Wie de theologie van Caputo wil begrijpen, komt niet om

advertisement
John D. Caputo - Een zwakke theologie van de gebeurtenis
Door Rick Benjamins
John D. Caputo (geb. 1940) is een Amerikaanse godsdienstfilosoof, die zich in
het spoor van de Franse filosoof Jacques Derrida vooral bezig hield met
fenomenologie, hermeneutiek en deconstructie. Tamelijk recent is hij voluit over
theologie gaan schrijven. “Ik beken dat ik een zwak heb voor de theologie”, zo
begint The Weakness of God. A Theology of the Event (2006). In 2007 schreef
hij What would Jesus deconstruct. Caputo bepleit een zwakke theologie, waarin
God niet is, maar roept. Een theologie waarin de naam van God staat voor een
gebeurtenis. Dat lijkt reden genoeg om hem te presenteren in de Nederlandse
context, waarin al evenzeer wordt gesproken over het bestaan van God of zijn
gebeuren.
Wie de theologie van Caputo wil begrijpen, komt niet om Derrida heen. Dat klinkt
niet gunstig, want met zijn naam zijn ingewikkelde zaken verbonden als
‘deconstructie’, ‘differantie’ en‘disseminatie’. Toch valt ook nog wel een beetje
eenvoudig uit te leggen, wat Caputo zoekt bij Derrida.
Derrida legde graag tegenstrijdigheden bloot, bijvoorbeeld rond vergeving,
gastvrijheid, de gave en rechtvaardigheid. Dat blijken namelijk onmogelijke
zaken te zijn, die niet kúnnen bestaan. Vergeving, bijvoorbeeld, is pas echt
vergeving als het onvergeeflijke wordt vergeven, maar dat kán niet vergeven
worden, precies omdat het onvergeeflijk is. Gastvrijheid is alleen daar, waar
onwelkome mensen welkom worden geheten, maar die zíjn juist niet welkom.
Een gift moet een vrije gave zijn, die zich onttrekt aan de ruilhandel van de
economie. Maar wie geeft, krijgt iets terug – een bedankje bijvoorbeeld; logisch
toch? – of verwácht zelfs iets terug, waardoor er met de vrije gave toch weer een
handeltje ontstaat. De vrije gave is dus eigenlijk onmogelijk, net zoals
gastvrijheid of vergeving, want wat deze dingen mogelijk maakt, maakt het
tegelijkertijd onmogelijk dat ze echt intreden. Zo is het ook met
rechtvaardigheid. Wie rechtvaardig wil handelen, moet volgens een wet handelen
om willekeur te vermijden, maar kan dan geen recht meer doen aan het unieke
en specifieke van dit geval.
Derrida kreeg door dit soort beweringen natuurlijk het verwijt dat hij een
nihilist was, of het niet serieus meende. Caputo heeft echter altijd verdedigd, dat
er een diepe en zelfs religieuze ernst in Derrida’s gedachten zat. Derrida
verlangde namelijk naar ‘het onmogelijke’, naar een gave boven de economie,
naar rechtvaardigheid boven de wet, naar gastvrijheid boven eigenaarschap en
naar vergeving boven afbetaling. Derrida’s filosofie bestond uit tranen en
gebeden om het onmogelijke. Het is misschien de vraag of deze lezing klopt, of
dat ze door andere lezingen wordt weersproken, maar het is déze lezing die
Caputo aanzet tot zijn zogenaamde ‘zwakke theologie van de gebeurtenis’.
God is de naam van een gebeurtenis, aldus Caputo. De naam van God
gebruiken, betekent dan ook zoveel als het oproepen van een gebeurtenis. Met
Gods naam wordt dus geen transcendente macht beschreven of een wezen
aangeduid, maar iets teweeggebracht. De betekenis van Gods naam is gelegen in
datgene, wat er door die naam wordt opgeroepen, wat er met die naam wordt
beloofd, waarnaar met die naam wordt verzucht en om wat er in die naam wordt
gebeden. Het is wel duidelijk dat Caputo op deze manier niet analytisch te werk
gaat, of metafysisch, maar evocatief. In de naam van God verlangen wij naar
een gebeurtenis, namelijk naar het koninkrijk van God, want dat is in de taal van
het Nieuwe Testament precies de gebeurtenis waar de naam van God voor staat,
en die gebeurtenis staat haaks op de wereld, die zich inspant om de intrede
daarvan te voorkomen. Met God bedoelen we die gebeurtenis waar het koninkrijk
van God voor staat, en dat is een gebeurtenis waarnaar we verlangen, zonder
dat we een exact idee hebben waarnaar we verlangen, maar waarvan we hopen,
bidden, willen en verzuchten dat het nu komt. De naam van God bevat een
gebeurtenis, en we moeten de naam van God deconstrueren, om daaruit de
gebeurtenis te voorschijn te laten komen waarop we in die naam hopen.
