Protocol Thuisbloeddrukmeting - Nederlands Huisartsen Genootschap

advertisement
Protocol Thuisbloeddrukmeting
Naam van de praktijk
Logo van de praktijk
Titel van protocol:
Thuisbloeddrukmeting
Protocolnummer:
Versie:
Auteur:
Vaststellingsdatum:
Beheerder (naam):
Herzieningsdatum:
Bestemd voor (functie(s):
Doel: informatie verkrijgen over de bloeddruk onder normale
leefomstandigheden en over een langere periode.
Achtergrondinformatie
Met thuisbloeddrukmetingen kan een groot aantal bloeddrukwaarden worden verkregen, gemeten over
een langere periode, op verschillende dagen en in een setting die zo veel mogelijk overeenkomt met de
normale levensomstandigheden van de patiënt. Voordelen zijn dat het wittejasseneffect wordt
vermeden en dat de gemiddelde bloeddruk beter wordt benaderd. De voorspellende waarde voor het
ontstaan of verergeren van orgaanschade en cardiovasculaire aandoeningen van
thuisbloeddrukmetingen is hiermee beter dan die van spreekkamerbloeddrukmetingen. Monitoren van
therapie-effecten met thuisbloeddrukmetingen resulteert in betere bloeddrukcontrole dan met
spreekkamermetingen. Thuisbloeddrukmetingen bevorderen ook het bewustzijn en de betrokkenheid
van de patiënt waardoor het ‘commitment’ aan leefstijladviezen en medicamenteuze therapie wordt
verhoogd. Thuisbloeddrukmetingen worden geadviseerd voor zowel diagnostiek als controle tijdens
behandeling.
Er kleven ook nadelen aan thuismetingen, zoals obsessief meetgedrag, angst bij de patiënt en
ongewenste therapieaanpassingen door de patiënt zelf. Het is dan ook belangrijk patiënten goed te
instrueren en uit te leggen dat de waarde van de zelf gemeten bloeddruk afhankelijk is van
bloeddrukverhogende factoren, zoals spreken tijdens het meten, stress of het drinken van koffie.
Bovendien is het belangrijk de uitkomsten van de thuismetingen periodiek te bespreken.
Gemiddeld geven thuismetingen lagere meetwaarden dan spreekkamermetingen. De grenswaarde voor
behandeling is een SBD > 135 mmHg. De streefwaarde is ≤ 135 mmHg.
Indicaties voor thuisbloeddrukmeting zijn:
 sterke variatie in de spreekkamermetingen;
 twijfel over de diagnose hypertensie of de indicatie voor medicatie;
 eventuele ‘wittejassen-’ en gemaskeerde hypertensie;
 het monitoren van het bloeddrukverlagende effect van de behandeling;
 het verbeteren van de therapietrouw;
 de wens van de patiënt (zelfcontrole).
Randvoorwaarden




Gebruik een gevalideerde meter die via het ‘International Protocol’ van de ‘Working Group for
BloodBlod Pressure Measurement van de European Society of Hypertension’, een voldoende
beoordelingbeordeling heeft gekregen (O’Brien 2010). Op de website www.protocollaircvrm.nl
vindt u een link naar een webpagina van de hartstichting met gevalideerde meters en instructies
voor de patiënt. De gevalideerde meters zijn ook te vinden op www.dableducational.org.
Gebruik geen polsmeters.
Auscultatoire meetmethoden worden niet aanbevolen voor metingen door de patiënt zelf.
Metingen met de conventionele auscultatoire meter en de automatische oscillometer van de
patiënt kunnen soms verrassend grote verschillen aantonen tussen de meters. Gebruik voor
© Nederlands Huisartsen Genootschap, februari 2013
Dit protocol is overgenomen uit de uitgave Protocollair CVRM, editie 2013 van het Nederlands
Huisartsen Genootschap en eventueel aangepast voor eigen gebruik. Het NHG aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden.
thuisbloeddrukmeting voor diagnostische doeleinden of voor monitoring van de behandeling
daarom alleen meters die zijn gevalideerd en worden aanbevolen op de webiste van dabl
(www.dableducational.org; kies devices). Het verdient aanbeveling voor dit doeleinde een aantal
automatische oscillometers op de praktijk beschikbaar te hebben die u uit kunt lenen aan de
patiënt.
Benodigdheden



