
spreken niet voor niets van de Protestantse Kerk in Nederland.
Hoe ver gaat de aanpassing? De viering van de geboorte van Christus
doet in Noord-Europa wel heel sterk denken aan het oude Joelfeest.
Vandaar de heilzame correctie van de liturgie: vanaf Israël-zondag op
weg naar Kerstfeest in het licht van het boek Genesis.
De Israël-zondag is ooit 'vast'gelegd op de eerste zondag in oktober.
Waarom veranderde al na een jaar de aan de kalender van de synagoge
gerelateerde datum van de Israël-zondag in een vaste datum? Blijkbaar
wil de heiden-christelijke kerk vastheid op haar kalender. Kerstfeest
is voorbeeld van zo’n vaste dag op de zonne-kalender. Het is om
verschillende redenen elk jaar weer lastig op de Loeach, de Joodse
maan-kalender, te moeten kijken wanneer Grote Verzoendag valt. Het is
uitgerekend dit ‘lastige’ dat de wereldkerk verbindt met Jeruzalem.
Befaamd is in dit verband de kwestie van de al of niet vaste
paasdatum.
De Israël-zondag markeert het begin van het nieuwe kerkelijke jaar.
Er is veel voor te zeggen de Israël-zondag te beschouwen als begin
van het kerkelijke jaar, als sleutel tot dat jaar. De vier
adventsweken als opmaat naar het Kerstfeest zouden we een flink eind
naar voren kunnen halen.
Voor de 'goede verstaander' begint in de kerk een nieuwe jaarkring,
evenals voor Israël, met de zevende maand, rond september dus. Tussen
zomer en herfst valt de voelbare cesuur in het jaar. De eerste maand
in de lente is nieuwjaar voor Israël. De zevende maand in de herfst wanneer Pasen een half jaar achter ons maar tegelijk een half jaar
vóór ons ligt - is nieuwjaar voor de schepping: de wereld staat aan
haar begin.
13
F.H. Breukelman, Bijbelse theologie, Deel I,2, De theologie van het boek Genesis,
Kampen 1992.
14
Zie bij H. Berkhof, De katholiciteit der kerk, Nijkerk 1962, p. 78. Zie ook mijn:
Zwijgen bij volle maan, Veluwse verkenning van Edda, Evangelie en Thora, Zoetermeer,
derde druk 2005, p. 87-120.
15 A.A. van Ruler, Ik geloof,
De Twaalf Artikelen van het geloof in morgenwijdingen,
Nijkerk 1968, p. 140. Uitvoeriger in: A.A. van Ruler, Theologie van het apostolaat,
Nijkerk z.j., p. 28-34.
16
Heliand, Een Christusgedicht uit de vroege middeleeuwen, Uit het Oudsaksisch
vertaald, geannoteerd en ingeleid door Jaap van Vredendaal, aangevuld met de
fragmenten van de Oudsaksische Genesis vertaald door Redbad Veenbaas, met medewerking
van Willem van der Meiden, Amsterdam 2006.
7
De Israël-zondag staat voor de liturgische vertaling van de
pelgrimage van de volken naar Jeruzalem.
De kerk is geroepen als voorhoede van een nieuwe gemeenschap uit
Israël en de volkeren op weg te gaan naar Jeruzalem. Op de eerste dag
van het loofhuttenfeest roept de synagoge met de woorden van Zacharja
14 de volken op als pelgrim mee op te trekken naar Jeruzalem, om ter
plekke de ene Naam te eren en het feest van de loofhutten te
vieren.17 De viering van de Israël-zondag betekent gehoor geven aan
dit profetisch appèl.
En nu – anno 2007?
Op 12 december 2002 bespraken de drie Samen op Weg-kerken het rapport
‘Keuzes zichtbaar maken’, een reorganisatie-voorstel voor de
landelijke dienstenorganisatie. Een amendement met als strekking de
herkenbare en duurzame presentie van het gesprek met Israël in de
nieuwe organisatie, kreeg niet meer dan een kwart van de stemmen. De
aanvaarding van dit rapport valt te duiden als een breuk met vijftig
jaar Kerk en Israël. De gevolgde redenering dat vanwege noodzakelijke
bezuinigingen een ieder moet inleveren, en dus ook Kerk en Israël,
betekent feitelijk een loslaten van het uitgangspunt van de kerkorde
van 1951. Israël valt nu juist niet onder algemene categorieën, maar
is vanwege zijn verkiezing de markante uitzondering.
