Koloniale Staat, Onderzoeksgids voor het archief van het

advertisement
Kolonialestaat_omslag_rug175:Opmaak 1
03-11-2009
10:55
Pagina 1
De koloniale staat
ONDERZOEKSGIDS
De koloniale staat
1854-1942
De koloniale staat (1854-1942)
Javaanse hoofden
ca. 1890
Fotoverzameling KITLV
nr. 27787
In de 19e en 20e eeuw werden zorgvuldig geselecteerde
jonge mensen als bestuursambtenaar vanuit Nederland
naar de Oost gezonden. Tijdens hun opleiding waren zij
vertrouwd gemaakt met de talen, adat en culturen van
de archipel. Samen met de Indonesische elite bouwden
zij aan de koloniale staat, de voorloper van de soevereine
Republik Indonesia.
De archieven van het ministerie van Koloniën in het
Nationaal Archief bevatten duizenden brieven, adviezen
en rapporten, waarin dit ingrijpende proces is vastgelegd. In particuliere archieven wordt de problematiek
vanuit een persoon of een organisatie benaderd. Al dit
materiaal werpt licht op het handelen en streven van
opeenvolgende generaties. In deze gids is geprobeerd
om structuren van, en samenhangen tussen archieven
te laten zien, teneinde onderzoek in die rijke bestanden
mogelijk te maken.
nederland ontdek je in het
nationaal archief
ONDERZOEKSGIDS
duizend jaar geschiedenis ligt op
honderd kilometer plank van het
nationaal archief de geschiedenis
dijt uit, jaarlijks met kilometers
Francien van Anrooij
Gids voor het archief van het ministerie van Koloniën
De Indonesische archipel
nationaal archief
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 1
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
De
koloniale
staat
Soldaten
Overzee
1854-1942
Gids voor het archief van het ministerie van Koloniën
De Indonesische archipel
Francien van Anrooij
Den Haag, december 2009
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 3
INHOUD
Inhoud
5
De koloniale staat 1854-1942
9
11
17
33
37
41
45
51
55
59
61
65
69
73
77
81
85
89
93
97
99
I
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Binnenlands Bestuur
Het Departement van Binnenlands Bestuur
Het bestuur in het binnenland
De Dienst van het Boswezen
De Inspectie voor Agrarische Zaken
Het Volkskredietwezen
De Dienst voor Oost-Aziatische Zaken en voorgangers
J.F.R.S. van den Bossche
F.N. Nieuwenhuijzen
H.A.F. de Vogel
A. Pruys van der Hoeven
D.F.W. van Rees
J.D.L. le Febvre
L.C. Westenenk
M.B. van der Jagt
W.H. van Helsdingen
R.K.A. Bertsch
Th.A. Fruin
G. Jansen
G.W. Caudri
J. van Baal
103
105
110
117
123
127
131
133
137
141
145
II
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Onderwijs en Eredienst
Het Departement van Onderwijs, Eredienst (en Nijverheid)
De Adviseur voor Inlandse (en Arabische) Zaken
De Oudheidkundige Dienst
P. Scholten
W.F. Theunissen
J.C.A. Lichtenbelt
A.M. Joekes
F.M. van Asbeck
C. Adriaanse
De Technische Hogeschool Bandoeng
151
153
157
III Justitie
31 De Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof
32 Het Departement van Justitie
3
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
163
165
IV Financiën
33 Het Departement van Financiën
171
173
179
185
189
195
203
213
V
34
35
36
37
38
39
40
223
225
231
237
VI Burgerlijke Openbare Werken, Gouvernementsbedrijven
en Verkeer en Waterstaat
41 Het Departement van Burgerlijke Openbare Werken
42 Het Departement van Gouvernementsbedrijven
43 Het Departement van Verkeer en Waterstaat
241
243
255
Bronnen en Bibliografie
44 Geraadpleegde bronnen, met toelichting
45 Bibliografie
263
Toelichting
266
Noten
268
Index op namen
269
Index op trefwoorden
272
Colofon
4
Landbouw, Nijverheid, Handel en Economische Zaken
Het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel
Het Departement van Economische Zaken
J.Th. Cremer
N.V. Deli-Maatschappij
Suikerpolitiek
Gouvernement en bergcultures
Gouvernement en ondernemers
Pagina 4
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 5
INLEIDING
De koloniale staat 1854-1942
Inleiding
Noten:
Alle noten staan
op pagina 264-265
In deze gids staat de periode ±1850 – ±1940 centraal. De basis voor de
koloniale staat werd gelegd in de tweede helft van de 19e eeuw. Met de
grondwetsherziening van 1848 kwam een einde aan de rechtstreekse
bemoeienis van de koning met de koloniën. De minister van Koloniën
werd verantwoordelijk.
