UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT FARMACEUTISCHE WETENSCHAPPEN Vakgroep Bioanalyse Laboratorium voor Toxicologie Academiejaar 2014-2015 OPTIMALISATIE VAN EEN METHODE VOOR TDM VAN Β-LACTAM ANTIBIOTICA Cyrielle VAN WEEHAEGHE 1e master in de geneesmiddelontwikkeling Promotor Prof. Dr. C. Stove Commissarissen Dr. D. Borrey Dr. P. Colin UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT FARMACEUTISCHE WETENSCHAPPEN Vakgroep Bioanalyse Laboratorium voor Toxicologie Academiejaar 2014-2015 OPTIMALISATIE VAN EEN METHODE VOOR TDM VAN Β-LACTAM ANTIBIOTICA Cyrielle VAN WEEHAEGHE 1e master in de geneesmiddelontwikkeling Promotor Prof. Dr. C. Stove Commissarissen Dr. D. Borrey Dr. P. Colin Auteursrecht “De auteur en de promotor geven de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van de resultaten uit deze masterproef.” Samenvatting In deze masterproef wordt een methode beschreven voor de kwantificatie van vijf βlactam antibiotica (meropenem, ceftazidim, cetriaxon, piperacilline en flucloxacilline) in plasma of serum. Deze antibiotica worden toegediend aan patiënten met een sepsis op de afdeling intensieve zorgen. Aangezien de concentratie van dit soort geneesmiddelen sterk varieert bij ernstig zieke patiënten, is een individuele antibioticumtherapie noodzakelijk. De onderstaande analyse is gevalideerd en kan in de toekomst gebruikt worden om na te gaan of de toegediende dosis voldoende therapeutisch effect zal hebben bij een patiënt. Het is noodzakelijk dat deze analyse goed aansluit bij testen die reeds uitgevoerd worden in het AZ Sint-Jan te Brugge, opdat dit onderzoek in routine uitgevoerd zou kunnen worden. De staalvoorbereiding voor deze methode bestaat uit een eenvoudige methanol precipitatie. De scheiding gebeurt met behulp van hoge druk vloeistofchromatografie met gradiëntelutie. De kolom die hiervoor gebruikt wordt is een Nucleodur® RP C18 Pyramid kolom (150 × 4,6 mm, 5 µm) en de mobiele fase bestaat uit een mengsel van fosfaatbuffer pH 3 en acetonitrile. Als interne standaard wordt gebruik gemaakt van cefoperazone. De golflengte waarbij het chromatogram wordt opgenomen is 300 nanometer voor meropenem, 240 nanometer voor piperacilline en flucloxacilline en 290 nanometer voor ceftazidim en ceftriaxon. Ook de bewaarcondities van de vijf antibiotica worden bepaald. Meropenem en flucloxacilline breken binnen de vijf uur af, wanneer ze bewaard worden bij kamertemperatuur, de andere onderzochte antibiotica zijn stabieler. Licht heeft geen invloed op de stabiliteit van de β-lactam antibiotica. Dankwoord In de eerste plaats zou ik graag Prof. Dr. C. Stove willen bedanken voor de kans mijn masterproef uit te voeren in het AZ Sint-Jan. Op deze manier heb ik kunnen kennismaken met het werk in een klinisch laboratorium. Verder wil ik hem ook bedanken voor het opvolgen van deze masterproef. Dr. D. Borrey wil ik bedanken voor de eindeloze steun en raad bij het uitvoeren van de proeven en het opstellen van de thesis. Ik wil haar ook graag bedanken voor de tijd die ze besteedde aan het verbeteren van mijn masterproef. Graag zou ik ook de laboranten bedanken die steeds klaar stonden om te helpen. Tot slot wil ik mijn ouders, zus en vriend bedanken om te geloven in mij, en mij te steunen wanneer het wat moeilijker ging. Inhoudstabel 1. INLEIDING ..................................................................................................................................... 1 1.1. THERAPEUTISCHE DRUGMONITORING VAN BETA-LACTAM ANTIBIOTICA .................. 1 1.2. SEPSIS EN SEPTISCHE SHOCK .............................................................................................. 2 1.2.1 Algemeen en epidemiologie .......................................................................................... 2 1.2.2 Definities ........................................................................................................................... 2 1.2.3 Pathogenese (zie figuur 1.1) .......................................................................................... 2 1.2.4 Diagnose ............................................................................................................................ 3 1.2.5 Behandeling ...................................................................................................................... 4 1.3. ANTIBIOTICA ......................................................................................................................... 5 1.3.1 Werking ............................................................................................................................. 5 1.3.2 Resistentie ........................................................................................................................ 6 1.3.3 Bijwerkingen .................................................................................................................... 6 1.4. Β-LACTAM ANTIBIOTICA ...................................................................................................... 7 1.4.1 Meropenem (zie figuur 1.3) ........................................................................................... 8 1.4.2 Ceftazidim en Ceftriaxon (zie figuur 1.4 en 1.5) ........................................................ 9 1.4.3 Piperacilline en flucloxacilline (zie figuur 1.6 en 1.7) ........................................... 10 1.5. ANALYSE VAN DE BETA-LACTAM ANTIBIOTICA ............................................................. 11 1.5.1 Staalvoorbereiding ........................................................................................................ 11 1.5.2 Chromatografie .............................................................................................................. 12 1.5.3 Interne Standaard ......................................................................................................... 13 2. OBJECTIEVEN .............................................................................................................................. 14 3. MATERIAAL EN METHODEN .................................................................................................... 15 3.1. TOESTELLEN (tabel 3.1) ..................................................................................................... 15 3.2. PRODUCTEN EN REAGENTIA (tabel 3.2)........................................................................... 16 3.3. METHODEN .......................................................................................................................... 16 3.3.1 Analyse en kwantificatie van de β-lactam antibiotica met behulp van HPLC.... 16 3.3.2 Bereiding van de stock- en werkoplossingen voor de kalibratie en de interne standaard .................................................................................................................................... 17 3.3.3 Bereiding van de stock- en werkoplossingen voor de controle ........................... 19 3.3.4 Extractie van de standaarden en kwaliteitscontroles ............................................ 19 3.3.5 Validatie van de analyse van de β-lactam antibiotica ............................................ 19 4. RESULTATEN .............................................................................................................................. 22 4.1. VALIDATIE VAN DE METHODE .......................................................................................... 22 4.1.1 Herhaalbaarheid ............................................................................................................ 22 4.1.2 Reproduceerbaarheid .................................................................................................. 22 4.1.3 De juistheid ..................................................................................................................... 23 4.1.4 Lineariteit ....................................................................................................................... 24 4.1.5 LLOQ ................................................................................................................................. 25 4.1.6 De bewaarcondities van de stalen.............................................................................. 27 4.1.7 De analytische specificiteit .......................................................................................... 33 4.1.8 Besluit validatie ............................................................................................................. 35 4.2. ANALYSE VAN PATIËNTSTAAL .......................................................................................... 35 5. DISCUSSIE .................................................................................................................................... 40 6. CONCLUSIE .................................................................................................................................. 42 7. LITERATUURLIJST ..................................................................................................................... 