We sluiten evenwel niet af met een verdrietige klaagzang maar met een
loflied in verwachting. In Nederland zijn wij gezegend met
eredienstvaardige voortrekkers die ‘het delen in de aan Israël
geschonken verwachting’ liturgisch in het oog hadden soms lang
voordat theologen deze relatie dogmatisch zagen zitten.
Zo schetst in een lezing uit 1959 Willem Barnard de liturgische
contouren van het Jeruzalems-katholieke karakter van de kerk.18 In de
loop van de kerkgeschiedenis zijn er twee brandpunten: synagoge en
kerk. Wat de protestantse gestalte van die kerk betreft, geestelijk
gesproken ligt Geneve tussen Jeruzalem en Rome. Is dit midden tussen
beide brandpunten te handhaven of dreigt het protestantisme zelf weer
een nieuw centrum te worden? Vanuit het protestantse standpunt, dat
in de ogen van Barnard meer een ‘springpunt’ is, kan nu gezegd
worden:
- Het is de last der Joden om de Schriften te hoeden in de tale
Kanaäns.
- Het is de taak van Rome om de apostolische traditie hoog te houden.
- Het is de taak en de last van de protestanten om heen en weer
tussen Jeruzalem en Rome postiljonsdienst te bewijzen. Tussen het
Hebreeuws van de Schriften en het Latijn19 van de kerk klinkt de
spreektaal, naar analogie van de drie talen op het kruis van Jezus.
In de spreektaal, de taal voor de oecumene, de gehele bewoonde
wereld, wil de lof aan God worden verkondigd, wanneer Hebreeuws en
Latijn ‘tot rust’ zijn gekomen. Jeruzalem wordt uitgestrooid over
heel de aarde. Dat is de diaspora, het zaad van het goede woord Gods
vanuit Jeruzalem gestrooid in de akker der wereld. ‘Wij kunnen met de
Schriften niet omgaan zonder met de synagoge om te gaan, zonder
Hebreeuws en talmudische wijsheid’. Dat is de grootheid van het
calvinisme geweest: de Psalmen werden niet nieuw-testamentisch
bewerkt en in ons land ontvingen we de hebraiserende Statenbijbel.
17
Zie uitvoeriger: D. Monshouwer / H. Vreekamp, Zacharja – Een profeet om te gedenken,
Van Loofhutten naar Pasen, Zoetermeer 1994.
18
W. Barnard, Binnen de tijd, Het zinsverband der liturgie, Haarlem / Hilversum z.j.,
p. 11-15.
19
Kennis van zowel het Hebreeuws als het Latijn behoort dus tot het basispakket van de
theologische opleiding.
8
Rome is dan het tweede brandpunt, een uitzaaiing in de tijd, door de
geslachten heen.
De protestant is van huis uit dus een gedreven postiljon, altijd in
beweging zodat de katholiciteit zich niet ergens op aarde kan
vastzetten20 in een vermeend geografisch centrum. Met Barnard kunnen
we de identiteit van onze Protestantse Kerk in Nederland optimaal
omschrijven in het profiel van de postiljon die onafgebroken heen en
weer trekt tussen Jeruzalem en Rome. Altijd onderweg is de protestant
om de Jeruzalemse katholiciteit naar de vier windstreken open te
houden.
-----------Dr H. Vreekamp (geb. 1943) is theoloog en publicist. Was vanaf 1971
hervormd predikant in twee Veluwse gemeenten, Oosterwolde en Epe.
Werkte sinds 1984 als predikant voor Kerk en Israël. Ontdekte de
afgelopen jaren zijn (Noord-Europese) heidense wortels.
20
Beker en Hasselaar verwijzen in ‘De katholieke kerk en haar eenheid’ naar de door
J.H. Gunning Jr. zo genoemde katholieke ‘nesteling’ van de kerk in ruimte en tijd als
een typisch kerkelijke zonde. Zie: E.J. Beker / J.M. Hasselaar, Wegen en kruispunten
in de dogmatiek, Deel 5, Kampen 1990, p. 118.
9
Download