De omslag kwam tot uiting in een nieuw Regeringsreglement (RR.) van
1
1854, dat in 1855 werd afgekondigd . Artikel 64 van deze ‘Indische grondwet’ bevat de bepaling, dat de ‘verschillende takken van het algemeen
bestuur’ zouden worden beheerd door directeuren. Zij zouden opereren
onder de bevelen en het oppertoezicht van de gouverneur-generaal. De
koning zou het aantal directeuren vaststellen, hun taken en bevoegdheden. De bestuurlijke reorganisatie werd ingevoerd na afkondiging van de
2
Indische Comptabiliteitswet . Daarin werd o.a. bepaald, dat ieder hoofdstuk van de begroting van uitgaven niet meer dan één onderdeel van
algemeen bestuur zou mogen omvatten. Het aantal departementen en
hun werkterrein zou bij wet moeten worden vastgesteld. Bij Koninklijk
3
Besluit van 21 september 1866 werden vier departementen ingesteld:
Binnenlands Bestuur; Onderwijs, Eredienst en Nijverheid; Burgerlijke
Openbare Werken en Financiën. In 1870 kwam daar nog het departement
4
van Justitie bij .
De departementen kwamen in de plaats van de vier directies, die kort
na de invoering van het Cultuurstelsel in het leven waren geroepen.
De bestuursvoering werd hierdoor overzichtelijker. In de oude situatie
gebeurde het wel dat problemen, die buiten het werkterrein van de directies vielen, werden voorgelegd aan een (hoofd) commissie onder voorzitterschap van een lid van de Raad van Indië of ter behandeling werden
5
opgedragen aan een speciale functionaris . De toenemende aandacht
voor bestuurszaken hing samen met het besluit om het Cultuurstelsel in
een geleidelijk tempo te beëindigen (art. 55 RR). Dit stelsel was in 1830
ingevoerd met de bedoeling om de kolonie winstgevend te maken door
export van tropische landbouwgewassen. Het bestuur trad als ondernemer op, evenals in de VOC-periode. De winst uit de verkoop van de producten, het batig slot, kwam grotendeels in de Nederlandse staatskas
terecht. Het Cultuurstelsel maakte Nederlandsch-Indië, vooral Java,
onderdeel van het moderne kapitalisme. De geldeconomie deed zijn
intrede tot op desa-niveau. Deze ontwikkeling stimuleerde de welvaart en
de bevolkingsgroei. In de jaren ’50 en ’60 trok de regering zich langzaam
aan terug: diverse cultures werden opgeheven. Eén van de oorzaken
5
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
hiervoor was het ontbreken van specialistische kennis bij bestuursambtenaren: die kennis was wel aanwezig bij particuliere ondernemingen.