43 Gebruikte afkortingen C: Concentratie CAP: Community acquired pneumonia DAD: Diode array detector ESI: Electrospray ionisatie HPLC: High performance/pressure liquid chromatography IM: Intramusculair IV: Intraveneus LOD: Limit of detection LLOQ: Lower limit of quantification MCDA: Monochoriaal Diamniotisch MIC: Minimaal inhiberende concentratie MS: Massaspectrometrie MSMS: Tandem Massaspectrometrie m/z: Massa op lading verhouding NEC: Necrotiserende Enterocolitis PCR: Polymerase Chain Reaction QC: Quality Control R2: Determinatiecoëfficiënt Rico: Richtingscoëfficiënt RP: Reversed Phase Rpm: Rotaties per minuut SD: Standaarddeviatie S/N: Signal to noise ratio T1/2: Halfwaardetijd TTTS: Twin-to-Twin-Transfusion Syndroom UV: Ultraviolet VC: Variatiecoëfficiënt VIS: Visible 1. INLEIDING 1.1. THERAPEUTISCHE DRUGMONITORING VAN BETA-LACTAM ANTIBIOTICA Therapeutische drugmonitoring is het meten van de plasmaconcentratie van een geneesmiddel. Hierbij wordt de totale plasmaspiegel van het geneesmiddel bepaald, dus naast de vrije concentratie eveneens de eiwitgebonden concentratie. De meting wordt uitgevoerd wanneer het medicijn verdeeld is over het lichaam. De concentratie in het effectororgaan moet dus in evenwicht zijn met de plasmaconcentratie. (1, 2) Er zijn een aantal voorwaarden verbonden aan therapeutische drugmonitoring. Zo moet de gemeten molecule het gewenste effect teweegbrengen, de meting van de concentratie moet nauwkeurig zijn, het farmacodynamisch effect zelf moet moeilijk te bepalen en onmiddellijk gerelateerd zijn aan de aanwezige plasmaspiegel, het effect moet stabiel zijn, er mag geen resistentie of tachyfylaxie optreden en als laatste mag de farmacodynamische variabiliteit niet te groot zijn. Therapeutische drugmonitoring wordt meestal toegepast voor medicijnen met een nauw therapeutisch interval waarvan het effect moeilijk te meten is, of bij patiënten waarbij er een vrijwel zekere variabiliteit van de plasmaspiegel is bij de normale therapeutische dosis. Dit laatste is het geval bij zwaar zieke patiënten met een sepsis wanneer ze β-lactam antibiotica toegediend krijgen. (1-4) De dosering van de β-lactam antibiotica wordt vaak gebaseerd op farmacokinetische data, verkregen via studies op gezonde vrijwilligers of niet-kritisch zieke patiënten. Deze dosissen zijn natuurlijk niet automatisch therapeutisch/niet-toxisch voor mensen met een sepsis. Bij een ernstige sepsis en septische shock is er een groter verdelingsvolume en cardiale output van de β-lactam antibiotica. Vaak wordt ook een gestegen klaring opgemerkt, alhoewel deze ook gedaald kan zijn wanneer er reeds orgaanschade aanwezig is. De veranderde klaring kan tot gevolg hebben dat de plasmaconcentratie daalt. Anderzijds kan een gedaalde proteïne binding en metabolisatie of excretie zorgen voor een hogere plasmaconcentratie. Kritisch zieke patiënten met een sepsis worden vaak behandeld met een combinatie van een βlactam antibioticum en/of een aminoglycoside. (1, 4-7) 1 1.2. SEPSIS EN SEPTISCHE SHOCK 1.2.1 Algemeen en epidemiologie Ernstige sepsis en septische shock zijn even dodelijk als een hartinfarct en een ‘transient ischemic attack’. De mortaliteit van ernstige sepsis en septische shock bedraagt ongeveer 50%. Bovendien is 2% van alle ziekenhuisopnames te wijten aan sepsis. Ongeveer 9% van de patiënten met een sepsis ontwikkelen een ernstige sepsis en 3% van deze ontwikkelen een septische shock. Factoren die zorgen voor een groter risico zijn kanker, immunodeficiëntie, chronisch orgaanfalen, iatrogene factoren en ook genetische factoren. (8, 9) 1.2.2 Definities Sepsis is een combinatie van zowel een infectie als een systemisch inflammatoir respons syndroom. De diagnose systemisch inflammatoir respons syndroom wordt gebruikt als twee of meer van volgende symptomen aanwezig zijn: hypothermie of hyperthermie, tachycardie, tachypneu en een groot aantal witte bloedcellen (>12.000/mm3) of juist een zeer klein aantal (<4.000/mm3). Het is niet noodzakelijk dat een sepsis veroorzaakt wordt door een bacterie, dit kan namelijk ook door een virus of fungi ontstaan. Hemodynamische instabiliteit is ook geen noodzakelijke parameter voor een sepsis. (8, 10-12) Ernstige sepsis wordt gedefinieerd als de aanwezigheid van een sepsis en daarnaast orgaandysfunctie. Voorbeelden van orgaandysfunctie zijn coagulopathieën, veranderde mentale status, trombocytopenie, nier- /lever- of hartstoornissen. (8, 10-12) Men spreekt van een septische shock bij sepsis gecombineerd met hypotensie. Vaak is het in de kliniek moeilijk om het verschil te maken tussen ernstige sepsis en septische shock. (8, 10-12) 1.2.3 Pathogenese (zie figuur 1.1) Verschillende pathologieën kunnen de overgang van een sepsis naar ernstige sepsis of septische shock faciliteren. Meer dan 80% van de gevallen van sepsis worden veroorzaakt door thoracale, abdominale, genito-urinaire en hematologische infecties. (9, 10) 2 Figuur 1.1: Pathogenese van sepsis (8) Bij de aanwezigheid van een infectie in het menselijk lichaam worden monocyten, macrofagen en neutrofielen geactiveerd. Deze zullen interageren met het endotheel op de plaats van de infectie. Door de activatie van de bovengenoemde cellen en de beschadiging van het endotheel, de cascade van het complement systeem en de beginnende coagulatie worden cytokines aangetrokken naar de plaats van de infectie. Naast de destructie van micro-organismen, zijn cytokines verantwoordelijk voor de inflammatiereactie. Toxines geproduceerd door micro-organismen kunnen ook aanleiding geven tot sepsis. De inflammatie zorgt voor verhoogde permeabiliteit van de bloedvatwand, trombose en micro vasculaire stoornissen. De diffuse verstoring van de endotheliale integriteit geeft aanleiding tot weefselhypoxie en orgaandysfunctie. (8, 10, 13) In het beginstadium is er vooral een verhoging aan inflammatoire stoffen, maar na verloop van tijd ontstaat een anti-inflammatoire immunosuppressieve status. Mensen met een sepsis zijn dus ook gevoeliger voor nieuwe infecties. (9, 10, 14) 1.2.4 Diagnose Het is belangrijk een sepsis zo vroeg mogelijk te diagnosticeren. Concreet betekent dit dat de infectie die de sepsis veroorzaakt zo vlug mogelijk moet herkend worden. De infectie is in sommige gevallen heel duidelijk, bijvoorbeeld bij cellulitis, toxisch shock syndroom, community acquired pneumonia (CAP). Veel ziektes zoals hyperthyroïdie, arteriosclerose en cirrose mimeren de tachycardie die ook aanwezig is bij sepsis. (9) 3 Een bloed- en urinekweek of weefselcultuur is noodzakelijk om de onderliggende oorzaak van de mogelijke sepsis te identificeren. Op deze manier is het ook mogelijk de correcte antibiotica toe te dienen. De klassieke bloed- of weefselculturen zullen in de toekomst waarschijnlijk vervangen worden door screening op tien bacteriële species die vaak voorkomen bij sepsis via polymerase chain reaction (PCR) of via de snelle detectie via een DNA-microarray. Er is reeds onderzoek uitgevoerd voor selectieve en specifieke bio merkers, maar tot nu toe zijn deze niet ontdekt. (9) Tekens van hypoperfusie zijn oligurie, mentale verwardheid, vlekjes op de huid, vertraagde capillaire refill en hyperlactatemie. Oligurie wordt meestal pas na enkele uren opgemerkt en mentale verwardheid is moeilijk in te schatten bij een overgrote meerderheid van patiënten. Scores voor orgaanfalen houden vaak geen rekening met reeds vooraf bestaande orgaanschade en er bestaan ook veel verschillende definities voor. (9) Een definitieve diagnose van septische shock kan gesteld worden wanneer een infectie klinisch schijnbaar aanwezig is en microbiologisch bevestigd wordt zonder andere acute ziekte. Septische shock is waarschijnlijk wanneer een infectie klinisch schijnbaar aanwezig is zonder dat deze microbiologisch aantoonbaar is. Wanneer een andere acute ziekte mogelijks de oorzaak is van het falen van organen en er geen microbiologisch gedocumenteerde infectie aangetoond is, is het onwaarschijnlijk dat het om een septische shock gaat. (9) 1.2.5 Behandeling Hoewel cytokines zoals TNF-alfa en interleukine-1 beschouwd worden als de veroorzakers van een inflammatie hebben zij ook positieve effecten, aangezien tijdens de infectie een inhibitie van de receptoren voor deze stoffen de genezingskans vermindert. (14) Preventie van sepsis bestaat uit het geven van vaccins en immunoglobulines, de glycemie spiegel tussen 4 mmol/l en 6 mmol/l in stand houden, risicopatiënten profylactisch antibiotica geven, preventie van iatrogene infecties en selectieve decontaminering van het spijsverteringskanaal en de orofarynx. Enterale nutritionele supplementering, vooral van Larginine, kan zorgen voor een daling van de infecties in kritisch zieke patiënten en na electieve operaties, maar kunnen ook zorgen voor een stijging van de mortaliteit. (14, 15) 4 Patiënten die gediagnosticeerd worden met een septische shock, worden onmiddellijk overgebracht naar de intensieve zorgen van een ziekenhuis. Verpleging, ogenblikkelijke controle van infectie en de hemodynamische status, ondersteuning van het immuunsysteem en de preventie van orgaanfalen is essentieel. (14-16) Snelle verwijdering van het geïnfecteerd weefsel via chirurgie en/of toediening van antibiotica is levensreddend. Rehydratie moet zo vroeg mogelijk opgestart worden samen met de monitoring van de centraal veneuze zuurstofsaturatie en de klinische symptomen. Als de hypotensie afkomstig is van een verminderde myocardiale output, kunnen eerst inotropica gebruikt worden in plaats van vasopressors. Eventueel kan het nodig zijn om de hemodynamische status te herstellen met behulp van bloedtransfusie, of zeldzamer vasodilatoren. De patiënten moeten daarnaast ook behandeld worden met zuurstof. Nadat de patiënt ontslaan is uit het ziekenhuis blijft opvolging noodzakelijk. (14, 15) 1.3. ANTIBIOTICA 1.3.1 Werking Antibiotica worden gebruikt bij bacteriële infecties. Antibiotica inhiberen specifieke cruciale processen van een bacterie. De groei van de bacterie wordt dus geremd, dit kan tijdelijk of definitief zijn. Als de groei van de bacterie definitief geïnhibeerd wordt, spreekt men van bactericide antibiotica. In het andere geval is het een bacteriostatisch antibioticum. Een bacteriostatisch middel is meestal evenwaardig aan een bactericide bij een volwaardig immuunsysteem, het immuunsysteem zal bij een bacteriostatisch antibioticum de overige bacteriën uitschakelen. Een antibioticum is slechts werkzaam boven de minimaal inhiberende concentratie (MIC). Er zijn concentratie-afhankelijke antibiotica en tijdsafhankelijke antibiotica. Bij tijdsafhankelijke antibiotica hangt de werkzaamheid af van de tijd dat de plasmaconcentratie zich boven de MIC bevindt. Het is dus beter om deze geneesmiddelen vaker te doseren. Concentratieafhankelijke antibiotica worden gekenmerkt door een postantibiotisch effect. Naargelang de hoogte van de piekconcentratie hebben deze antibiotica een langere werkingsduur. (17) 5 1.3.2 Resistentie Resistentie tegen bepaalde antibiotica kan oorspronkelijk aanwezig zijn in de bacterie, maar kan ook verworven zijn. Verworven resistentie ontstaat spontaan door een mutatie in de bacterie of door overdracht van genetisch materiaal van een resistente bacterie naar een niet-resistente bacterie. Als een antibioticum toegediend wordt in een concentratie die zich maar net boven de MIC bevindt, dan worden enkel de zeer gevoelige bacteriën