Begrippen bij de Tweede Wereldoorlog 1. Antisemitisme: Jodenhaat. 2. Appeasement: Politiek van Frankrijk en Engeland die zich richt op het voorkomen van oorlog, al betekent dat het toegeven aan de eisen van de agressor Duitsland. 3. Atoombom: Krachtige bom die veel schade aanricht door het splitsen van atomen gericht op Japan (Hiroshima en Nagasaki) 4. Bevrijdingsdag: Dag waarop de bevrijding van de Duitse bezetting herdacht wordt door de geallieerden. Dit is 5 mei. 5. Bezetting: Het innemen van een gebied of ruimte door een leger. 6. Blitzkrieg: Zeer snelle verrassingsoorlog. (Duitsland naar Polen, 1 september 1939) 7. Capitulatie: Overgeven aan de vijand. 8. Censuur: Toezicht of controle op verboden dingen publicaties (kranten, tijdschriften) of films en die weghalen. 9. Collaboratie: Elke vorm van samenwerking met de vijand. 10. Deportatie: Het gedwongen wegvoeren van mensen. 11. Diplomatie: De kunst en de kunde van het overleggen van twee groepen om daarmee een bepaald doel te bereiken. 12. Discriminatie: Het maken van onderscheid en het beoordelen van een individu of een bepaalde groep. 13. Dodenherdenking: Plechtige gebeurtenis waarbij slachtoffers van geweld herdacht worden. Bijvoorbeeld in Nederland op 4 mei. 14. Doorvoerkamp: Kamp dat tijdelijk werd gebruikt om de Joden daarna naar een groter kamp te sturen. (Westerbork en Kamp Vught) 15. Dwangarbeid: Arbeid die verricht werd, tegen de wil van mensen in zonder betaling. 16. EndlÓ§sung: Massaal doden 'opruimen' 17. “Fout” in de oorlog: Collaborateurs, NSB'ers, iedereen die 'foute' dingen heeft gedaan: samenwerken met de Duitsers. 18. Gelijkschakeling: De samenleving dwingen zich aan te passen en te gehoorzamen aan de opvattingen van de heersende klasse. (propaganda en terreur) 19. Genocide: Moord op een heel volk of ras. 20. Holocaust: systematische uitroeiing van Joden door nazi's en hun bondgenoten tijdens de Tweede Wereldoorlog. 21. Jodenster: Gele Davidsster met een 'J', die Joden verplicht, zichtbaar op hun kleding moesten dragen tijdens de Tweede Wereldoorlog. 22. Jodenvervolging: Systematisch geweld tegen en onderdrukking van Joden. 23. Kamikaze: Aanval op de vijand door zelfmoord te plegen. 24. Lebensraum: Nazi-term waarmee werd aangegeven dat het overbevolkte Duitsland nieuwe gebieden nodig had om te kunnen bestaan (Oostenrijk, Tsjechië, Polen). 25. Onderduiker: Persoon die zich schuil houdt. 26. Oorlogstribunaal: Bijzondere rechtbank om te oordelen over in de oorlog begane misdaden van de oorlogvoerende partijen tegen het oorlogs- of mensenrecht. 27. Oorlogsmisdaad: Misdaad begaan in de oorlog die oorlogsrecht schendt. 28. Pogrom: Gewelddadige aanval op een bepaalde groep mensen, in het bijzonder Joden. 29. Razzia: Georganiseerde jacht op mensen, bijvoorbeeld Joden in de Tweede Wereldoorlog. 30. Rijkscommissaris: Van rijkswege aangestelde commissaris. Vertegenwoordig van het hoofd van de Duitse staat in bezette gebieden. 31. SA: Sturmabteilung, paramilitaire organisatie van de NSDAP. 32. SD: Sicherheitsdienst. Opgericht als veiligheid- en inlichtingsdienst voor de SS. 33. SS: Schutzstaffel. Bewakingseenheid, beveiligde de partijleider van de NSDAP (Hitler). Geleid door Heinrich Himmler. 34. Staatshoofd: Iemand die aan het hoofd van een land staat. Niet perse een koning, kan ook een president zijn. 35. Tweede Wereldoorlog: Internationaal gewelddadig conflict begon met een conflict tussen Duitsland en Frankrijk, tussen 1939 en 1945. Het eindigde door oorlog tussen alle landen ter wereld en hun kolonies. 36. Veiligheidsraad: Orgaan van de Verenigde Naties met als primair verantwoordelijkheid het handhaven van de internationale veiligheid en vrede. 37. Verenigde Naties: VN. Organisatie waar bijna alle landen van de wereld lid van zijn. Ze komt op voor de vrede en armen in de wereld. 38. Vernietigingskamp: Concentratiekampen waar tijdens WO II grote groepen mensen door de SS werd vermoord. (Auschwitz) 39. Vetorecht: Bevoegdheid om een besluit krachteloos te maken. 40. Westen: West-Europa en Amerika, die streden tegen Hitler-Duitsland en Italië onder Mussolini.