Deze theologie van de gebeurtenis is volgens Caputo een zwakke
theologie. Die term is niet helemaal nieuw. De postmoderne filosoof Gianni
Vattimo sprak daar al over en Caputo verwijst ook naar Walter Benjamin, die in
zijn denken over de geschiedenis gewaagde van een zwakke messiaanse kracht.
In de theologie is God wel vaak op een sterke manier beschreven als de macht
van het zijn, of als een eerste oorzaak, en daarmee, zegt Caputo zo ongeveer,
als de accu die nodig is om het licht in de wereld aan te houden. ‘Maar die
stekker trek ik eruit’. God is niet op die manier de krachtbron van alles wat
bestaat. De macht van God bestaat erin, dat hij ons roept, vraagt en belooft,
maar dat is een uitgesproken zwakke macht, die de schepping niet verklaart, de
gevestigde macht niet legitimeert en geen vijanden verzengt. God is zwak
daardoor, dat hij niet is, maar roept. “Ik zie deze wereld zo, dat ze wordt
aangesproken door een roep, niet voortgebracht door een oorzaak, als een
aangesprokene, niet als een gevolg, en ik zie God als een roep, niet een oorzaak,
als een weldaad, niet als een soevereine macht”.
Hoewel Caputo op deze manier met een zwakke theologie over God wil
spreken, zegt hij toch dat God regeert en het koninkrijk heerst, doordat het een
beroep op ons doet. Hij neemt dat beroep ook serieus. Wij worden geroepen tot
het onmogelijke van vergeving, gastvrijheid, gave en rechtvaardigheid. We
verlangen naar die dingen en bidden er ook om, maar tegelijkertijd geldt dat wij
daartoe geroepen worden. Gods macht is gelegen in die roep, waaraan we
gehoor kunnen geven, maar die we ook kunnen weerstaan. Als wij ons geroepen
weten, leven wij ‘under the call’. Op die manier wordt God namelijk geen woord
voor alles waarnaar wij verlangen of waarop wij hopen, maar een woord voor
alles wat naar ons verlangt en wat ons oproept. Natuurlijk komt dan de vraag op,
of we het in deze roep wel werkelijk met God van doen hebben, of veleer met
een verborgen macht in ons innerlijk, of met het geweten, of met een kosmische
geest of met nog iets anders. ‘Maar hoe zou ik dat moeten weten?’ vraagt
Caputo. ‘Ben ik aangesteld om dit debat te beslissen?’ Er is geen verdediging
mogelijk en geen nadere bepaling van de afzender van deze roep. Ik ben
geplaatst ‘under the call’ en als ik toch probeer de roep te verifiëren, mij van zijn
afzender en betrouwbaarheid te vergewissen, plaats ik mij boven de roep en
maak ik mij daarvan meester. In dat geval betrek ik de zwakke macht van God
alsnog in het betoog van een sterke theologie, die denkt in termen van macht,
oorzaak en werkelijkheid, maar niet in termen van een roep uit de verte om het
onmogelijke, waaronder ik gehoorzaam ben of niet.
Bij een sterke theologie hoort een God met macht, voor wie zelfs
onmogelijkheden tot de mogelijkheid behoren. Dat bepleit Caputo beslist niet.
Zijn zwakke theologie doet het met een roep om het onmogelijke, zodat wij
zullen bidden om gastvrijheid en gave, vergeving en rechtvaardigheid. De
gerichtheid daarop betekent dan ook, dat wij onder kritiek zullen stellen, of
deconstrueren, wat daarvan nú wordt gemaakt met behulp van wetten, in de
ruilhandel van de economie, waarin we berekenen waartoe we verplicht zijn en
daarbovenuit niets verwachten. Bij de zwakke theologie hoort geen logica, aldus
Caputo, want de logica regeert alle dingen in de wereld met een streng regime,
maar bij God en het koninkrijk hoort een poëtica, die oproept en in beweging zet.