gedood. Hierdoor ontstaat een meer resistente bacteriekloon. Het is dus noodzakelijk de antibiotica in voldoende hoge dosis te doseren. Resistentie ontstaat ook door het onzorgvuldig gebruik van antibiotica, bijvoorbeeld onvolledig uitnemen van de medicatie. (17-19) 1.3.3 Bijwerkingen In het menselijk lichaam bevinden zich op vele plaatsen bacteriën, bijvoorbeeld de bacteriën in de darmen, die essentieel zijn. De antibacteriële geneesmiddelen beïnvloeden ook deze bacteriën. Diarree, gist- en schimmelinfecties zijn dus frequente bijwerkingen van een antibioticatherapie. (17) 6 1.4. Β-LACTAM ANTIBIOTICA Deze groep antibiotica wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een β-lactam ring. Er bestaan verschillende subgroepen β-lactam antibiotica, de penicillines, de cefalosporines, de carbapenems en de monobactams. Deze subgroepen verschillen in hun basisstructuur, zie figuur 1.2. (17, 19, 20) Penicilline Cefalosporine Monobactam Carbapenem Figuur 1.2: Structuren van de β-lactam antibiotica (http://protein.bio.msu.ru/biokhimiya/contents/v75/full/75130303.html) β-lactam antibiotica zijn tijdsafhankelijke antibiotica, enkel de carbapenems worden gekenmerkt door een post-antibiotisch effect. Deze antibiotica zorgen ervoor dat de biosynthese van het peptidoglycaan van de bacteriën geïnhibeerd wordt. Zowel grampositieve als gramnegatieve bacteriën bevatten een laag peptidoglycanen als onderdeel van hun celwand. Deze laag zorgt ervoor dat de bacterie zijn vorm behoudt, en zorgt daarnaast ook voor stevigheid. Wanneer deze laag ontbreekt, zal de bacterie afsterven. (17) Sommige bacteriën produceren β-lactamasen. β-lactamase hydrolyseert de β-lactam ring van het antibioticum. Het antibioticum wordt dus inactief. Vaak worden deze antibiotica dus samen gegeven met een β-lactamase inhibitor. (17) Meropenem, ceftazidim, piperacilline, ceftriaxon en flucloxacilline worden in dit eindwerk bestudeerd. 7 1.4.1 Meropenem (zie figuur 1.3) 1.4.1.1. Plaatsbepaling Figuur 1.3: Structuur van meropenem (http://cenblog.org/thehaystack/2011/06/front-line-antibiotics-to-fight-e-coli/) Meropenem behoort tot de klasse van de carbapenems. Het is een breedspectrum antibioticum dat intraveneus (IV) wordt toegediend bij bacteriële infecties. Om resistentie te voorkomen is het aanbevolen meropenem enkel bij ernstige infecties te gebruiken waarbij cefalosporines of penicillines onvoldoende werkzaam zijn. Meropenem kan ook worden gebruikt bij ernstige nierfunctiestoornissen mits dosisaanpassing. (17, 21) 1.4.1.2. Interacties en bijwerkingen De carbapenems zorgen voor bijwerkingen ter hoogte van het centrale zenuwstelsel, zoals convulsies, hallucinaties, myoclonieën en verwardheid. Ze zorgen ook voor een daling van de plasmaconcentratie van het anti-epilepticum valproïnezuur en voor een verlaging van de drempel voor convulsies. Meropenem zelf veroorzaakt vaak trombocytopenie. (17) 1.4.1.3. Farmacokinetiek en dosering Meropenem dringt goed door in de meeste weefsels en in lichaamsvloeistoffen. Het geneesmiddel heeft een lage proteïne binding (2%). 70% van het geneesmiddel wordt onveranderd geëlimineerd via de nieren. De halfwaardetijd (T1/2) bedraagt ongeveer 1 uur. Meropenem dient IV te worden toegediend gedurende 15-30 minuten. (17, 20-22) 8 1.4.2 Ceftazidim en Ceftriaxon (zie figuur 1.4 en 1.5) Figuur 1.4: Structuur van ceftazidim (http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Ce ftazidime.png) Figuur 1.5: Structuur van ceftriaxon (http://de.wikipedia.org/wiki/Ceftriaxon) 1.4.2.1. Plaatsbepaling Ceftazidim en ceftriaxon zijn breedspectrum, semisynthetische antibiotica. Ze behoren tot de derde groep cefalosporines. De cefalosporines van de derde groep mogen enkel gebruikt worden bij de behandeling van ernstige infecties waarbij ziekenhuisopname noodzakelijk is. (17) 1.4.2.2. Interacties en bijwerkingen De cefalosporines kunnen mogelijks hematologische stoornissen veroorzaken, zoals hemolytische anemie, nefrotoxiciteit en eerder zeldzaam hepatische stoornissen. Ceftazidim kan neurotoxiciteit veroorzaken bij hoge plasmaconcentraties. Bij IV toediening ontstaat vaak flebitis, na intramusculaire (IM) toediening pijn en lokale infectie. Een nevenwerking van ceftriaxon is de complexvorming met calcium, ter hoogte van de galblaas, wat kan zorgen voor galblaaskolieken. (17) 1.4.2.3. Farmacokinetiek en dosering Ceftazidim wordt voornamelijk onveranderd geëxcreteerd via de nieren en heeft een lage proteïnebinding (17%). Het verspreidt zich voldoende in lichaamsvochten. De T1/2 bedraagt ongeveer 2 uur. Het kan zowel IM als IV worden toegediend. IM toediening is enkel aangewezen wanneer IV toediening ongeschikt of niet mogelijk is. Ceftazidim dient 9 intermittent, om de acht uur, te worden toegediend. Bij ernstige infecties is het mogelijk de dosis of de doseerfrequentie te verhogen. (17, 20, 23) Ceftriaxon verspreidt zich snel in het weefselvocht en heeft een lange halfwaardetijd (8 uur). De halfwaardetijd is verlengd bij patiënten met een gecombineerde lever- en nierfunctiestoornis. Het heeft een hoge proteïnebinding, die afhankelijk is van de concentratie, voor concentraties lager dan 100 µg/ml heeft ceftriaxon een proteïne binding van ongeveer 95%, voor hogere concentraties ligt de proteïnebinding merkelijk lager. Het geneesmiddel wordt gedeeltelijk onveranderd geëxcreteerd via de urine en gedeeltelijk via de feces. Ceftriaxon kan IV of IM over 30 minuten of langer worden toegediend. De dosering moet aangepast worden indien er een nierfunctiestoornis of leverfunctiestoornis aanwezig is. (17, 20) 1.4.3 Piperacilline en flucloxacilline (zie figuur 1.6 en 1.7) Figuur 1.6: Structuur van piperacilline (http://www.pharmawiki.ch/wiki/index.php ?wiki=Piperacillin&Spez=True) Figuur 1.7: Structuur van flucloxacilline (http://rissubscontchel.nazuka.net/q.php?n= 699-amoxicillin-vor-dem-essen) 1.4.3.1. Plaatsbepaling Piperacilline is een breedspectrum penicilline. Het wordt aanbevolen piperacilline enkel te gebruiken in hospitaalmilieu. Flucloxacilline is een penicillinase resistent smallspectrumpenicilline en wordt voornamelijk gebruikt voor de behandeling van huidinfecties zoals cellulitis wanneer een antibioticakuur noodzakelijk is. (17) 10 1.4.3.2. Interacties en bijwerkingen Penicillines kunnen aanleiding geven tot allergische reacties, eventueel zelfs tot een anafylactische shock. Flucloxacilline kan zorgen voor cholestatische hepatitis. (17) 1.4.3.3. Farmacokinetiek en dosering Piperacilline wordt voornamelijk onveranderd geëxcreteerd via de nieren. Het wordt samen toegediend met tazobactam, dit zorgt ervoor dat het antibioticum niet wordt afgebroken door β-lactamase. Piperacilline heeft een T1/2 van ongeveer 1 uur en een proteïnebinding van 30%. Het geneesmiddel verspreidt zich goed naar andere weefsels. Piperacilline wordt best via een langzame IV injectie (3-5 min) of via een IV infuus met een inlooptijd van 30 min toegediend. (17, 20, 24) Flucloxacilline kan oraal, parenteraal, intra-pleuraal, of intra-articulair worden toegediend. Oraal moet het geneesmiddel op een lege maag worden ingenomen. Het heeft een zeer hoge plasma-eiwitbinding (95%). Ondanks de hoge proteïnebinding verspreidt flucloxacilline zich wel goed naar andere weefsels. Ongeveer de helft wordt onveranderd geëlimineerd via de urine. Bij ernstige nierfunctiestoornissen is een dosisverlaging of een verhoging van het doseerinterval aangewezen. Flucloxacilline heeft een T1/2 van ongeveer 1 uur. (17, 20, 25) 1.5. ANALYSE VAN DE BETA-LACTAM ANTIBIOTICA 1.5.1 Staalvoorbereiding 1.5.1.1. Vaste fase extractie Vaste fase extractie geeft redelijk goede terugvindbaarheden (‘recoveries’), voor deze methode zijn echter grote plasmavolumes noodzakelijk. Deze methode is ook duur. Twee extractiekolommen worden vaak beschreven in de literatuur, C-18 kolommen en Oasis® HLB kolommen. Van der Waalskrachten weerhouden het analyt bij de C-18 kolommen, terwijl verschillende polaire en apolaire interacties zorgen voor de weerhouding bij de Oasis® HLB kolommen. (26-30) 11 1.5.1.2. Ultrafiltratie Ultrafiltratie is een goede extractiemethode met goede ‘recoveries’. Nadeel van deze methode is dat deze zeer duur is. Ultrafiltratie vereist materialen die niet standaard in elk laboratorium aanwezig zijn. (26, 31-33) 1.5.1.3. Methanol/Acetonitrile precipitatie Deze methode wordt vaak toegepast voor de staalvoorbereiding van β-lactam antibiotica. Deze methode is geschikt voor alle β-lactam antibiotica die onderzocht worden in dit eindwerk. Methanol/acetonitrile precipitatie is de meest reproduceerbare methode en geeft ook de beste recovery. Daarnaast is deze ook een stuk goedkoper dan ultrafiltratie en vaste fase extractie. (26, 34-38) 1.5.2 Chromatografie High performance/pressure liquid chromatography (HPLC) in combinatie met een diode array detector (DAD) wordt in de farmaceutische industrie zeer vaak gebruikt voor de scheiding, identificatie en gehaltebepaling van componenten. Stoffen kunnen geïdentificeerd worden door de retentietijd te vergelijken met de retentietijd van referentiestoffen en aan de hand van spectra. Voor analyse van de β-lactam antibiotica wordt normaal gebruik gemaakt van reversed-phase C18P-kolommen. Deze hebben licht polaire eigenschappen. Een normale C18-kolom wordt gefabriceerd door de silica van een kolom te derivatiseren met C18-ketens, de resterende vrije silanol-groepen ondergaan vervolgens een end-capping met methyl ketens. Op deze manier zijn alle silanol-groepen afgeschermd en worden polaire interacties tussen de stationaire fase en de te analyseren componenten vermeden. Bij een C18P-kolom wordt de silica gecontroleerd gederivatiseerd, zodat een vast percentage vrije silanol-groepen overblijft. De niet gederivatiseerde silanolgroepen kunnen polaire interacties ondergaan met de te analyseren componenten. Door deze wijziging wordt de elutietijd voor polaire componenten verlengd en voor apolaire verkort. (34, 37, 39) 12 De mobiele fase bestaat meestal uit fosfaatbuffer en acetonitrile. Het gebruik van een zure pH zorgt voor de beste scheiding. De gradiëntelutie met acetonitrile zorgt voor een kortere elutietijd van de meest apolaire β-lactam antibiotica. (34, 39) Als detector wordt een DAD zeer veel gebruikt; afhankelijk van het absorptiemaximum van het specifieke β-lactam antibioticum wordt een bepaalde golflengte geselecteerd voor weergave van het chromatogram. Soms wordt massaspectrometrie of tandem massaspectrometrie (MS of MSMS) gebruikt als detector. De ionen worden gevormd via electrospray ionisatie (ESI) en de scheiding volgens de m/z waarde gebeurt via MS of MSMS. (29, 34, 36, 38, 40) 1.5.3 Interne Standaard Aangezien de β-lactam antibiotica een extractie ondergaan voordat ze geïnjecteerd worden op de HPLC is het nauwkeuriger een inwendige standaard te gebruiken. Deze inwendige standaard wordt toegevoegd voor de extractie, zo wordt gecorrigeerd voor eventuele verliezen. Figuur 1.8: Structuur van cefoperzone (http://www.chemicalbook.com/ChemicalPr oductProperty_EN_CB4752040.htm) Cefoperazone is een β-lactam antibioticum, dat behoort tot de derde groep cefalosporines (zie figuur 1.8). Dit geneesmiddel is niet beschikbaar in België. (17) Het antibioticum heeft een retentietijd gelijkaardig aan de onderzochte β-lactam antibiotica. Deze stof wordt bovendien reeds gebruikt als interne standaard in andere analyses in het laboratorium. 