Daarbij kwam dat voorstanders van de vrije arbeid terrein wonnen toen
een vooraanstaand man in hun gelederen, de voormalige suikerfabrikant
I.D. Fransen van de Putte, minister van Koloniën werd (1863-1866,
1872-1874). Hij was van mening, dat de Indonesische bevolking ‘blijmoedig’
zou bijdragen aan verhoging van de welvaart voor Nederlandsch-Indië en
Nederland als Nederland ‘rechtvaardig’ zou regeren. Dat hield in: belemmeringen wegnemen die het werk bemoeilijkten (gedwongen arbeid)
en het stimuleren van de intellectuele ontwikkeling, vooral door middel
6
van onderwijs . Deze zakelijke en verantwoordelijke opstelling is lang
de leidraad voor het koloniaal beleid geweest.
Aanvankelijk was de invloed van de centrale organen beperkt. Het zwaartepunt van het bestuurswerk lag bij het corps Binnenlandse Bestuursambtenaren. Rond 1900 veranderde dit. De economische crisis die Nederlandsch-Indië in het laatste kwart van de 19e eeuw trof, deed de regering
beseffen dat economisch liberalisme niet automatisch leidde tot welvaart
voor iedereen. Het confessionele kabinet-Kuyper, dat in augustus 1901
was aangetreden, ging ervan uit dat naastenliefde de basis moest zijn
van het koloniaal beleid. De Troonrede van dat jaar bevatte de inmiddels
bekend geworden uitspraak, dat Nederland als ‘Christelijke Mogendheid’
de plicht had om ‘geheel het regeeringsbeleid te doordringen van het besef,
dat Nederland tegenover de bevolking dezer gewesten een zedelijke roeping
heeft te vervullen’. Deze verklaring werd onmiddellijk gevolgd door de
toezegging om een onderzoek te laten instellen naar de oorzaken van
7
de ‘mindere welvaart’ onder de Indonesische bevolking . Hiermee werd
officieel de periode van de Ethische politiek ingeluid. Volgens een bekende
definitie had die tot doel om de hele Indonesische archipel onder ‘reëel’
Nederlands gezag te brengen en land en volk van dit gebied onder Nederlandse leiding te ontwikkelen in de richting van zelfbestuur naar westers
8
model . De ‘voogdijpolitiek’, zo genoemd door tijdgenoten, had uitbreiding
en intensivering van de overheidszorg tot gevolg. Dit proces ging gepaard
met modernisering en specialisatie. Zo werd in 1904 een departement
van Landbouw opgericht (later aangevuld met Nijverheid en Handel), en
9
in 1907 een departement van Gouvernementsbedrijven .
Het koloniaal bestuursapparaat bood in toenemende mate werkgelegenheid aan een nieuwe ambtelijke, westers geschoolde, Indonesische elite,
die afkomstig was uit de lagere priyaji (aanzienlijken)klasse en de opkomende middenstand.
De mondiale economische crisis van 1930 dwong de Indische regering
tot ingrijpende maatregelen en grotere slagvaardigheid op sociaal-
6
Pagina 6
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 7
INLEIDING
economisch terrein. In dit kader vond de derde grote bestuurlijke reorganisatie op centraal niveau plaats: de vervanging van het departement van
Landbouw, Nijverheid en Handel door dat van Economische Zaken, en de
samenvoeging van de departementen van Burgerlijke Openbare Werken
en Gouvernementsbedrijven tot een nieuw departement van Verkeer en
10
Waterstaat (1933) .
In de jaren ’20 en ’30 kwam de Ethische politiek onder druk te staan.
Daardoor verloor de koloniale staat maatschappelijk draagvlak. Het
schokeffect, dat de Eerste Wereldoorlog en de Russische revolutie in
brede kring teweeg hadden gebracht, leidde tot een beleid, waarin handhaving van het Nederlands overwicht centraal stond. De economische
crises van 1920 en 1930 versterkten die tendens. Ingrijpende bezuinigingen
zetten een domper op hervormingsprogramma’s. Rust en orde werden
als onmisbare voorwaarden beschouwd om investeerders aan te trekken.