Deze poëtica spreekt de logica van deze wereld tegen omdat ze nu juist het
onmogelijke wil. Niet iets onmogelijks, maar het onmogelijke van
rechtvaardigheid boven de wet, gastvrijheid boven eigenaarschap en vergeving
boven afrekening.
Tegen deze achtergrond van een zwakke theologie beschrijft Caputo het
koninkrijk van God, dat steeds op momenten kan gebeuren. Het koninkrijk is
geen vertoon van goddelijke macht of wonderkracht, waarmee de gang van de
natuur wordt verlegd of de geschiedenis wordt veranderd. Het is een manier van
leven met het onmogelijke, die onze gewone wereld deconstrueert, waarover
wordt verteld in verhalen uit het evangelie.
Het koninkrijk vraagt om bekering of verandering. Het zet daartoe ook aan
door zijn eigen poëtica van het onmogelijke, die begint met het wonder. Dat
wonder heeft niets te maken met de verwondering van de filosofie die het zijnde
aanschouwt, evenmin met één of andere supermacht die alles kan, maar met de
transformatie van situaties in deze wereld, waarover het evangelie vertelt
volgens een logica van het onmogelijke. Met die logica wordt ons gevraagd onze
liefde te richten op wat je onmogelijk kunt liefhebben, namelijk je vijand. Het
evangelie geeft daarmee geen principe of regel, die we altijd eender moeten
toepassen, maar een an-archische ethiek van de alteriteit, waarmee we steeds
klaar staan voor de ander en bereid kunnen zijn om op de situatie in te gaan,
zoals dat naar de maat van de liefde in die situatie wordt gevraagd.
Het koninkrijk vraagt ons om in ons heden te leven. De dag wordt ons
gegeven als een geschenk, en daardoor kunnen wij leven met het onmogelijke,
namelijk dat wij ons zorgen maken, zoals het dagelijks bestaan ons dat
onontkoombaar oplegt, maar dan zonder bezorgd te zijn, omdat ons déze dag
wordt gegeven, die dus een geschenk is, die als ongebonden tijd uit de economie
van wederkerige verplichtingen is genomen en bevrijd.
Vergeving vormt de meest opmerkelijke gave van het koninkrijk en is
zogezegd de spits van het onmogelijke. Vergeving is zoiets als zeggen, ‘het
gebeurde niet, vergeet het’. Maar zou het voorval daadwerkelijk vergeten
worden, verdween ook de vergeving, die dan nergens meer voor nodig was.
Vergeving is dus zeggen, ‘vergeet het’, en toch scherp weten dat iets
onherroepelijks gebeurde. Wie vergeeft, ziet af van iedere claim, die hij uit het
verleden tegen iemand kan laten gelden. Wie vergeven wordt, geeft iedere claim
op zijn eigen verdediging weg. Zo maakt vergeving ons los van onze huidige
staat van zijn en opent het ons voor de gebeurtenis. Door de vergeving worden
wij bevrijd van het verleden en daardoor krijgen wij de tijd van de dag als een
geschenk gegeven. Op die manier wordt in het koninkrijk elke economie
doorbroken ten gunste van de gave, de rechtvaardigheid, de gastvrijheid en de
vergeving.
Het koninkrijk is daarmee de gebeurtenis van het onmogelijke. De
gebeurtenis van liefde voor wie je niet kunt liefhebben; van zorgen maken
zonder bezorgd te zijn; van vergeten wat scherp in herinnering blijft. Die
gebeurtenis wordt aangeduid met de naam van God, die beloften, verzuchtingen,
gebeden en tranen oproept en ons daarin roept. Maar evenwel: als wij bidden
dat het koninkrijk komt, hebben wij geen zekerheid, dat wat komt in de naam
van het koninkrijk, die naam zelf ook zal dragen. Dat geeft niet. De naam bevat
een gebeurtenis, en wij zouden de naam kunnen prijsgeven ten gunste van de
gebeurtenis die daarin opgesloten ligt. Dat is, wat er ten diepste met
‘deconstructie’ wordt bedoeld, of met ‘radicale hermeneutiek’ zoals Caputo zegt.
Wij moeten de naam van God zo interpreteren, dat de naam misschien
achterblijft, maar de gebeurtenis vrijkomt die in die naam is vervat.
Download