13 2. OBJECTIEVEN β-lactam antibiotica worden vaak gebruikt bij sepsis. Er bestaat veel onenigheid over de concentraties waarbij de β-lactam antibiotica werkzaam zouden zijn. Vaak is het voor de dokters niet duidelijk welke dosis zij moeten toedienen aan patiënten met sepsis, aangezien deze patiënten ernstig ziek zijn en de plasmaconcentraties bij toediening van standaard dosissen anders kunnen liggen dan bij gezonde mensen. Er is dus de noodzaak een methode te ontwikkelen die voldoende specifiek en selectief meropenem, piperacilline, flucloxacilline, ceftriaxon en ceftazidim kan kwantificeren. Deze βlactam antibiotica worden namelijk vaak gebruikt in het ziekenhuis. De methode moet een eenvoudige staalvoorbereiding hebben en de analysetijd moet zo beperkt mogelijk zijn, opdat de dosis voor elke patiënt snel geoptimaliseerd kan worden. In de literatuur worden al vele methoden beschreven hoe zulke analyses uitgevoerd kunnen worden. Toch is dit onderzoek zeker nuttig aangezien de analyse goed moet aansluiten bij de routinemethodes die reeds uitgevoerd worden. Op deze manier is het mogelijk tussen de andere routinetesten een staal te analyseren. In deze thesis worden ook de bewaarcondities van de onderzochte β-lactam antibiotica getest bij verschillende omstandigheden -kamertemperatuur, koelkast, diepvries-, zodat de te volgen procedure voor de preanalytische fase kan uitgewerkt worden met duidelijke richtlijnen betreffende de staalname, de temperatuur bij transport en de bewaarcondities tot analyse. Dit laatste is belangrijk aangezien er vaak een tijdspanne is tussen de staalafname en de analyse. Ten slotte worden enkele farmacokinetische parameters van meropenem bij een premature neonaat bepaald aan de hand van een patiëntmodel. 14 3. MATERIAAL EN METHODEN 3.1. TOESTELLEN (tabel 3.1) Tabel 3.1: gebruikte toestellen Soort toestel Toestel Labonummer Leverancier Mettler Toledo Weegschaal Mettler Toledo AT261 Balans LOPCTBA00001 (Zaventem, België) Thermo Fisher Droogdamper VLM EC2 CSCHTVE00004 Scientific (Erembodegem, België) Centrifuge Eppendorf Centrifuge 5417C CSCHTCE00002 VWR (Leuven, België) L-2455U Fotodiode HITACHI HPLC LaChrom ULTRA array detector L-2300 Kolomoven L-2200U autosampler CSCHTAP00021 VWR (Leuven, België) L-2160U Pomp Data acquisitie HPLC EZChrom Elite Nucleodur® RP C18 Pyramid column Kolom HPLC Lengte: 150 mm Interne diameter: 4,6 mm CSR00215 Filter Service (Eupen, België) Partikelgrootte: 5 µm 15 3.2. PRODUCTEN EN REAGENTIA (tabel 3.2) Tabel 3.2: Gebruikte producten en reagentia Fysiologische oplossing Huisbereiding: CSCHRIB00113 Fosfaatbuffer pH 3 Huisbereiding: CSCHRIB00049 Methanol HPLC grade Panreac (Barcelona, Spain) Acetonitrile HPLC grade (Scharlau, TMC, België) Meropenem Meropenem® 500 mg Ceftriaxon Ceftriaxone Sandoz® 1 g Ceftazidim Glazidim® 1 g Flucloxacilline Floxapen® 1 g Piperacilline Tazocin® 2 g Cefoperazone CSR00195-Sigma Aldrich BVBA 3.3. METHODEN 3.3.1 Analyse en kwantificatie van de β-lactam antibiotica met behulp van HPLC In deze methode wordt gebruik gemaakt van een NUCLEODUR® RP C18 Pyramid-kolom. Dit is ‘reversed phase’ chromatografie, waarbij de stationaire fase apolair, en de mobiele fase polair is. Toch heeft de kolom ook licht polaire eigenschappen, waardoor de elutietijd van de meest polaire β-lactam antibiotica langer is en er minder piekverbreding optreedt voor de apolaire β-lactam antibiotica. De detector is hier een fotodiode array detector (DAD), deze meet de absorptie in functie van de tijd over het gehele UV/VIS spectrum, maar geeft een chromatogram weer bij een bepaalde golflengte. De golflengte die weergegeven wordt kan zelf gekozen worden, meestal wordt gekozen voor de maximale absorptiegolflengte. De absorptie van meropenem wordt bepaald bij 300 nm, van cefoperazone, piperacilline en flucloxacilline bij 240 nm en van ceftazidim en ceftriaxon bij 290 nm. De mobiele fase bestaat uit twee oplossingen, fosfaatbuffer pH 3 en acetonitrile. Er wordt een lineaire gradiënt gebruikt, weergegeven in tabel 3.3. 16 Tabel 3.3: samenstelling mobiele fase Tijd (min) % solvent A (fosfaatbuffer pH 3) % solvent B (acetonitrile) 0 95 5 20 50 50 20,2 95 5 30 95 5 De totale looptijd van elk staal is 30 minuten bij een flow van 1 ml/min. De temperatuur van de oven bedraagt 35°C. Het injectievolume is 20 µl per staal. Het gehalte van de stoffen wordt in deze proef bepaald via interne standaardisatie, zoals beschreven onder 1.5.3. 3.3.2 Bereiding van de stock- en werkoplossingen voor de kalibratie en de interne standaard 3.3.2.1. Aanmaken van de stockoplossingen (50mg/ml) van de β-lactam antibiotica 500 mg meropenem (Meropenem® 500 mg) wordt opgelost in gedestilleerd water en aangelengd tot 10,00 ml. 1 g ceftazidim (Glazidim® 1 g), ceftriaxon (Ceftriaxone Sandoz® 1 g) en flucloxacilline (Floxapen® 1 g) worden elk apart opgelost in gedestilleerd water en aangelengd tot 20,00 ml. 2 g piperacilline (Tazocin® 2 g) wordt opgelost in gedestilleerd water en aangelengd tot 40,00 ml. Deze stockoplossingen hebben dus een concentratie van 50 mg/ml. 3.3.2.2. Aanmaken van de werkoplossingen en standaarden van de β-lactam antibiotica Werkoplossing 10 mg/ml Van elke stockoplossing wordt 200 µl genomen en gemengd. Werkoplossing 2 mg/ml 200 µl van de werkoplossing van 10 mg/ml wordt toegevoegd aan 800 µl fysiologische oplossing. Werkoplossing 200 µg/ml 100 µl van de werkoplossing van 2 mg/ml wordt samengevoegd met 900 µl fysiologische oplossing. 17 Werkoplossing 20 µg/ml 100 µl van de werkoplossing van 200 µg/ml wordt gemengd met 900 µl fysiologische oplossing. Deze werkoplossingen worden gebruikt voor het aanmaken van de kalibratoren zoals weergegeven in tabel 3.4. Het werkgebied wordt gekozen in functie van gegevens uit de literatuur. (26, 39) Tabel 3.4: aanmaak standaardoplossingen Werkoplossing Werkoplossing Werkoplossing Serum Concentratie 20 µg/ml (µl) 200 µg/ml (µl) 2 mg/ml (µl) (µl) (µg/ml) / / / 1000 0 100 / / 900 2 / 25 / 975 5 / 50 / 950 10 / 125 / 875 25 / / 25 975 50 / / 50 950 100 / / 75 925 150 / / 100 900 200 De kalibratoren worden verdeeld in volumes van 200 µl en in de diepvries geplaatst bij -80°C. 3.3.2.3. Aanmaken van de methanol + cefoperazone (25 µg/ml) oplossing 2,5 mg cefoperazone wordt opgelost in methanol en aangelengd tot 100 ml met methanol. 18 3.3.3 Bereiding van de stock- en werkoplossingen voor de controle Net zoals in 3.3.2.2. worden werkoplossingen aangemaakt van 10 mg/ml, 2 mg/ml en 200 µg/ml. De kwaliteitscontroles worden aangemaakt zoals in tabel 3.5. Wanneer de HPLC alle standaarden en kwaliteitscontroles heeft geanalyseerd, kunnen de concentraties van de kwaliteitscontroles berekend worden via de ijklijn. Tabel 3.5: aanmaak kwaliteitscontroles Werkoplossing Werkoplossing Werkoplossing Serum (µl) Concentratie 20 µg/ml (µl) 200 µg/ml (µl) 2 mg/ml (µl) (µg/ml) / 20 / 980 4 / 100 / 900 20 / / 40 960 80 / / 80 920 160 Zoals de standaarden, worden de kwaliteitscontroles na aanmaak ook verdeeld in volumes van 200 µl en in de diepvries bij -80°C geplaatst. 3.3.4 Extractie van de standaarden en kwaliteitscontroles Van elke standaard en kwaliteitscontrole wordt een hoeveelheid van 200 µl uit de diepvries gehaald. Aan elk van deze stalen wordt 400 µl methanol + cefoperazone toegevoegd. Na kort mengen worden de stalen onmiddellijk gecentrifugeerd voor 5 minuten aan 14000 rotaties per minuut (rpm). De bovenstaande vloeistof wordt overgebracht in een proefbuis en ingedampt onder N2. Nadien wordt het residu heropgelost in 100 µl fosfaatbuffer pH 3. Deze oplossing wordt overgebracht in een vial met insert, en 20 µl wordt geïnjecteerd op de HPLC-DAD. 3.3.5 Validatie van de analyse van de β-lactam antibiotica De methodevalidatie wordt uitgevoerd volgens de standaard richtlijnen voor methodevalidatie van chromatografische analysemethoden zoals beschreven door F. Peters (For. Sci. Int. 165 (2007) 216-224; Validation of new methods). De parameters die bepaald worden zijn de herhaalbaarheid, de reproduceerbaarheid, de juistheid, de lineariteit, de detectielimiet en de kwantificatielimiet, de bewaarcondities van de stalen en de analytische specificiteit. 19 3.3.5.1. De herhaalbaarheid De herhaalbaarheid of de intra-assay precisie wordt gedefinieerd als de nauwkeurigheid wanneer dezelfde parameters, solventen, reagentia en materialen worden gebruikt. Er worden zes verschillende stalen voor kwaliteitscontroles aangemaakt en geanalyseerd. Voor elk concentratieniveau wordt vervolgens het gemiddelde, de standaarddeviatie (SD) en de variatiecoëfficiënt (VC) berekend. De variatiecoëfficiënt mag maximaal 10% zijn, uitgezonderd voor de LLOQ, hierbij mag de VC 15% zijn. 3.3.5.2. De reproduceerbaarheid De reproduceerbaarheid of de inter-assay precisie wordt gedefinieerd als de nauwkeurigheid onder verschillende omstandigheden. Hiervoor worden 6 verschillende stalen voor kwaliteitscontroles aangemaakt op verschillende dagen en geanalyseerd. Voor elk concentratieniveau wordt vervolgens het gemiddelde, de SD en de VC bepaald. De variatiecoëfficiënt mag maximaal 15 % zijn, met uitzondering van de LLOQ, hierbij mag de VC 20% zijn. 3.3.5.3. De lineariteit De ijklijn wordt met behulp van de standaardreeks, zoals beschreven in 3.3.2. opgesteld. De concentraties zijn verdeeld over het gehele werkgebied en de kalibratoren worden opgemaakt in de blanco matrix die geschikt bevonden werd op basis van preliminaire experimenten. Er wordt ook een nulstandaard met interne standaard geanalyseerd ter controle. 