Een voormalig adviseur voor Inlandse Zaken sprak in dit verband van
11
een politiestaat . De Indonesische bestuurlijke elite en de Indonesische
nationalisten keerden zich tegen de koloniale overheerser.
7
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
8
03-11-2009
10:34
Pagina 8
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 9
I BINNENLANDS BESTUUR
I
Binnenlands Bestuur
<
Pangeran Aria Achmad
Djajadiningrat, regent op Java.
Achmad Djajadiningrat;
Herinneringen van Pangeran
Aria Achmad Djajadiningrat.
Bewerkt door Diet Kramer
(Amsterdam 1936).
Zie hoofdstuk 2.
9
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
10
03-11-2009
10:34
Pagina 10
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 11
I BINNENLANDS BESTUUR
1
Het Departement van Binnenlands Bestuur
Bij Koninklijk Besluit van 21 september 1866 (Ind. Staatsblad 1866 nr. 127)
werden vier departementen van algemeen bestuur ingesteld. Het departement BB was er één van. Het doel van de oprichting was een betere
structurering van het binnenlands beleid. Het nieuwe bestuursorgaan
kreeg een breed werkterrein, geheel volgens de wens van de minister
van Koloniën I.D. Fransen van de Putte (1863-1866, 1872-1874). Een aantal
taken had betrekking op de inrichting en de werking van het binnenlands
bestuur; op de samenwerking met en het toezicht op de Europese en
inlandse bestuursambtenaren, en op de contacten met inlandse ‘vorsten
en groten’. Het bestuursstelsel was dualistisch. Artikel 67 RR bepaalde
dat de inlandse bevolking, voorzover de omstandigheden dat toelieten,
zoveel mogelijk onder het gezag van haar eigen hoofden moest worden
gelaten. Die hoofden moesten door de gouverneur-generaal worden
benoemd of erkend. Zo werden de regenten in het direct (of rechtstreeks)
bestuurde gebied van Java en Madoera benoemd; de hoofden van de
Vorstenlanden op Java en de hoofden van de zelfbesturende landschappen (meest in de Buitengewesten) werden erkend. Inlandse bestuursambtenaren en zelfbestuurders werkten op de diverse niveaus samen
met hun Europese collega’s.
Het departement nam ook taken over van directies, die in de periode van
het Cultuurstelsel werkzaam waren geweest, met name van de directie
der Cultures en Landelijke Inkomsten: het betrof o.a. de gouvernementscultures, meer in het algemeen de landbouw, de veeteelt, het bosbeheer
en de herendiensten; het verhuren van gouvernementsgronden (aan
particuliere ondernemers); kadastrale aangelegenheden en statistiek; de
opslag en verkoop van gouvernementsproducten, het beheer van ’s lands
pakhuizen; de brieven- en paardenposterij, de pakketvaart, het vervoer
van gouvernementsreizigers; schutterijen en inlandse korpsen; het pandelingschap (schuldslavernij); zeeroverij; strandvonderij; de uitroeiing van
tijgers en krokodillen.
Het gezag van het departement als centraal bestuursorgaan was beperkt,
zeker in de periode vóór 1900. Die beperkingen lagen gedeeltelijk op geografisch terrein. In de jaren ’60 van de 19e eeuw bepaalde het koloniaal
bestuur zich voornamelijk tot Java en Madoera.
Een tweede beperking lag in de relatie tot de hoofden van gewestelijk
bestuur. Die waren rechtstreeks ondergeschikt aan de gouverneurgeneraal. De departementshoofden mochten hun aanwijzingen geven
11
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
voor het uitvoeren van algemene regelgeving, maar de gewestelijke
bestuurshoofden hadden het recht hiertegen te protesteren bij de landvoogd. De aan de gouverneur-generaal gerichte brieven en rapporten van
de hoofden gewestelijk bestuur werden eerst in behandeling genomen
op het departement, waar de kwestie thuishoorde, en vervolgens met
beschouwingen en advies doorgezonden.
