Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs (mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, drs. M. Polderman, R.C.A. Wilcke) Uitspraaknr. 05.062 Datum: 8 januari 2006 Pedagogische aanpak van vmbo-leerling door praktijkdocent; klacht gegrond; voortgezet onderwijs. De klacht Een ouderpaar klaagt erover dat het afdelingshoofd en een praktijkdocent hun zoon pedagogisch onjuist hebben begeleid. De visie van partijen Begin 2004 heeft de zoon van het klagende echtpaar een buurman van de school, die zich dreigend opstelde, geslagen na een sneeuwbalincident. De houding van zowel een praktijkdocent als het afdelingshoofd tegenover hun zoon is sinds dat moment in ongunstige zin veranderd. De ouders hebben tegen de schorsing die volgde na het incident geen actie ondernomen, in de hoop dat daarmee alle problemen achter hen lagen. Dit bleek een illusie: hun zoon werd daarna regelmatig zonder werkelijke aanleiding bij de praktijkdocent uit de les werd gestuurd. Ook de bemiddeling door de schoolcounselor kon de relatie tussen de praktijkdocent en hun zoon niet verbeteren. De ouders vinden dat de praktijkdocent, die tevens de mentor van hun zoon was, hun zoon in die rol onvoldoende steunde en begeleiding gaf. Zij geven diverse voorbeelden. Het afdelingshoofd erkent dat de ouders éénmaal niet zijn geïnformeerd over een verwijdering van hun zoon vlak voor de centrale examens. Deze onjuiste gang van zaken is tijdens een gesprek met de ouders aan de orde geweest. Een van de conciërges heeft het sneeuwbalincident zien ontstaan. Hij is tussen de buurman van de school en de zoon gaan staan. De afdelingsleider heeft de ouders niet geadviseerd om aangifte te doen over de door de buurman van de school geuite bedreigingen. Toen bleek dat de visie van de zoon over het incident niet overeenkwam met die van de conciërge heeft de school geen derden meer gehoord. Daarvoor gaat zo'n incident te snel rondzingen; dat levert vervuilde informatie op. De conciërge is betrouwbaar en integer en had geen ander belang dan de waarheid bij het vertellen van zijn eigen visie. De school had geen reden aan die visie te twijfelen. De school tilde er zwaar aan dat de zoon had geslagen, afgezien van het feit dat de buurman erg opgewonden was. Het bijzondere aan dit incident was de betrokkenheid van iemand die niet bij de school hoort, de buurman. De school wachtte op de reactie van de ouders richting de buurman en heeft daarom zelf met hem geen contact opgenomen. De school behandelt problemen in de driehoek ouders-leerling-school. Bij het sneeuwbalincident zijn de ouders ook voor overleg op school geweest, maar de school was toen al snel niet meer on speaking terms met de ouders. De school heeft de ouders voorstellen gedaan om verandering in het gedrag van hun zoon te krijgen. Voorstellen op het vlak van nakomen, huiswerk maken, sociale vaardigheidstraining en dergelijke. De ouders vonden de voorstellen van school echter niet nodig. Hen is wel meegedeeld dat zij daarmee een oplossing van de problemen verhinderden. De taak om dit met de ouders te communiceren lag bij het afdelingshoofd. Door hem zijn wel signalen verzonden, maar deze werden door de ouders niet ontvangen. Ter oplossing van dit probleem is de school zich meer gaan richten op de zoon. Het afdelingshoofd nam overigens bij incidenten wel contact op met de ouders. Daardoor kwam het contact tussen ouders en de mentor echter niet goed tot stand. De conrector licht de communicatiestructuur binnen de school toe. Spil en eerste contact met een leerling vormt de mentor. Daarop volgt het afdelingshoofd. In uitzonderlijke situaties wordt de conrector bij het probleem betrokken. Die heeft dan een bemiddelende rol. In de situatie met de zoon is besloten om begin 2005 ook de schoolcounselor erbij te betrekken. Verder is er een klachtenregeling, een klachtencommissie en een vertrouwenspersoon. Dit staat in de schoolgids en wordt ook toegelicht op ouderavonden. De schoolcounselor heeft de zoon na het gesprek begin 2005 niet verder meer gevolgd. Daarvoor was de tijd tot de examens te kort. De docent wijst erop dat de zoon een leerling was die in toenemende mate zelf wilde bepalen of hij ging werken, ging opruimen of zijn huiswerk af zou hebben. Mogelijk heeft de docent zich hierover niet altijd even diplomatiek uitgedrukt. Met zijn aanpak wilde hij echter steeds bereiken dat de zoon zijn diploma zou halen. Hij is helaas geen acceptabel gedrag gaan vertonen. Hij werd bovendien in toenemende mate gesteund door zijn ouders wanneer hij besliste een bepaalde aanwijzing niet op te volgen. De zoon heeft meer dan genoeg aanleiding gegeven om hem voor verwijdering voor te dragen. Dat dit uiteindelijk niet is gebeurd is te danken aan de flexibele houding van de school. Hij heeft na het sneeuwbalincident de zoon bewust in beeld gehouden, maar een langere periode niet op zijn ondermijnend gedrag gereageerd. De zoon maakte zijn eigen regels, had boeken niet bij zich en zijn huiswerk was niet af. De strenge aanpak bleek geen oplossing te zijn. De docent heeft ook een andere pedagogische aanpak geprobeerd, die bij de zoon echter evenmin leidde tot ander gedrag. Hij heeft met de zoon regelmatig over diens gedrag gesproken. In die gesprekken toonde de zoon zich coöperatief en was hij tot meewerken aan een