3.3.5.4. LOD en LLOQ De ‘limit of detection’ of LOD is de concentratie van een component die net nog met genoeg zekerheid kan geïdentificeerd worden in een plasmastaal. De signaal tot ruisverhouding (S/N) van de LOD is minimaal gelijk aan drie. De ‘lower limit of quantification’ of LLOQ is de laagste concentratie van een component die gekwantificeerd kan worden in een plasmastaal. De S/N waarde van de LLOQ is minimaal gelijk aan 10. De LLOQ wordt geanalyseerd op twee verschillende dagen in drievoud. 3.3.5.5. De bewaarcondities van de stalen De chemische stabiliteit van de stalen wordt gedefinieerd in een bepaalde matrix, onder specifieke condities en voor een gegeven tijdsinterval. De stabiliteit van de geanalyseerde component in een bepaalde matrix moet verzekerd zijn tijdens de pre-analytische fase en 20 tijdens de analytische procedure, opdat het resultaat betrouwbaar zou zijn. Voor deze test worden de kwaliteitscontroles geanalyseerd nadat ze drie vries-dooi cycli hebben ondergaan, of nadat ze 5 uur en 24 uur bij kamertemperatuur in het donker en in het licht geplaatst zijn. Daarnaast wordt nagegaan of de stalen gedurende een dag stabiel zijn in de koelkast of diepvries. Ten slotte wordt getest of de extracten in de lader stabiel blijven. Er wordt gesproken van significante afbraak wanneer de bias van de stalen groter is dan 10% voor een bepaalde component. 3.3.5.6. De analytische specificiteit 10 plasmastalen van verschillende patiënten worden geprecipiteerd zonder toevoeging van een interne standaard. Hierna worden ze geïnjecteerd en geanalyseerd. De bedoeling van de test is om interferenties op de retentietijd van de onderzochte β-lactam antibiotica en de interne standaard op te sporen. 3.3.5.7. De juistheid Op basis van de 6 waarden verkregen bij het testen van de reproduceerbaarheid wordt voor elk concentratieniveau de fout van de gemiddelde waarde ten opzichte van de werkelijke waarde berekend. De bias mag maximaal 10 procent zijn met uitzondering van de LLOQ, waar een bias van 15% toegestaan wordt. 21 4. RESULTATEN 4.1. VALIDATIE VAN DE METHODE 4.1.1 Herhaalbaarheid In tabel 4.1. worden de resultaten weergegeven voor de herhaalbaarheid. Hieruit kan besloten worden dat de methode voldoet aan de voorwaarden voor de herhaalbaarheid. Tabel 4.1: Resultaten herhaalbaarheid Target 4 µg/ml VC QC1 (%) 20 µg/ml 80 µg/ml 160 µg/ml VC QC2(%) VC QC3 (%) VC QC4 (%) Meropenem 5,41 6,81 4,91 3,23 Piperacilline 3,67 3,33 6,33 3,83 Flucloxacilline 8,91 2,89 5,94 2,82 Ceftazidim 6,57 6,39 6,46 3,26 Ceftriaxon 5,71 1,78 9,13 2,81 4.1.2 Reproduceerbaarheid De resultaten voor de reproduceerbaarheid worden weergegeven in tabel 4.2, 4.3, 4.4 en 4.5. De variatiecoëfficiënt van elke component voor elke kwaliteitscontrole ligt lager dan 15%. Deze methode is dus conform met de reproduceerbaarheid. Tabel 4.2: Resultaten reproduceerbaarheid QC1 (4 µg/ml) Gemiddelde (µg/ml) Standaarddeviatie VC (%) Bias (%) Meropenem 3,90 0,24 6,05 -2,51 Piperacilline 4,24 0,25 5,94 6,09 Flucloxacilline 3,73 0,41 11,08 -6,86 Ceftazidim 3,94 0,44 11,18 -1,60 Ceftriaxon 3,83 0,52 13,58 -4,22 22 Tabel 4.3: Resultaten reproduceerbaarheid QC2 (20 µg/ml) Gemiddelde (µg/ml) Standaarddeviatie VC (%) Bias (%) Meropenem 19,52 1,16 5,94 -2,42 Piperacilline 21,85 0,76 3,49 9,24 Flucloxacilline 20,91 1,63 7,81 4,55 Ceftazidim 21,71 1,57 7,25 8,53 Ceftriaxon 20,74 0,91 4,37 3,72 VC (%) Bias (%) Tabel 4.4: Resultaten reproduceerbaarheid QC3 (80 µg/ml) Gemiddelde (µg/ml) Standaarddeviatie Meropenem 83,16 12,36 14,87 3,95 Piperacilline 84,17 5,29 6,29 5,21 Flucloxacilline 79,00 6,22 7,87 -1,25 Ceftazidim 78,77 4,22 5,36 -1,54 Ceftriaxon 78,54 7,44 9,48 -1,83 VC (%) Bias (%) Tabel 4.5: Resultaten reproduceerbaarheid QC4 (160 µg/ml) Gemiddelde (µg/ml) Standaarddeviatie Meropenem 151,94 7,70 5,07 -5,03 Piperacilline 174,70 1,88 1,08 9,19 Flucloxacilline 156,50 6,50 4,16 -2,19 Ceftazidim 174,63 8,43 4,83 9,14 Ceftriaxon 162,96 12,95 7,94 1,85 4.1.3 De juistheid In tabel 4.2, 4.3, 4.4 en 4.5 wordt de bias weergegeven van de kwaliteitscontroles die geanalyseerd worden bij de inter-assay precisie. De bias ligt lager dan 10% voor elke component op elk concentratieniveau. De methode voldoet aan dit criterium. 23 4.1.4 Lineariteit Elke dag werd een ijklijn opgesteld voor meropenem, ceftazidim, piperacilline, ceftriaxon en flucloxacilline, deze worden weergegeven in figuur 4.1-4.5. In tabel 4.6 worden de richtingscoëfficiënten (rico) en de determinatiecoëfficiënten (R2) weergegeven voor elke ijklijn. 8 Ijklijn ceftazidim Relatieve piekhoogte ceftazidim Relatieve piekhoogte meropenem Ijklijn meropenem y = 0,0325x + 0,0566 R² = 0,9985 6 4 2 0 0 50 100 150 5 4 3 2 1 0 200 y = 0,0233x + 0,0172 R² = 0,9984 0 50 100 150 Concentratie meropenem Figuur 4.1: Kalibratielijn Meropenem Ijklijn ceftriaxon Figuur 4.2: Kalibratielijn Ceftazidim Ijklijn flucloxacilline Relatieve piekhoogte flucloxacilline Figuur 4.2: Ijklijn Ceftazidim Relatieve piekhoogte ceftriaxon Figuur 4.1: Ijklijn Meropenem 4 y = 0,0177x - 0,005 R² = 0,9987 3 200 Concentratie ceftazidim 2 1 0 3 y = 0,0127x + 0,0205 R² = 0,9996 2 1 0 0 50 100 150 200 0 Concentratie ceftriaxon 50 100 150 200 Concentratie flucloxacilline Figuur 4.4: Ijklijn Flucloxacilline Figuur 4.3: Kalibratielijn Ceftriaxon Ijklijn piperacilline Figuur 4.4: Kalibratielijn Flucloxacilline relatieve piekhoogte piperacilline Figuur 4.3: Ijklijn Ceftriaxon 3 y = 0,0141x - 0,0033 R² = 0,9998 2 1 0 0 50 100 150 200 Concentratie piperacilline Figuur 4.5: Ijklijn Piperacilline 24 Figuur 4.5: Kalibratielijn Piperacilline Tabel 4.6: Resultaten kalibratie Meropenem Ceftazidim Ceftriaxon Piperacilline Flucloxacilline rico R² rico R² rico R² rico R² rico R² Dag 1 0,0325 0,9985 0,0234 0,9983 0,0176 0,9987 0,0141 0,9999 0,0127 0,9996 Dag 2 0,0333 0,9998 0,0251 0,9986 0,0185 0,9994 0,0140 0,9984 0,0130 0,9984 Dag 3 0,0320 0,9997 0,0259 0,9997 0,0182 0,9984 0,0139 0,9991 0,0130 0,9992 Dag 4 0,0398 0,9998 0,0281 0,9999 0,0217 0,9998 0,0138 0,9997 0,0112 0,9993 Dag 5 0,0376 0,9997 0,0273 0,9997 0,0184 0,9984 0,0143 0,9992 0,0131 0,9992 Dag 6 0,0348 0,9993 0,0257 0,9995 0,0180 0,9992 0,0148 0,9989 0,0137 0,9991 VC 8,8437 0,0499 6,3559 0,0640 7,9165 0,0586 2,5418 0,0531 6,7183 0,0403 (%) De determinatiecoëfficiënt is voor elke component minimaal 0,9983. De standaarddeviatie op de helling is maximaal 8,8437%. Voor meer dan 75% van de kalibratoren is de bias van de teruggerekende concentratie kleiner dan 20%. Volgens het European Medicines Agency mag het lineair model aanvaard worden wanneer hieraan voldaan wordt. Het lineair model wordt dus aanvaard. (http://www.ema.europa.eu/ema/) 4.1.5 LLOQ In tabel 4.7 worden de resultaten voor de LLOQ’s weergegeven, bekomen bij de analyses op de eerste dag. In tabel 4.8 worden de resultaten voor de tweede analyse van de LLOQ’s getoond. De VC is steeds kleiner dan 15%. In tabel 4.9 worden de zes resultaten samengevoegd, de bias van de LLOQ’s ligt lager dan 15% en de VC lager dan 20%. De LLOQ mag dus vastgelegd worden op 2 µg/ml. 25 Tabel 4.7: Resultaten LLOQ’s dag 1 (2 µg/ml) LLOQ LLOQ LLOQ Gemiddelde SD VC (µg/ml) (µg/ml) (µg/ml) (µg/ml) Meropenem 1,95 2,18 2,34 2,16 0,20 9,15 Piperacilline 1,82 1,93 1,85 1,87 0,06 3,21 Flucloxacilline 1,59 1,52 1,67 1,59 0,07 4,55 Ceftazidim 1,80 1,87 1,78 1,81 0,05 2,59 Ceftriaxon 1,79 1,94 2,05 1,93 0,13 6,79 SD VC (%) (%) Tabel 4.8: Resultaten LLOQ’s dag 2 (2 µg/ml) LLOQ LLOQ LLOQ Gemiddelde (µg/ml) (µg/ml) (µg/ml) (µg/ml) Meropenem 1,92 2,38 2,33 2,21 0,25 11,31 Piperacilline 2,40 2,16 2,15 2,24 0,14 6,33 Flucloxacilline 2,36 1,94 2,19 2,16 0,21 9,91 Ceftazidim 1,61 1,76 1,80 1,72 0,10 6,02 Ceftriaxon 1,86 1,88 1,86 1,87 0,01 0,47 Tabel 4.9: Resultaten LLOQ’s (2 µg/ml) Gemiddelde SD VC (%) Bias (%) (µg/ml) Meropenem 2,18 0,20 9,33 9,22 Piperacilline 2,05 0,23 11,00 2,62 Flucloxacilline 1,88 0,34 18,23 -6,08 Ceftazidim 1,77 0,09 4,95 -11,59 Ceftriaxon 1,90 0,09 4,70 -5,15 26 4.1.6 De bewaarcondities van de stalen Uit de analyse van de kwaliteitscontroles blijkt dat de stalen niet significant afbreken door een vries-dooi cyclus. Na drie cycli liggen de concentraties van de antibiotica nog steeds binnen de grenzen van de doelconcentratie, zie tabel 4.10. Tabel 4.10: resultaten na 3 vries-dooi cycli Target 4 20 80 160 µg/ml µg/ml µg/ml µg/ml Bias Bias Bias Bias QC1 QC2 QC3 QC4 (%) (%) (%) (%) Meropenem -7,53 -7,06 -2,63 -3,58 Piperacilline 2,95 9,36 -2,90 3,83 Flucloxacilline -3,68 -9,38 -6,49 -9,41 Ceftazidim 7,83 4,54 -5,28 8,73 Ceftriaxon 7,61 8,53 -5,03 -3,74 In tabel 4.11 worden de resultaten getoond wanneer de stalen 5 uur bij kamertemperatuur bewaard worden. Meropenem blijkt voor drie van de vier kwaliteitscontroles significant afgebroken te zijn in het donker, en voor twee in het licht. Flucloxacilline is significant afgebroken voor twee kwaliteitscontroles in het donker, en voor drie onder invloed van licht. Er kan besloten worden dat meropenem en flucloxacilline afbraak vertonen wanneer ze 5 uur bij kamertemperatuur bewaard worden. De stalen zijn niet lichtgevoelig. 27 Tabel 4.11: Resultaten na 5u bij kamertemperatuur Target 4 20 80 160 µg/ml µg/ml µg/ml µg/ml Bias Bias Bias Bias (%) (%) (%) (%) Meropenem -46,55 -16,60 -1,90 -13,36 Piperacilline 6,08 8,97 -3,44 1,84 Flucloxacilline -19,73 -7,90 -5,42 -18,24 Ceftazidim -2,65 0,04 6,07 -2,10 Ceftriaxon 4,48 9,25 3,88 -3,11 Meropenem -33,58 -23,27 2,75 -9,95 Piperacilline -2,08 7,75 -2,43 -9,33 Flucloxacilline -6,15 -10,64 -10,60 -12,38 Ceftazidim 6,60 -2,26 6,79 -0,87 Ceftriaxon 7,93 6,08 4,92 -0,40 Donker Licht Aangezien er bij de stabiliteitsstudie duidelijk afbraak te zien is bij meropenem en flucloxacilline na 5 uur, werd ook de stabiliteit getest van de β-lactam antibiotica wanneer deze 2,5 uur bewaard worden bij kamertemperatuur. Deze testen werden meermaals uitgevoerd. Enkele kwaliteitscontroles vertoonden significante afbraak voor meropenem en flucloxacilline, terwijl andere kwaliteitscontroles stabiel bleken voor deze componenten. Op basis van deze resultaten was het dus moeilijk een correct besluit te vormen. Omdat de resultaten niet reproduceerbaar waren, werd nagegaan wat de stabiliteit voor deze antibiotica in de literatuur was. In de literatuur zijn er ook veel tegenstrijdige resultaten. (28, 32, 35, 39) Wanneer de stalen 24 uur bij kamertemperatuur bewaard worden (tabel 4.12) breken alle antibiotica behalve ceftriaxon significant af. Het wordt opnieuw duidelijk dat licht geen invloed heeft op de stabiliteit van de onderzochte antibiotica in de stalen. 