Orthodontie Wat is orthodontie? Kaakgroei en stand van de tanden. Welke behandelingen voert de orthodontist uit? Wat is orthodontie? Een orthodontist of beugelspecialist is gespecialiseerd in de gebitsontwikkeling en kaakgroei. Hij behandelt de afwijkingen in de kaakrelatie tijdens de groei (de verhouding tussen boven- en onderkaak) en afwijkingen in de stand van de tanden. De orthodontist maakt beugels die de stand van de kaken dan wel de stand van de tanden veranderen. De orthodontist controleert de groei van het hoofd en de kaken regelmatig. In overleg met andere specialisten, ouders en kind stelt de orthodontist een behandelplan op. Kaakgroei en stand van de tanden De mate van de groei van de kaken en de stand van de voortanden bepaalt voor een groot deel hoe het gezicht eruitziet. De groei van de onderkaak vindt voornamelijk plaats vanuit het kaakkopje en veranderingen van de kaak zelf, de groei van de bovenkaak vanuit bepaalde schedelnaden. De groeiwijze van de kaken bepaalt de stand van de kaken en van de tanden ten opzichte van elkaar. Door een aangeboren afwijking kan de verhouding tussen de onder- en bovenkaak niet goed zijn. Wanneer de onderkaak relatief minder groeit dan de bovenkaak, komen de tanden niet normaal met elkaar in contact en ontstaat een zogenaamde overbeet. Er zijn ook situaties waar de bovenkaak minder groeit dan de onderkaak; er ontstaat dan een omgekeerde frontbeet (zie hieronder). Kijkende van opzij naar het gezicht zijn de overbeet en de omgekeerde frontbeet afwijkingen in voor-achterwaartse richting. Er kunnen echter ook in zijwaartse richtingen groeistoornissen optreden en verticale afwijkingen. Als de kaken niet goed op elkaar passen, kan dit aanleiding geven tot functiestoornissen: problemen met kauwen, een spraakgebrek (slissen) en kaakgewrichtsklachten ('knappen'). Daarbij zijn de emotionele problemen die kunnen ontstaan bij het hebben van een afwijkende kaakstand en 'scheve tanden' zeker van groot belang. Welke behandelingen voert de orthodontist uit? De orthodontische behandeling van craniofaciale afwijkingen is in grote lijnen te verdelen in behandelingen die alleen een correctie van de tandstand beogen en behandelingen waarbij ook correctie van de kaakstand nodig is. Het corrigeren van de tandstand alléén is niet strikt leeftijdsgebonden, hoewel het meestal tijdens de puberteit gebeurt. Als echter de verhouding tussen de kaken afwijkt, moet orthodontische behandeling vaak vroeger beginnen. Correctie van afwijkingen in de kaakstand op latere leeftijd is alleen mogelijk door middel van een kaakoperatie. Deze afwijkingen vragen bijna altijd gecombineerde orthodontische/chirurgische behandeling. Het juiste tijdstip van behandeling is afhankelijk van de groei en ontwikkeling van het hoofd van de patiënt. Om de ontwikkeling te kunnen volgen, zullen er regelmatig röntgenfoto's van de schedel en afdrukken van het gebit worden gemaakt. Met behulp van deze gegevens kiest men het tijdstip van begin van de behandeling. Langs orthodontische weg kan een afwijkende stand van de tanden worden gereguleerd en de kaakgroei gestuurd. Soms is het noodzakelijk kiezen of tanden te trekken om de overige goed op een rij te krijgen. Bij een goede stand vormt het gebit van onder- en bovenkaak als het ware één geheel. Dit betekent onder meer dat bij een orthodontische behandeling niet kan worden volstaan met het goed zetten van alleen de voortanden: als de tanden recht staan, maar één kies staat scheef, kan dat - net als bij tandwielen die precies in elkaar moeten grijpen - storend werken. Bij ernstige afwijkingen zal bovendien een kaakoperatie nodig zijn, waarbij de onder- en/of de bovenkaak wordt verplaatst. Vóór de operatie moeten de tanden worden rechtgezet met behulp van een vaste beugel, zodat beide kaken goed op elkaar gepast kunnen worden. Tijdens de operatie kunnen de kaken met behulp van deze beugel op elkaar worden vastgezet, zodat ze enkele weken rust krijgen om te genezen. Vaak is het vastzetten mogelijk met elastieken, zodat de mond