oplossing bereid. In de praktijk kwam daar echter niets van terecht. De laatste twee weken voor de examens bleef de zoon thuis. De docent heeft toen nog wel aangeboden om hem les te geven maar hij heeft dit de ouders niet meer laten weten. Ter wille van het behalen van zijn examen heeft de school veel meer van hem geaccepteerd dan van andere leerlingen. Er bestaat een dik dossier van incidenten dat de school bewust niet heeft meegestuurd bij het verweerschrift. Dit zou de kwestie alleen maar bemoeilijken. Duidelijk was wel dat de zoon tegen het einde van het schooljaar niet meer was te handhaven. De docent was tevens mentor van de zoon. De school heeft wel overwogen dit te veranderen maar stuitte daarbij op organisatorische problemen. Immers ook de collega-mentor stelde eisen naar werkhouding en dergelijke. Ook deze mentor, die als docent de zoon kende, ervoer met de zoon problemen. Overwegingen van de Commissie De ouders maken het verwijt dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar het sneeuwbalincident waarbij de zoon betrokken was. Het afdelingshoofd heeft zowel de conciërge als de zoon over het incident gehoord. Toen de visies van hen beiden niet met elkaar in overeenstemming waren, is echter niet besloten tot het houden van een nader onderzoek. Het feit dat de ouders daags na het incident besloten tot het doen van aangifte bij de politie illustreert dat zij de kwestie als een serieus probleem ervoeren. Dit vormde voor de school geen aanleiding om meer begeleidend te gaan handelen door bijvoorbeeld samen met de ouders en hun zoon contact met de buurman van de school te zoeken. De Commissie is van oordeel dat de school in deze kwestie een minder afwachtende houding had behoren aan te nemen. Het afdelingshoofd behoorde de problemen met de zoon te overzien en had met zijn mentor een doeltreffend plan van aanpak moeten ontwikkelen met de leerling en zijn ouders. Toen bleek dat de ouders de voorstellen van de school afwezen, plaatste dit het afdelingshoofd voor een voldongen feit. De schoolcounselor is wel kort bij de kwestie betrokken geweest, maar heeft in proactieve zin de zaak niet meer gevolgd, anders dan dat de zoon bij hem kon aankloppen. Vervolgens is er na het overleg van begin 2005 niet hernieuwd ingezet op de relatie met de ouders, maar op verandering van gedrag bij de zoon. De Commissie vindt dit niet de meest voor de hand liggende keuze. Van de school en in dit geval de coördinator had op dat moment verwacht mogen worden dat die de communicatie met de ouders weer op gang zou brengen. Door het afdelingshoofd zijn nadien weliswaar signalen aan de ouders afgegeven, maar deze bleken veelal gericht op het formaliseren van sancties tegen de zoon. De school stelt tolerant te zijn geweest door de zoon niet te verwijderen en hem een uitzonderingspositie te verlenen. Dit leidde in de praktijk echter niet tot wezenlijk ander gedrag van de school, gezien de regelmaat van de verwijderingen en schorsingen. In algemene zin constateert de Commissie dat de school kansen heeft laten liggen om op alternatieve wijze de problemen van de zoon op te lossen en begrip te krijgen bij de ouders over de door de school beoogde aanpak. Daarbij had gedacht kunnen worden aan weekbrieven, time out beleid of het inschakelen van een externe counselor. Zelfs toen de zoon door zijn ouders werd thuisgehouden, heeft de school geen contact opgenomen. De Commissie is van oordeel dat de school in de communicatie met de ouders over het pedagogisch handelingsrepertoire een actievere houding had moeten innemen en vindt de klacht wat dat betreft gegrond. De functie van de heer A. bleek in de voorliggende kwestie niet eenvoudig. In zijn rol als docent stond hij terecht op een stipte naleving van de (veiligheids)regels in zijn praktijklokaal. Via de strenge pedagogische aanpak probeerde hij bij de zoon een gedragsverandering te verkrijgen. Dit bleef echter zonder resultaat. De docent heeft ook op andere wijze aan die gedragsverandering gewerkt. Daarbij sprak hij de zoon individueel en apart toe, hetgeen evenmin bevredigend resultaat opleverde. De Commissie is van oordeel dat de functie van docent zich in deze kwestie niet goed liet combineren met die van mentor en begeleider van de zoon. De stipte en strenge houding van docent botste met het karakter van de zoon. Dit beperkte de mogelijkheden van de docent om in zijn hoedanigheid van mentor de zoon nog effectief te kunnen begeleiden. De Commissie vindt de strikte toepassing van de regels door de docent tijdens de praktijklessen een juist uitgangspunt. Zij is er echter niet van overtuigd geraakt dat de docent ook andere pedagogische instrumenten heeft toegepast die nadrukkelijk afweken van zijn in oorsprong strikte houding. Ondanks het begrip van de Commissie voor de lastige positie van de docent, gezien de combinatie van de (strenge) docent en de vertrouwensfunctie van de mentor, is de begeleiding onvoldoende geweest en acht de Commissie de klacht over hem gegrond. Het oordeel van de Commissie De klacht is gegrond. Aanbevelingen van de Commissie De Commissie beveelt het schoolbestuur aan: • • de ouders meer te betrekken bij de keuzes van de school in de pedagogische aanpak van de leerlingen; een meer proactieve houding in te nemen bij de behandeling van problemen in en om school.