28 Uit tabel 4.13 en 4.14 blijkt dat de onderzochte antibiotica in de stalen stabiel zijn wanneer ze een dag in de koelkast (6°C) of diepvries (-20°C) geplaatst worden. De extracten van de kalibratoren kunnen 24 uur in de staallader geplaatst worden (zie figuur 4.6-4.8), uitgezonderd voor meropenem, voor deze component treedt lichte afbraak op. Tabel 4.12: Resultaten na 24u bij kamertemperatuur Target 4 20 80 160 µg/ml µg/ml µg/ml µg/ml Bias Bias Bias Bias (%) (%) (%) (%) Meropenem -18,78 -23,41 -22,36 -18,38 Piperacilline -17,80 -3,22 -31,63 -24,03 Flucloxacilline -58,13 -27,87 -28,63 -24,92 Ceftazidim -17,08 -10,01 -12,84 -5,25 Ceftriaxon -4,60 0,62 -6,98 -5,40 Meropenem -11,68 -28,51 -25,74 -24,46 Piperacilline -32,73 -6,52 -28,84 -27,69 Flucloxacilline -52,60 -27,79 -23,13 -25,91 Ceftazidim -18,88 -15,36 -14,94 -7,05 Ceftriaxon -7,00 1,09 -0,60 -5,14 Donker Licht 29 Tabel 4.13: Resultaten na 24u bij 6°C Target 4 20 80 160 µg/ml µg/ml µg/ml µg/ml Bias Bias Bias Bias (%) (%) (%) (%) Meropenem -8,75 2,53 -6,22 -4,10 Piperacilline -1,30 -1,05 1,73 -0,97 Flucloxacilline -0,08 6,72 -9,07 9,21 Ceftazidim 10,48 8,14 9,90 -8,78 Ceftriaxon 0,80 2,72 1,27 11,12 Tabel 4.14: Resultaten na 24u bij -20°C Target 4 20 80 160 µg/ml µg/ml µg/ml µg/ml Bias Bias Bias Bias (%) (%) (%) (%) Meropenem -6,50 9,58 -4,86 -8,89 Piperacilline 0,68 -4,29 7,03 4,83 Flucloxacilline 7,50 3,36 -3,25 -10,31 Ceftazidim -2,50 8,36 5,14 10,88 Ceftriaxon -5,18 -4,00 1,50 -3,32 30 Meropenem Piek extract van kalibrator 7 Piek extract van kalibrator 7 na 24 uur in staallader Figuur 4.6: Chromatogram van de extracten van kalibrator 7 bij 300 nm: het blauwe chromatogram is het oorspronkelijke, het groene chromatogram is na 24 uur in de staallader Piperacilline Flucloxacilline IS (cefoperazone) Figuur 4.7: Chromatogram van de extracten van kalibrator 7 bij 240 nm: het blauwe chromatogram is het oorspronkelijke, het groene chromatogram is na 24 uur in de staallader 31 Ceftazidim Ceftriaxon Figuur 4.8: Chromatogram van de extracten van kalibrator 7 bij 290 nm: het blauwe chromatogram is het oorspronkelijke, het groene chromatogram is na 24 uur in de staallader 32 4.1.7 De analytische specificiteit Bij 300 nm worden in de verschillende plasmastalen componenten gevonden met ongeveer dezelfde retentietijd als meropenem, maar bij uitvoering van een overlay, wordt duidelijk dat meropenem later elueert dan de componenten uit de verschillende plasmastalen (figuur 4.9). Meropenem Figuur 4.9: Chromatogram bij 300 nm In het chromatogram van 240 nm worden kleine pieken opgemerkt met ongeveer dezelfde retentietijd als de interne standaard en flucloxacilline. Een overlay brengt opnieuw duidelijkheid. Er kan besloten worden dat er geen interfererende componenten zijn voor zowel de interne standaard als flucloxacilline (zie figuur 4.10). Bij piperacilline wordt echter een grote piek opgemerkt met dezelfde retentietijd als piperacilline. Het spectrum van deze interfererende piek komt overeen met het spectrum van piperacilline. Het plasmastaal bevat dus piperacilline. 33 Cefoperazone (IS) Piperacilline Flucloxacilline Figuur 4.10: Chromatogram bij 240 nm Op de golflengte waarbij ceftazidim en ceftriaxon bepaald worden, worden geen interfererende componenten opgemerkt voor ceftriaxon. Op de retentietijd van ceftazidim wordt wel een piek waargenomen (figuur 4.11). Wanneer het spectrum van de storende component bekeken wordt, kan besloten worden dat deze component ceftazidim is. Dus de patiënt van wie het plasmastaal afkomstig is, krijgt ceftazidim. 34 Ceftriaxon Ceftazidim Figuur 4.11: Chromatogram bij 290 nm 4.1.8 Besluit validatie De geoptimaliseerde methode voldoet aan alle vooropgestelde criteria van de validatie. Op basis van de stabiliteitsgegevens kunnen richtlijnen opgesteld worden voor de staalname en de temperatuur bij transport van het staal. Dit laatste is vooral belangrijk wanneer het staal afkomstig is van externe laboratoria. Om een geïndividualiseerd doseringsschema (doseringsinterval en toedieningsduur) op te stellen is het nodig om de farmacokinetische parameters van het toegediende antibioticum te bepalen. Dit kan voortaan door meerdere bloedstalen tijdens en na infusie van het geneesmiddel bij de patiënt af te nemen. De concentratie van het antibioticum kan gemeten worden met de geoptimaliseerde methode zoals beschreven in de volgende casus. 4.2. ANALYSE VAN PATIËNTSTAAL Een vrouw, spontaan zwanger van een eeneiige monochoriale diamniotische (MCDA) tweeling, wordt opgenomen, na 30 weken zwangerschap, op de maternale intensive care unit met de complicatie twin-to-twin-transfusion syndroom (TTTS). Aangezien de foetussen een placenta en chorion delen, kunnen de twee foetale circulaties met elkaar verbonden zijn (figuur 4.12). Meestal is de uitwisseling van bloed tussen beide foetussen in evenwicht, maar bij TTTS is dat niet zo. TTTS ontstaat wanneer er een verbinding gevormd wordt tussen de 35 slagader van de ene foetus, en de ader van de andere foetus. De balans tussen de bloedvolumes van de beide foetussen wordt dan verstoord, waardoor de donorfoetus groeiretardatie vertoont, anemie en uitdroging, terwijl de acceptorfoetus oedeem en hartfalen vertoont. (41) Opdat de bevalling zo snel mogelijk zou kunnen worden ingeleid, worden corticosteroïden toegediend ter bevordering van de longrijping van de beide foetussen. Na 32 weken en vijf dagen wordt de tweeling uiteindelijk geboren, met behulp van een keizersnede. Figuur 4.12: Verschillende types tweelingen (http://accessmedicine.mhmedical.com/ViewLarge.aspx?figid=59796965) Deze casus handelt over de donorfoetus, J. Bij zijn geboorte weegt J. 1140 gram en is hij 39 cm lang. Ondanks de groeirestrictie door TTTS, doet hij het oorspronkelijk goed. (42) 36 Ten gevolge van herpesletsels, die op dag 25 worden opgemerkt ter hoogte van de borsten bij de moeder, en omdat het broertje bewezen genitale herpes heeft, wordt J. ook behandeld met aciclovir. Een PCR reactie wordt bij hem uitgevoerd om na te gaan of hij wel herpes heeft, maar deze test is negatief. Op dag 29 heeft J. een opgezet abdomen, gepaard gaande met algemene malaise. Klinisch en radiologisch komt dit overeen met necrotiserende enterocolitis (NEC). NEC komt het meest frequent voor bij prematuren. Dit is mogelijk te wijten aan het feit dat bij prematuren het gastro-intestinaal systeem onvoldoende ontwikkeld is, en daarnaast ook de gastrointestinale motiliteit onvoldoende is. De mortaliteit van NEC is ongeveer 10%. J. wordt hiervoor behandeld met tritherapie antibiotica (vancomycine, cefotaxime, metronidazol). Na een week is er echter nog geen verbetering en wordt besloten om hem te opereren. Tijdens de operatie wordt duidelijk dat er zich vier perforaties bevinden in het colon. Het colon wordt weggenomen tot het sigmoïd en er wordt een stoma aangelegd. Door deze perforaties is er veel feces vrijgekomen en is de buik geïnfecteerd geraakt met Enterobacter cloacae. Enterobacter cloacae is een commensale gram negatieve bacterie die opportunistisch pathogeen is en een MIC heeft van 2 µg/ml. Deze bacterie wordt behandeld met meropenem en amikacine. (43) De dosis meropenem die moet toegediend worden aan J. is moeilijk in te schatten omdat het enerzijds gaat om een neonaat en anderzijds is hij ernstig ziek. Volgens de literatuur is een dosis van 20 mg/kg tot 40 mg/kg het meest geschikt en is de T1/2 verlengd ten opzichte van volwassen personen. In eerste instantie wordt 55 mg IV (± 30 mg/kg) gegeven met een interval van acht uur en een inlooptijd van 30 minuten. Er worden bloedstalen afgenomen onmiddellijk na stopzetting van het infuus (T0), na 10 minuten (T10) en na 20 minuten (T20). De plasmaspiegels worden bepaald en zijn weergegeven in tabel 4.15. (20, 44) Tabel 4.15: Plasmaspiegel meropenem bij infuus met inlooptijd van 30 minuten en dosis van 55 mg Tijdstip staalname Plasmaspiegel meropenem T0 (stopzetting infuus) 54 µg/ml T10 (10 min. na infuus) 32 µg/ml T20 (20 min. na infuus) 28 µg/ml 37 1,8 Log(C) in functie van de tijd 1,7 y = -0,0143x + 1,7042 R² = 0,895 1,6 1,5 Log(C) (µg/ml) 1,4 1,3 1,2 1,1 1 0 5 10 15 20 25 Tijd (minuten) Figuur 4.13: Grafiek van de log(C) van meropenem in functie van de tijd bij een dosis van 55 mg Uit figuur 4.13 en onderstaande vergelijking kan de halfwaardetijd bepaald worden. De T1/2 bedraagt 21 minuten. rico = −𝑘𝑒 2,303 Halfwaardetijd = 0,693/𝑘𝑒 waarin: 𝑘𝑒 : de eliminatieconstante (min−1 ) Na 6 halfwaardetijden, of ongeveer 2 uur, valt de plasmaconcentratie onder de MIC waarde (2 µg/ml). Deze veronderstelling is correct wanneer de farmacokinetiek van meropenem wordt weergegeven via een één-compartimenteel model. Dit is echter niet het geval, ook in de literatuur wordt beschreven dat de farmacokinetiek van meropenem beter beschreven wordt met een twee-compartimenteel model. De snelle daling van de plasmaspiegel kort na stopzetting van het infuus is dus te wijten aan de combinatie van distributie en eliminatie. De eliminatie T1/2 is dus wellicht een stuk langer. (26) Omdat J. het geneesmiddel goed blijkt te verdragen, wordt de dosis verhoogd naar 40 mg/kg en de inlooptijd van het infuus wordt verlengd van 30 minuten naar 4 uur. Het interval tussen twee toedieningen blijft acht uur. Tabel 4.16 en figuur 4.14 tonen de plasmaconcentraties die hiermee bekomen worden. De eliminatiehalfwaardetijd bedraagt 38 551 minuten, berekend op de gemeten spiegels 30 minuten, 2 uur en 4 uur na stop van het infuus. Tabel 4.16: Plasmaspiegel meropenem bij infuus met inlooptijd van 240 minuten en dosis van 80 mg Tijdstip staalname Plasmaspiegel meropenem T0 (voor start infuus) 15 µg/ml T120 30 µg/ml T240 (stopzetting infuus) 36 µg/ml T270 29 µg/ml T360 25 µg/ml T480 22 µg/ml 40 30 C (µg/ml) 20 10 0 0 100 200 300 400 500 600 Tijd (minuten) Figuur 4.14: Grafiek van de concentratie (C) van meropenem in functie van de tijd bij een dosis van 80 mg De plasmaconcentraties die bekomen worden door 40 mg/kg toe te dienen via een infuus met een inlooptijd van 4 uur zijn dus zeker hoog genoeg om het maximale therapeutische effect te verkrijgen. Aangezien de T1/2 551 minuten bedraagt en er 80 mg om de 240 minuten wordt toegediend, kan het eventueel nuttig zijn om de dosis opnieuw te verlagen. 