Echter, de invloed van het departement BB op de bestuursambtenaren
was groter dan die van de overige departementen. Agrarische zaken
vormden het hoofdbestanddeel van het bestuurswerk ter plaatse. Dit taakonderdeel werd belangrijker na de afkondiging van de Agrarische Wet
(1870), die het particuliere ondernemers mogelijk maakte om gronden
van het gouvernement of van particulieren te huren of in erfpacht te
nemen. Het uitvoeren van de wet bracht veel werk met zich mee, ook op
kadastraal en statistisch terrein. Hiertegenover stond dat het pandelingschap en de strandvonderij werden afgestoten naar het in 1870 opgerichte
departement van Justitie.
De economische crisis aan het einde van de 19e eeuw stimuleerde tot
modernisering en specialisatie. Deze ontwikkeling had ook gevolgen voor
het departement BB.
Taken op agrarisch terrein, o.a. de gouvernementscultures, landbouw,
veeteelt en boswezen, werden overgedragen aan het nieuwe departement
van Landbouw (Ind. Staatsblad 1904 nr. 380). De intensieve bemoeienis
met de toepassing van de, steeds gecompliceerder wordende, agrarische
wet- en regelgeving leidde in 1903 tot de instelling van een Inspectie voor
Agrarische Zaken, die voor eenheid van beleid moest zorgen. De inspectie
werd verbonden aan het departement BB. Toen duidelijk werd dat voor
het volkskredietwezen en het volksonderwijs specialistische kennis en
een structurele aanpak nodig waren, werden deze beleidsterreinen aan
de eerste verantwoordelijkheid van het corps bestuursambtenaren onttrokken en bij het departement van Binnenlands Bestuur ondergebracht.
Ook de invoering van de Decentralisatiewet (Ind. Staatsblad 1903 nr. 329)
werd een taak van het departement. De wet was bedoeld om de bevolking
op lokaal en regionaal niveau meer inspraak te geven door middel van
plaatselijke en gewestelijke raden. Vanaf 1908 kreeg het departement via
de afdeling Bestuurszaken voor de Buitengewesten een grotere invloed
op de gebieden buiten Java en Madoera. De afdeling adviseerde de
gouverneur-generaal over alle aangelegenheden, ook over staatkundige
zaken zoals de politieke contracten of Korte Verklaringen, die met de
zelfbestuurders werden gesloten. Vóór 1908 waren die zaken behandeld
door de Algemene Secretarie, het kabinet van de landvoogd. De nieuwe
afdeling kreeg ook de eindcontrole op het beheer van de landschapskassen. Die waren in 1902 ingesteld om de publieke geldmiddelen te scheiden
van de particuliere inkomsten en uitgaven van de zelfbestuurders.
12
Pagina 12
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 13
I BINNENLANDS BESTUUR
Onder de afdeling kwam een Encyclopaedisch Bureau, dat probeerde om
de belangstelling van ondernemers voor deze streken op te wekken door
publicatie van materiaal uit ambtelijke stukken. Het hoofd van de afdeling,
met de titel Adviseur, had rechtstreeks contact met de directeur BB, de
overige departementshoofden en de regering. Bij meningsverschillen
moest hij zijn standpunt op schrift stellen, zodat het gouvernement daarvan kennis kon nemen.
In 1916 en 1922 werden twee belangrijke adviseurs aan het departement
BB toegevoegd, n.l. die voor Chinese en Japanse Zaken. De ontwikkeling
van China en Japan en de gevolgen daarvan voor Nederlandsch-Indië
maakten een beleidsmatige aanpak op centraal niveau noodzakelijk.
