HvJ EU, 3 juni 2010. Betfair Zaak C

advertisement
HvJ EU, 3 juni 2010. Betfair
Zaak C-203/08. Het belang van deze zaak is de uitlegging van art. 49 EG-verdrag (vrij verrichten van
diensten) bij het verlenen van een alleenrecht.
Het ging om de exploitatie van kansspelen via internet. Er was sprake van een nationale regeling die verbiedt
om zonder vergunning sportprijsvragen en gokspellen te organiseren. Ter bescherming van het sociale welzijn
en de volksgezondheid wordt de vergunning aan één marktdeelnemer verleend.
Hoger beroep
Aan Betfair, een vennootschap voor kansspelen gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, wordt de opdracht niet
gegund. Zij gaat vervolgens in hoger beroep en betoogt dat de Nederlandse autoriteiten verplicht waren de in
het VK aan haar verleende vergunning te erkennen. En dat zij het transparantiebeginsel niet eerbiedigt
hebben.
Prejudiciële vragen
De Raad van State heeft het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
1. Verzet art. 49 EG-Verdrag zich tegen een wettelijke regeling van een lidstaat, die de organisatie en de
bevordering van kansspelen via een alleenrecht verleend aan één marktdeelnemer. En dat elke (in een
andere lidstaat gevestigde) marktdeelnemer verboden wordt de onder alleenrecht vallende diensten aan te
bieden op het grondgebied van eerstgenoemde lidstaat?
2. Het Hof heeft in enkele zaken over concessies al eerder uitleg gegeven over art.49. Met name over het
gelijkheidsbeginsel en de transparantieverplichting. De vraag is of deze uitleg van toepassing is op de
procedure voor het verlenen van een alleenrecht voor het aanbieden van diensten betreffende kansspelen.
3. De vergunning in de zaak was verleend zonder dat andere kandidaten konden meedingen. De vraag is of
een wettelijk vastgelegd éénvergunningstelsel voor het aanbieden van diensten in zake kansspelen, een
geschikt en proportioneel middel is ter realisering van dwingende redenen van algemeen belang. Deze zijn
door het Hof aanvaard als rechtvaardiging van de beperking van het vrije verkeer.
Hof
1. De eerste vraag wordt ontkennend beantwoord. Art. 49 EG verzet zich niet tegen dergelijke nationale
regeling. Verder kunnen de doelstellingen om consumentenbescherming te waarborgen en om criminaliteit en
gokverslaving te bestrijden, waarop het stelsel van exclusieve vergunningen van de Wok is gefundeerd,
worden aangemerkt als dwingende redenen van algemeen belang.
2. en 3. De beginselen van transparantie en gelijke behandeling moeten ook bij alleenrecht-verlening in acht
worden genomen. Tenzij het gaat om een openbare exploitant wiens beheer onder rechtstreeks toezicht staat
van de Staat. Of als het gaat om een particuliere exploitant op wiens activiteiten de overheid een strenge
controle kan uitoefenen.
Een alleenrecht, dat per definitie de vrijheid van dienstverrichting van andere entiteiten beperkt, is alleen
onder bepaalde voorwaarden gerechtvaardigd (r.o. 23-25 Betfair, r.o. 29-31 van zaak C-124/97, 21 september
1999, Läärä en r.o. 52-55 van zaak C-42/07, 8 september 2009, Liga Portuguesa).
Antwoord Hof van Justitie EG in Läärä
In Finland bestaat een nationaal wettelijke regeling waarbij aan één openbaar lichaam, het alleenrecht tot
exploitatie van speelautomaten wordt toegekend. De regeling wordt gerechtvaardigd door doelstellingen van
algemeen belang. De EG bepaling van vrijheid van diensten staat hieraan niet in de weg.
Antwoord Hof van Justitie EG in Liga Portuguesa:
Art. 49 EG staat niet in de weg aan een regeling van een lidstaat die marktdeelnemers als Bwin International
Ltd die in andere lidstaten zijn gevestigd, waar zij rechtmatig soortgelijke diensten verrichten, verbiedt om via
het internet kansspelen aan te bieden op het grondgebied van deze lidstaat.
Download