39 5. DISCUSSIE De resultaten tonen duidelijk aan dat deze methode toepasbaar is voor de kwantitatieve bepaling van β-lactam antibiotica in humaan serum/plasma. Deze methode is niet de meest optimale methode voor het bepalen van β-lactam antibiotica, maar sluit goed aan bij andere analyses die in het laboratorium in routine worden uitgevoerd. Uit literatuuronderzoek blijkt dat de methode zeer vergelijkbaar is met de reeds beschreven methodes. Dankzij deze methode is het in de toekomst ook mogelijk om uniforme richtlijnen op te stellen in het AZ Sint-Jan voor de therapeutisch werkzame plasmaconcentraties van de β-lactam antibiotica. De methodevalidatie toont aan dat meropenem en flucloxacilline afbraak vertonen wanneer ze 5 uur bij kamertemperatuur bewaard worden. De beste methode om dus zeker geen afbraak van de stalen te hebben is om de stalen af te nemen op ijs. Op deze manier worden ze snel gekoeld, en worden de enzymen onmiddellijk geïnactiveerd. Deze methode kent een aantal voordelen. Ten eerste bestaat de staalvoorbereiding uit een eenvoudige methanol precipitatie, waardoor de HPLC-analyse snel gestart kan worden. De methanol precipitatie vereist ook een laag staalvolume. Een tweede voordeel is de gelijktijdige scheiding en kwantificatie van de verschillende βlactam antibiotica die vaak gebruikt worden in het AZ Sint-Jan. Ook al is het zeer onwaarschijnlijk dat een patiënt meerdere β-lactam antibiotica gelijktijdig toegediend krijgt, op deze manier is het in routine eenvoudiger om verschillende β-lactam antibiotica van meerdere patiënten gelijktijdig te kwantificeren. Een nadeel is de relatief lange duur van de analyse, terwijl het bij patiënten met sepsis net noodzakelijk is om de antibioticumtherapie zo snel mogelijk te optimaliseren. In deze methode wordt gebruik gemaakt van gradiëntelutie. Nadat de gradiënt doorlopen is, is het noodzakelijk de kolom te laten equilibreren bij de standaardcondities van de run vooraleer het volgende staal wordt geïnjecteerd. Alle componenten zijn geëlueerd na 20 minuten maar de runtijd bedraagt 30 minuten. Naast deze lange runtijd zorgen ook de kalibratoren en kwaliteitscontroles voor een lange analysetijd. Een mogelijke oplossing hiervoor is dat de kalibratoren en een kwaliteitscontrole reeds geanalyseerd worden wanneer gemeld wordt dat er een β-lactam antibioticum dient gekwantificeerd te worden. Wanneer het staal dan beschikbaar is, is het enkel nodig een tweede kwaliteitscontrole samen met het staal te analyseren. 40 Een tweede nadeel is dat deze methode naast de vrije plasmaconcentratie, ook de eiwitgebonden concentratie bepaalt. Voor de meeste onderzochte β-lactam antibiotica is de eiwitgebonden fractie laag, maar ceftriaxon en flucloxacilline hebben een zeer hoge proteïnebinding (± 95%). Aangezien enkel de vrije concentratie een therapeutisch effect heeft, is het dus noodzakelijk de bekomen concentraties te vermenigvuldigen met de vrije fractie. Bij zwaar zieke personen kan de proteïnebinding echter gewijzigd zijn, het is dan ook niet correct om de bekomen concentratie zomaar te vermenigvuldigen met de theoretische vrije fractie. In toekomstig onderzoek zou het nuttig zijn deze methode te verfijnen naar de bepaling van de vrije concentratie van de β-lactam antibiotica. Wanneer er veel patiëntenstalen ter beschikking worden gesteld, zou het ook mogelijk zijn om farmacokinetische modellen op te stellen van de β-lactam antibiotica. Het uiteindelijke doel hiervan is om een zogenaamde ‘limited sampling strategy’ toe te passen. Hierbij zijn slechts twee staalnames in de eliminatiefase nodig van de patiënt om de AUC van het β-lactam antibioticum te berekenen voor de specifieke patiënt. 41 6. CONCLUSIE De methode voor de gelijktijdige kwantitatieve bepaling van de β-lactam antibiotica meropenem, ceftriaxon, ceftazidim, flucloxacilline en piperacilline is gevalideerd. Als precipitatiesolvent wordt gebruik gemaakt van methanol, waarna de stalen gedroogd worden met behulp van stikstof. De chromatografische scheiding gebeurt via gradiëntelutie met fosfaatbuffer en acetonitrile op een Nucleodur® RP C18 Pyramid kolom (150 mm × 4,6 mm; 5 µm). De methode maakt gebruik van de interne standaard cefoperazone. De validatie toont aan dat de methode voldoet aan de vooropgestelde criteria voor reproduceerbaarheid, herhaalbaarheid, juistheid, specificiteit en lineariteit. De LLOQ is vastgelegd op 2 µg/ml. De β-lactam antibiotica zijn niet gevoelig aan afbraak wanneer ze vries-dooi cycli ondergaan of blootgesteld worden aan licht. Na een dag bij kamertemperatuur zijn alle componenten significant afgebroken, uitgezonderd ceftriaxon. Wanneer de stalen een dag bewaard worden in de koelkast (6°C) of diepvries (-20°C), breken de bestudeerde β-lactam antibiotica niet af. Na 24 uur in de staallader, kunnen de extracten nogmaals geanalyseerd worden, enkel voor meropenem wordt hierbij afbraak vastgesteld. Uit de onderzoeken blijkt dat de stalen best worden afgenomen op ijs en ingevroren worden tot het moment van de analyse, om zo een correct resultaat te bekomen. Aan de hand van een patiëntstaal van een neonaat werd aangetoond dat het zeker nuttig is om β-lactam antibiotica te kwantificeren bij ernstig zieke patiënten op de intensieve zorgen. Het is daarbij belangrijk om meerdere bloedafnames uit te voeren op verschillende tijdstippen tijdens en na toediening van een β-lactam antibioticum. De plasma-concentratietijdscurve kan zo opgesteld worden en hieruit kan de halfwaardetijd van het β-lactam antibioticum berekend worden alsook de AUC en de tijd dat de plasmaspiegel van het geneesmiddel de MIC waarde overschrijdt, wat de efficiëntie van de β-lactam antibioticumtherapie voorspelt. 42 7. LITERATUURLIJST 1. Balant-Gorgia EA, Balant LP. Ther. drug monitor. Drugs. 1995;4(6):432-53. 2. Petty BG. Chapter 11. Principles of Evidence-Based Prescribing. In: McKean SC, Ross JJ, Dressler DD, Brotman DJ, Ginsberg JS, editors. Principles and Practice of Hospital Medicine. New York, NY: The McGraw-Hill Companies; 2012. 3. Taccone FS, Laterre PF, Dugernier T, Spapen H, Delattre I, Wittebole X, et al. Insufficient β-lactam concentrations in the early phase of severe sepsis and septic shock. Crit. Care. 2010;14(4):R126. 4. Roberts JA, Lipman J. Pharmacokinetic issues for antibiotics in the critically ill patient. Crit. care med. 2009;37(3):840-51; quiz 59. 5. Pea F. Plasma pharmacokinetics of antimicrobial agents in critically ill patients. Curr. clin. pharmacol. 2013;8(1):5-12. 6. Roberts J, Lipman J. Antibacterial Dosing in Intensive Care. Clin Pharmacokinet. 2006;45(8):755-73. 7. De Paepe P, Belpaire FM, Buylaert WA. Pharmacokinetic and pharmacodynamic considerations when treating patients with sepsis and septic shock. Clin Pharmacokinet. 2002;41(14):1135-51. 8. Nguyen HB, Rivers EP, Abrahamian FM, Moran GJ, Abraham E, Trzeciak S, et al. Severe sepsis and septic shock: review of the literature and emergency department management guidelines. Ann. Emerg. Med. 2006;48(1):28-54. 9. Annane D, Bellissant E, Cavaillon J-M. Septic shock. The Lancet. 2005;365(9453):63-78. 10. Felner K, Smith RL. Chapter 138. Sepsis. In: McKean SC, Ross JJ, Dressler DD, Brotman DJ, Ginsberg JS, editors. Principles and Practice of Hospital Medicine. New York, NY: The McGraw-Hill Companies; 2012. 11. Stearns-Kurosawa DJ, Osuchowski MF, Valentine C, Kurosawa S, Remick DG. The Pathogenesis of Sepsis. Ann. rev. pathol. 2011;6:19-48. 12. Chen CL, Cooper MA, Shapiro ML, Angood PB, Makary MA. Patient Safety. In: Billiar TR, Dunn DL, Hunter JG, Matthews JB, Pollock RE, editors. Schwartz's Principles of Surgery, 10e. New York, NY: McGraw-Hill Education; 2014. 43 13. Bloch KC. Infectious Diseases. In: Hammer GD, McPhee SJ, editors. Pathophysiology of Disease: An Introduction to Clinical Medicine, 7e. New York, NY: McGraw-Hill Education; 2013. 14. Hotchkiss RS, Karl IE. The pathophysiology and treatment of sepsis. N. Engl. J. Med. 2003;348(2):138-50. 15. Carpenter TC, Czaja AS, Exo J, Grayck EN, Gunville CF, Zebuhr C. Critical Care. In: Hay WW, Levin MJ, Deterding RR, Abzug MJ, editors. CURRENT Diagnosis &amp; Treatment: Pediatrics, 22e. New York, NY2013. 16. Ferris LK, English JC. Chapter 181. The Skin in Infective Endocarditis, Sepsis, Septic Shock, and Disseminated Intravascular Coagulation. In: Goldsmith LA, Katz SI, Gilchrest BA, Paller AS, Leffell DJ, Wolff K, editors. Fitzpatrick's Dermatology in General Medicine, 8e. New York, NY: The McGraw-Hill Companies; 2012. 17. T. Christiaens GDL, J.M. Maloteaux. Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium. 27 ed. Gent: Thierry Christiaens; 2014. 572 p. 18. Ryan KJ, Ray CG. Antibacterial Agents and Resistance. Sherris Medical Microbiology, Sixth Edition. New York, NY2014. 19. Falagas ME, Bliziotis IA. Chapter 185. Fundamentals of Antibiotics. In: McKean SC, Ross JJ, Dressler DD, Brotman DJ, Ginsberg JS, editors. Principles and Practice of Hospital Medicine. New York, NY: The McGraw-Hill Companies; 2012. 20. J.E. de Boer MDB, F. Broekhuijsen, P.K. Cheung, M. Danz, D.R. Dokter, T. Douma, V. Kloet, M.H.A. van Oppenraay, M.K. Schutte. Farmacotherapeutisch Kompas 2015. 21. Moon YS, Chung KC, Gill MA. Pharmacokinetics of meropenem in animals, healthy volunteers, and patients. Clin. Inf. Dis. 1997;24 Suppl 2:S249-55. 22. Hellinger WC, Brewer NS. Carbapenems and Monobactams: Imipenem, Meropenem, and Aztreonam. Mayo Clinic Proc. 1999;74(4):420-34. 23. Leroy A, Leguy F, Borsa F, Spencer GR, Fillastre JP, Humbert G. Pharmacokinetics of ceftazidime in normal and uremic subjects. Antimicrob. Agents Chemother. 