Goedgekeurde bloeddrukmeter die de patiënt gaat gebruiken voor de thuismeting.
Tafel en stoel voor de patiënt.
De huisarts is bereikbaar voor overleg.
© Nederlands Huisartsen Genootschap, februari 2013
Dit protocol is overgenomen uit de uitgave Protocollair CVRM, editie 2013 van het Nederlands
Huisartsen Genootschap en eventueel aangepast voor eigen gebruik. Het NHG aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden.
Activiteitentabel
Verantwoordelijkheden B= beslissen
:
U= uitvoeren
O= ontvangen
/ = en / of
Activiteiten
Verantwoordelijkheden
functie(-groep)
U: praktijkassistente /
1. Ontvangst en toelichting procedure
Leg de patiënt het doel van de bloeddrukthuismeting en de procedure uit. POH
(incl. benodigdheden, voorbereiding, checklist, werkwijze, complicaties)
2. Bepaling arm bloeddukmeting
 Bepaal de arm waaraan de bloeddrukmetingen moeten worden
verricht, tenzij dit al eerder is vastgesteld.
 Meet de bloeddruk tweemaal aan beide armen en bereken het
gemiddelde. Als de SBD aan de dominante arm niet meer dan 10
mmHg hoger is en de DBD niet meer dan 5 mmHg, kan de bloeddruk
in het vervolg aan de niet-dominante arm worden gemeten (dit heeft
de voorkeur). Maak als het verschil wel groter is afspraken voor twee
vervolgmetingen op de praktijk. Als de metingen aan de dominante
arm blijvend hoger zijn (SBD > 10 mmHg en/of DBD > 5 mmHg)
wordt in het vervolg aan die arm gemeten.
 Overleg met de huisarts als aan de arm waarop u uitkomt sprake is
van een okselkliertoilet (bijvoorbeeld na een borstamputatie).
 Registreer de arm waaraan de bloeddruk wordt gemeten (Bepaling
1832: arm bloeddrukmeting).
3. Demonstratie van de bloeddrukmeting en instructie patiënt
Demonstreer de meting en instrueer de patiënt als volgt:
 Meet de bloeddruk ’s ochtends en ’s avonds.
 Zorg dat u vanaf één halfuur voor de meting rustig aan doet (geen
extreme activiteit zoals sporten, hard werken, koud douchen), niet
rookt en geen koffie drinkt.
 Ga zitten op een hoge stoel, rechtop en met de benen naast elkaar.
 Breng de manchet aan de afgesproken arm aan.
 Blijf gedurende minstens vijf minuten rustig zitten, zonder te praten,
en meet dan de bloeddruk.
 Noteer de boven- en de onderdruk.
 Meet de bloeddruk na 2 minuten nog een keer. Noteer opnieuw de
boven- en de onderdruk.
 Herhaal de metingen ’s avonds en noteer opnieuw de boven- en
onderdruk.
 Noteer de dag, het tijdstip, de boven- en de onderdruk op een lijst of
in een bloeddrukdagboek.
 Leg uit dat de gemeten waarden kunnen schommelen. Wisselende
bloeddrukwaarden zijn normaal.
Laat de patiënt dagelijks de bloeddruk meten gedurende 5 tot 7 dagen.
4. Informatie meegeven + controle
 Geef voorlichtingsmateriaal over zelf thuis bloeddruk meten mee,
bijvoorbeeld via www.thuisarts.nl/hoge-bloeddruk.
 Maak een controleafspraak voor na een week. Laat de patiënt bij de
controle zijn eigen meter meenemen.
U: praktijkassistente /
POH
U: praktijkassistente /
POH
U: praktijkassistente /
POH
© Nederlands Huisartsen Genootschap, februari 2013
Dit protocol is overgenomen uit de uitgave Protocollair CVRM, editie 2013 van het Nederlands
Huisartsen Genootschap en eventueel aangepast voor eigen gebruik. Het NHG aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden.



U: praktijkassistente /
5. Controle-afspraak (na 1 week)
POH
Vraag na hoe het meten is gegaan en of de patiënt problemen heeft
gehad bij het meten.
Bereken het gemiddelde van de thuismetingen die de patiënt heeft
genoteerd. Laat bij de interpretatie de gemeten bloeddrukwaarden
van de eerste dag weg. Bij 7 dagen meten zijn dit dus 24
meetwaarden (24 SBD’s en 24 DBD’s).
Interpreteer de uitkomst. Bij een gemiddelde SBD > 135 mmHg is er
sprake van hypertensie.
© Nederlands Huisartsen Genootschap, februari 2013
Dit protocol is overgenomen uit de uitgave Protocollair CVRM, editie 2013 van het Nederlands
Huisartsen Genootschap en eventueel aangepast voor eigen gebruik. Het NHG aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden.
Download