geopend kan worden. De beugel blijft dus tijdens de operatie in de mond zitten. • De beugelbehandeling Met beugels kunnen tanden en kiezen worden rechtgezet en kan de stand van de kaak worden verbeterd. Een beugel kan in het begin ongemak veroorzaken, maar de klachten worden na een paar dagen minder. Er zijn twee soorten beugels, uitneembare en vastzittende. De uitneembare beugel kan door de patiënt zelf in en uit worden gedaan en werkt uiteraard alleen als hij gedurende de voorgeschreven tijd wordt gedragen. Voor vastzittende beugels gebruikt men veerkrachtige draden (bogen), waarmee de tanden worden bewogen. Deze draden worden vastgemaakt aan slotjes ('brackets'), die op de tanden en kiezen zijn vastgelijmd. • Verzorging van het gebit Goed en geregeld poetsen (vanaf de eerste melktandjes), weinig snoepen, weinig zoete en/of zure dranken en halfjaarlijkse tandartscontroles vormen de basis voor een gezond gebit. Juist een gebit met scheve tanden en een afwijkende kaakgroei is moeilijk schoon te houden. Omdat de beugel het nog moeilijker maakt de tanden en kiezen schoon te houden, is het van groot belang dat juist deze kinderen al vroeg goed leren poetsen. Gebruik een kleine zachte tandenborstel en controleer af en toe met plakverklikker of alles goed schoon is. Voor de halfjaarlijkse controle op gaatjes moet het kind naar de gewone tandarts. Het is aan te raden kinderen vanaf twee jaar mee te nemen naar de tandarts. Dan wennen ze er alvast aan en eventuele gaatjes kunnen op tijd worden gevuld. Specifieke behandelingen • Hemifaciale microsomie Deze kinderen hebben een enkelzijdige scheve onderkaak; dit beïnvloedt ook de groei van de bovenkaak. Ter voorbereiding op een operatie en om scheefgroei van de bovenkaak te voorkomen, wordt vaak op vier- vijfjarige leeftijd een uitneembare beugel gegeven, een 'aktivator'. De aktivator bestaat uit een boven- en onderbeugel, die aan elkaar vastzitten. Het doel van de beugel is om de onder- en bovenkaak zò te laten groeien dat ze uiteindelijk na een operatie goed op elkaar passen. • Treacher Collins Deze kinderen hebben een dubbelzijdige onderontwikkelde onderkaak, tanden die onregelmatig staan en een 'open beet', dat wil zeggen dat de voortanden elkaar niet kunnen raken en het kind moeite heeft met afbijten. Een gecombineerde orthodontische/chirurgische behandeling nadat de groei is gestopt zal vaak de gekozen weg zijn. • Craniosynostosesyndromen Bij deze kinderen is de groei van de bovenkaak gestoord. De onder- en boventanden passen niet op elkaar omdat de bovenkaak te ver naar achter ligt en te smal is. De gebitselementen breken vaak te laat door en soms helemaal niet. Vaak moeten enkele gebitselementen worden verwijderd omdat er geen ruimte voor is en de bovenkaak worden verbreed met behulp van beugels zonodig in combinatie met een operatie. In sommige gevallen is er vanwege oog of ademhalingsproblemen een vroege operatie noodzakelijk. Over het algemeen zal ook in die gevallen de orthodontist een specifieke vaste beugel vervaardigen. Deze specifieke beugel wordt dan altijd aangemeten en geplaatst op de afdeling orthodontie van het Sophia Kinder Ziekenhuis (Erasmus MC). Na het doorbreken van het blijvende gebit moet de relatie tussen de boven- en onderkaak opnieuw worden beoordeeld. Meestal volgen dan een orthodontische behandeling en operatie. • Hypertelorisme Deze kinderen hebben vaak problemen met de voortanden in de bovenkaak, doordat in het midden van de kaak een extra tand aanwezig is. De extra tand moet worden weggehaald voordat de gebitsontwikkeling verstoord raakt. • Aangezichtsspleten Bij een aangezichtsspleet bestaat meestal een spleet in de bovenkaak. Na operatie van de huid wordt het moment bepaald waarop de tanden aan weerszijden van de spleet weer netjes in de rij gezet kunnen worden. Het tijdstip van operatie kan sterk variëren. Gezien het zeldzame karakter van deze afwijkingen en de sterke variatie in ernst, bestaat er geen standaard behandelingsplan. Voor deze kinderen is een behandelingsschema op maat nodig.