1984;25(5):63842. 24. Lodise TP, Lomaestro B, Rodvold KA, Danziger LH, Drusano GL. Pharmacodynamic Profiling of Piperacillin in the Presence of Tazobactam in Patients through the Use of 44 Population Pharmacokinetic Models and Monte Carlo Simulation. Antimicrob. Agents Chemother. 2004;48(12):4718-24. 25. Bergan T, Engeset A, Olszewski W, Ostby N, Solberg R. Extravascular penetration of highly protein-bound flucloxacillin. Antimicrob Agents Chemother. 1986;30(5):729-32. 26. Wolff F, Deprez G, Seyler L, Taccone F, Hites M, Gulbis B, et al. Rapid quantification of six β-lactams to optimize dosage regimens in severely septic patients. Talanta. 2013;103:153-60. 27. Nemutlu E, Kır S, Katlan D, Beksaç MS. Simultaneous multiresponse optimization of an HPLC method to separate seven cephalosporins in plasma and amniotic fluid: Application to validation and quantification of cefepime, cefixime and cefoperazone. Talanta. 2009;80(1):117-26. 28. Denooz R, Charlier C. Simultaneous determination of five β-lactam antibiotics (cefepim, ceftazidim, cefuroxim, meropenem and piperacillin) in human plasma by highperformance liquid chromatography with ultraviolet detection. J. Chromatogr. B. 2008;864(1–2):161-7. 29. Ohmori T, Suzuki A, Niwa T, Ushikoshi H, Shirai K, Yoshida S, et al. Simultaneous determination of eight β-lactam antibiotics in human serum by liquid chromatography– tandem mass spectrometry. J. Chromatogr. B. 2011;879(15–16):1038-42. 30. Samanidou VF, Hapeshi EA, Papadoyannis IN. Rapid and sensitive high-performance liquid chromatographic determination of four cephalosporin antibiotics in pharmaceuticals and body fluids. J. Chromatogr. B. 2003;788(1):147-58. 31. Ikeda K, Ikawa K, Morikawa N, Kameda K, Urakawa N, Ohge H, et al. Quantification of doripenem in human plasma and peritoneal fluid by high-performance liquid chromatography with ultraviolet detection. J. Chromatogr. B. 2008;867(1):20-5. 32. Briscoe SE, McWhinney BC, Lipman J, Roberts JA, Ungerer JP. A method for determining the free (unbound) concentration of ten beta-lactam antibiotics in human plasma using high performance liquid chromatography with ultraviolet detection. J. Chromatogr. B. 2012;907:178-84. 33. Musson DG, Birk KL, Kitchen CJ, Zhang J, Hsieh JY, Fang W, et al. Assay methodology for the quantitation of unbound ertapenem, a new carbapenem antibiotic, in human plasma. J. Chromatogr. B. 2003;783(1):1-9. 45 34. Pickering M, Brown S. Quantification and validation of HPLC-UV and LC-MS assays for therapeutic drug monitoring of ertapenem in human plasma. Biomed. Chromatogr. 2013;27(5):568-74. 35. Legrand T, Chhun S, Rey E, Blanchet B, Zahar J-R, Lanternier F, et al. Simultaneous determination of three carbapenem antibiotics in plasma by HPLC with ultraviolet detection. J. Chromatogr. B. 2008;875(2):551-6. 36. Carlier M, Stove V, Roberts JA, Van de Velde E, De Waele JJ, Verstraete AG. Quantification of seven β-lactam antibiotics and two β-lactamase inhibitors in human plasma using a validated UPLC-MS/MS method. Int. J. Antimicrob. Agents. 2012;40(5):416-22. 37. McWhinney BC, Wallis SC, Hillister T, Roberts JA, Lipman J, Ungerer JPJ. Analysis of 12 beta-lactam antibiotics in human plasma by HPLC with ultraviolet detection. J. Chromatogr. B. 2010;878(22):2039-43. 38. Colin P, De Bock L, T'Jollyn H, Boussery K, Van Bocxlaer J. Development and validation of a fast and uniform approach to quantify beta-lactam antibiotics in human plasma by solid phase extraction-liquid chromatography-electrospray-tandem mass spectrometry. Talanta. 2013;103:285-93. 39. Verdier M-C, Tribut O, Tattevin P, Le Tulzo Y, Michelet C, Bentué-Ferrer D. Simultaneous determination of 12 β-lactam antibiotics in human plasma by highperformance liquid chromatography with UV detection: Application to therapeutic drug monitoring. Antimicrob. Agents Chemother. 2011;55(10):4873-9. 40. Yoon K-H, Lee S-Y, Kim W, Park J-S, Kim H-J. Simultaneous determination of amoxicillin and clavulanic acid in human plasma by HPLC–ESI mass spectrometry. J. Chromatogr. B. 2004;813(1–2):121-7. 41. Cunningham FG, Leveno KJ, Bloom SL, Spong CY, Dashe JS, Hoffman BL, et al. Multifetal Pregnancy. Williams Obstetrics, 24e. New York, NY: McGraw-Hill Education; 2013. 42. Cunningham FG, Leveno KJ, Bloom SL, Spong CY, Dashe JS, Hoffman BL, et al. Preterm Labor. Williams Obstetrics, 24e. New York, NY: McGraw-Hill Education; 2013. 43. Rosenberg AA, Grover T. The Newborn Infant. In: Hay WW, Levin MJ, Deterding RR, Abzug MJ, editors. CURRENT Diagnosis &amp; Treatment: Pediatrics, 22e. New York, NY2013. 46 44. van den Anker JN, Pokorna P, Kinzig-Schippers M, Martinkova J, de Groot R, Drusano G, et al. Meropenem pharmacokinetics in the newborn. Antimicrob. Agents Chemother. 2009;53(9):3871-9. http://accessmedicine.mhmedical.com/ViewLarge.aspx?figid=59796965 (28/05/2015) http://cenblog.org/the-haystack/2011/06/front-line-antibiotics-to-fight-e-coli/ (31/03/2015) http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Ceftazidime.png (31/03/2015) http://de.wikipedia.org/wiki/Ceftriaxon (31/03/2015) http://protein.bio.msu.ru/biokhimiya/contents/v75/full/75130303.html (31/03/2015) http://rissubscontchel.nazuka.net/q.php?n=699-amoxicillin-vor-dem-essen (31/03/2015) http://www.chemicalbook.com/ChemicalProductProperty_EN_CB4752040.htm (28/05/2015) http://www.ema.europa.eu/ema/ (28/05/2015) http://www.pharmawiki.ch/wiki/index.php?wiki=Piperacillin&Spez=True (31/03/2015) 47 LEZING 1: RESEARCH ON THE CAUSES OF HUMAN CANCER AND SCIENTIFIC STRATEGIES FOR CANCER PREVENTION AND CONTROL Kanker kan niet beschouwd worden als een ziekte op zich, er bestaan namelijk 200 verschillende soorten kankers. Bij de man komt longkanker het meeste voor, terwijl dit bij de vrouw borstkanker is. Kanker ontstaat wanneer cellen differentiëren naar kankercellen. Kankercellen kunnen oneindig veel delen en zich mogelijks ook verspreiden naar andere delen van het lichaam via het bloed- of lymfvatenstelsel. Wanneer dit gebeurt, spreken we van metastasen. De wereldwijde mortaliteit door kanker is hoog. 70% van alle sterfgevallen van kanker kan gesitueerd worden in landen met een gemiddelde tot laag inkomen. Dit komt voornamelijk door de late diagnose, de onwetendheid over kanker en de nood aan behandeling ervan, de onmogelijkheid om het te behandelen en het stoppen van de therapie. De prevalentie van kanker wordt momenteel geschat op 25 miljoen mensen, maar er wordt voorspeld dat dit in 2030 zal oplopen tot 75 miljoen mensen. Drie redenen zijn hiervoor verantwoordelijk, de steeds groeiende en vergrijzende populatie, de ongezonde levensstijl en de verbetering van de screening naar kanker. Er zijn twee grote groepen van risicofactoren voor kanker, enerzijds is er de genetische predispositie, anderzijds zijn er de omgevingsfactoren. Tabakgebruik is de grootste risicofactor, maar ook Heliobacter pylori, overmatig alcoholgebruik, te weinig groenten en fruit, hepatitis B en hepatitis C, overgewicht, het human papillomavirus en fysische inactiviteit zijn niet te negeren risicofactoren. ‘The international Agency for research on Cancer’ (IARC) is gecreëerd door de WHO met als doel internationale samenwerking te bekomen in kankeronderzoek. IARC focust zich vooral op ontwikkelingslanden. IARC classificeert stoffen waaraan mensen mogelijks worden blootgesteld, volgens hun carcinogeen vermogen. Deze stoffen worden beschreven in de IARC monografieën. Het carcinogeen vermogen wordt uitsluitend berekend via wetenschappelijke evidentie voor een associatie met kanker. Elke monografie bestaat uit een kritisch review van de aanwezige wetenschappelijke literatuur en een evaluatie van de associatie met kanker volgens de wetenschappelijk evidentie. LEZING 2: RNA THERAPEUTICS: OPPORTUNITIES & CHALLENGES RNA biedt vele therapeutische mogelijkheden. Voor de translatie van DNA wordt eerst uit een specifieke DNA-streng enkelstrengig mRNA gevormd. Het mRNA wordt dan omgezet in proteïnen. Wanneer er echter antisense RNA aanwezig is, kan dit antisense RNA binden op het mRNA en zo de translatie inhiberen. Niet de gehele mRNA streng is beschikbaar voor binding met zijn antisense RNA, sommige delen zijn onbereikbaar wegens hun structuur of aanwezigheid van proteïnen. Een voorbeeld van een geneesmiddel waarvan de werking op antisense RNA is gebaseerd, is Fomivirsen. ‘Exon skipping’ is een tweede mogelijkheid die beïnvloedt kan worden door therapeutisch aan te grijpen op het mRNA. In de afgelopen twintig jaar is er heel wat informatie over RNA interference ontdekt. Deze informatie is nu zeker nuttig aangezien alle mRNA nu gekend is en het dus mogelijk is om te kijken welke interfereren. Er zijn ook wel enkele problemen verbonden aan RNA interference. Ten eerste wordt de molecule snel geklaard, vervolgens kan het ook intracellullair andere activiteiten gaan uitvoeren en ten slotte is het moeilijk om de molecule naar de target cel te transporteren. De komende jaren moet dus nog onderzoek uitgevoerd worden zodat deze RNA therapieën nog doeltreffender worden. LEZING 3: THE EVOLUTION OF MICROBIOLOGY IN CYSTIC FIBROSIS Microbiologie kan op veel manieren geïnterpreteerd worden. De meesten denken hierbij aan de fysiologie van microben en aan de interactie van deze microben met de gastheer. Anderen beschouwen microbiologie eerder als de detectie en identificatie van microben. Nog anderen denken eerder aan de diagnose en behandeling van infectieziekten. Cystische fibrose is de meest voorkomende recessieve genetische stoornis bij de Kaukasiërs. In Europa hebben ongeveer 60000 mensen cystische fibrose. De oorsprong hiervan is een mutatie in het CFTR gen. Meer dan 2000 mutaties van dit gen zijn gekend, waaronder 140 die cystische fibrose veroorzaken. Cystische fibrose is een multisysteem ziekte. Vooral het gastro-intestinaal systeem en het respiratoir systeem worden aangetast door deze ziekte. De beschadiging aan het respiratoir systeem is meestal de doodsoorzaak van deze patiënten en momenteel is de enige oplossing hiervoor een longtransplantatie. De levensverwachting van deze patiënten is 28 jaar, maar baby’s die nu geboren worden met deze aandoening zouden gemiddeld 40 jaar worden.