Nadat de Wet op de Bestuurshervorming was afgekondigd (Ind. Staatsblad 1922 nr. 216) werd het departement BB belast met de uitvoering daarvan. De wet was breder van opzet dan de eerdergenoemde Decentralisatiewet. De hervormingen, waarvoor de Nederlandse Provinciewet model had
gestaan, hadden een staatkundig en een administratief doel. Door een
wijziging van de bestaande territoriale indeling zouden grotere autonome
rechtsgemeenschappen worden gecreëerd. Die zouden taken van centrale bestuursorganen overnemen, met de daarbij behorende financiële
middelen. De wijzigingen zouden ook gevolgen hebben voor het bestuursapparaat ter plaatse. Zo zouden bevoegdheden van Europese bestuurambtenaren worden overgedragen aan Inlandse BB-ers. Omdat de wet
op bescheiden schaal ten uitvoer werd gebracht (zowel in staatkundig als
in administratief opzicht), behield het departement BB zijn invloed.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
F.J.M. Otten: Gids voor de archieven van de ministeries en de Hoge Colleges
van Staat 1813-1940 (ING onderzoeksgids, Den Haag 2004), hoofdstuk 16.
12
Voortaan geciteerd als Otten: Gids .
Voor dit hoofdstuk is archiefonderzoek verricht. De hierna genoemde
stukken over de organisatie van het departement BB staan vermeld in de
toegangen (indices) op het openbaar archief, in de rubrieken: Regering
der koloniën; Drukkerijen en dagbladen; Justitiewezen in Oost-Indië;
Belastingen in Oost-Indië; Geneeskundige dienst in de koloniën;
Landbouw in het algemeen; Departementen van algemeen bestuur;
Bestuur, binnenlands.
Voor dit hoofdstuk zijn geraadpleegd de verbalen/exhibita van: 26 februari
1866 nr. 56; 19 juni 1869 nr. 29; 9 december 1869 nr. 38; 20 augustus 1870
nr. 1a; 26 januari 1871 nr. 33; 11 juli 1877 nr. 3; 2 oktober 1877 nr. 16;
13
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
13 november 1884 nr. 18; 20 juli 1904 nr. 64; 25 juli 1904 nr. 16; 25 maart
1905 nr. 15/918; 13 december 1906 nr. 45; 20 december 1906 nr. 61; 18 april
1907 nr. 32; 24 mei 1907 nr. 47; 30 december 1909 nr. 45; 2 februari 1910
nr. 19; 7 februari 1911 nr. 12; 21 juli 1911 nr. 8; 11 september 1918 nr. 26;
24 september 1918 nr. 43; 31 juli 1918 nr. 30; 11 september 1918 nr. 26;
6 september 1924 nr. 59.
Stukken over de taakuitoefening van het departement (op hoofdlijnen),
adviezen en rapporten van de directeur BB zijn te vinden met behulp van
de toegangen (indices) op het openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Afstand en
verhuringen van land; Agrarische aangelegenheden; Benoeming
van ambtenaren; Belastingen; Binnenlandse aangelegenheden;
Boswezen; Cultures (ook gespecificeerd op soort); Drukkerijen en
dagbladen; Gewestelijk en plaatselijk Europees bestuur;
Herendiensten; Inlands bestuur en politie; Inlandse vorsten en
inlandse hoofden; Justitiewezen; Koloniale ambtenaren in het
algemeen; Landbouw en veeteelt; Landelijke inkomsten; Nationale
militie en schutterijen; Onlusten; Oost-Indische archipel (ook gespecificeerd op regio); Postwezen; Regering der koloniën; Slavenstand,
slavenhandel; Statistiek; Transportwezen; Verkoop van producten;
Zeeroverijen/zeeroof; Zeevrachten en transporten.
b. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Agrarische aangelegenheden; Bestuur (Europees;
Inlands); Betrekkingen met inlandse vorsten en staten; Chinese
aangelegenheden (-zaken); Decentralisatie; Departementen van
algemeen bestuur; Herendiensten; Inkomsten; Inlandse gemeenten;
Inlandse zelfbesturen; Japanse zaken; Kadaster; Landbouw;
Nijverheid; Onderwijs (inlands); Onteigening (-sordonnantie);
Pakketvaart/stoomwezen; Politie; Reisreglement; Statistiek; Veeteelt
Volkscredietwezen; Vreemde Oosterlingen.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over het departement
BB na 1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code
toegang 2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief en de serie geheime mailrapporten
vanaf 1914 bevatten belangrijk materiaal. Zie voor de periode 1850-1900
code toegang 2.10.02, voor de periode na 1900 code toegangen 2.10.36.051;
2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
14
Pagina 14
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 15
I BINNENLANDS BESTUUR
Adviezen en rapporten van de directeur BB zijn opgenomen in de bronnenpublicaties:
P. Creutzberg ed.: Het ekonomisch beleid in Nederlandsch-Indië (4 dln.,
Groningen 1972-1975). Voortaan geciteerd als Creutzberg: Ekonomisch
beleid.
R.C. Kwantes ed.: De ontwikkeling van de nationalistische beweging in
Nederlandsch-Indië (4 dln., Groningen 1975-1982). Voortaan geciteerd als
Kwantes: Nationalisme.
S.L. van der Wal ed.: Het onderwijsbeleid in Nederlands-Indië 1900-1940
(Groningen 1963). Voortaan geciteerd als Van der Wal: Onderwijs.
S.L. van der Wal ed.: De Volksraad en de staatkundige ontwikkeling van
Nederlands-Indië (2 dln., Groningen 1964-1965). Voortaan geciteerd als
Van der Wal: Volksraad.
S.L. van der Wal ed.: De opkomst van de nationalistische beweging in
Nederlands-Indië (Groningen 1967). Voortaan geciteerd als Van der Wal:
Nationalisme.
2. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Zie voor de verslagen van afzonderlijke diensten de hoofdstukken 3 t/m 6.
Handleidingen ten dienste van de Inlandsche bestuursambtenaren op Java
en Madoera, uitgegeven door het departement van Binnenlandsch
Bestuur, 1918-1931 (Batavia).
N.B.: de serie bevat deeltjes over o.a. Mohammedaans-Inlandse zaken;
erfpacht, desahoofdverkiezingen, opiumregie, bepalingen betreffende
post- telegraaf- en telefoondiensten.
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Hierin o.a. de teksten van redevoeringen van de directeur BB.
Mededeelingen van het Bureau voor de Bestuurszaken der Buitenbezittingen
/ Mededeelingen van de Afdeeling Bestuurszaken der Buitengewesten,
1911-1931 (Den Haag, Weltevreden).
N.B.: aflevering 10, deel 1 van de Mededeelingen is getiteld De Buitenbezittingen 1904 tot 1914 (bewerkt door het Encyclopaedisch Bureau,
Semarang 1915).
Staatsblad van Nederlandsch-Indië, met Bijbladen.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd: Ind. Staatsblad 1866 nr. 127; 1869 nr. 105;
1870 nr. 42; 1871 nr. 92; 1872 nr. 19; 1878 nr. 11; 1885 nr. 7; 1904 nr. 380;
1909 nr. 540; 1910 nr. 253; 1911 nr. 467; 1916 nr. 377; 1919 nr. 2; 1924 nr. 576.
Bijblad nrs. 7145; 7658; 7737.
15
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Literatuur
Karel E.M. Bongenaar: De ontwikkeling van het zelfbesturend landschap
in Nederlandsch-Indië 1855-1942 (Zutphen [2005]). Voortaan geciteerd als
Bongenaar: Zelfbesturend landschap.
R.K.A. Bertsch: Het binnenlandsch bestuur, in W.H. van Helsdingen en
H. Hogenberk red.: Daar wèrd wat groots verricht… Nederlandsch-Indië
in de XXste eeuw (Amsterdam 1941), pag. 458-470. Voortaan geciteerd als
Van Helsdingen: Daar wèrd.
Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, met supplement (9 dln, Den HaagLeiden 1917-1940), lemmata Bestuur (I pag. 279-288) en Departementen
van algemeen bestuur (I, pag. 585-588) Voortaan geciteerd als
Encyclopaedie NI.
P.H. van der Kemp: Het departement van Binnenlandsch Bestuur in
Nederlandsch-Indië, in Tijdschrift voor het Binnenlandsch Bestuur, XVII,
1899, pag. 277-303
Ph. Kleintjes: Staatsinstellingen van Nederlandsch-Indië (2 dln.,
Amsterdam 1933, 6e dr), hoofdstukken IX, XIV. Voortaan geciteerd als
Kleintjes: Staatsinstellingen.
E. de Waal: Aanteekeningen over koloniale onderwerpen, XI, De departementen van algemeen bestuur in Nederlandsch-Indië (Den Haag 1867).
Voortaan geciteerd als De Waal: Aanteekeningen.
16
Pagina 16
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 17
I BINNENLANDS BESTUUR
2
Het bestuur in het binnenland
Het binnenlands bestuur in Nederlandsch-Indië was dualistisch. Er
waren twee bestuurscorpsen: een inlands en een Europees. Artikel 67
RR bepaalde, dat de inlandse bevolking zoveel mogelijk moest worden
bestuurd door haar eigen hoofden. In direct (of rechtstreeks) bestuurd
gebied werden deze hoofden benoemd door de gouverneur-generaal,
in indirect bestuurde gebieden werden zij erkend.
Java en Madoera werden grotendeels rechtstreeks bestuurd. De grootste
inlandse bestuurseenheid was het regentschap: in het begin van de 20e
eeuw waren er 70. De regenten werden benoemd uit oude, adellijke families, meestal op basis van erfopvolging. De regent had de leiding over de
inlandse bestuursambtenaren in zijn ambtsgebied. Onder hem stonden
de patih (zijn plaatsvervanger, eveneens benoemd door de gouverneurgeneraal), de wedono (hoofd van een district), en de assistent-wedono
(onderdistrictshoofd). Volgens een instructie uit 1859 (Ind. Staatsblad 1859
nr. 102) had de regent o.a. tot taak om de rust, orde en veiligheid te handhaven; te zorgen voor de uitvoering van regelgeving, bestemd voor de
inlandse bevolking; de landbouw en de gezondheidszorg te bevorderen
(het laatste door het stimuleren van koepokinenting); toezicht uit te
oefenen op de inlandse scholen en de islamitische geestelijken. Deze
bestuurstaken werden gecombineerd met taken op het gebied van de
inlandse rechtspraak: de regent was regentschapsrechter en had zitting
in de landraad. Hij moest een grondige kennis hebben van zijn ambtsgebied en die kennis ter beschikking stellen van Europese bestuursambtenaren: de resident, zijn ‘oudere broer‘; de assistent-resident en de
controleur. Hij mocht niet zelfstandig verordeningen uitvaardigen, maar
alleen voorstellen doen.
Tot de indirect bestuurde gebieden behoorden de Vorstenlanden op
Java en de zelfbesturende landschappen in de Buitengewesten. De zelfbestuurders hadden met de gouverneur-generaal als vertegenwoordiger
van het staatshoofd in Nederland, een overeenkomst gesloten. Hierin
hadden zij afstand gedaan van hun soevereine rechten om in het vervolg
als een ‘Leenman‘ het bestuur over hun gebied te voeren. Zo’n overeenkomst, die wederzijdse rechten en plichten behelsde, werd periodiek
vernieuwd. Naast het ‘Lange Contract‘ kwam in de jaren ’90 van de 19e
eeuw de ‘Korte Verklaring’ in omloop, die de zelfbestuurder afhankelijker
maakte van de Indische regering. De overeenkomsten bepaalden de
17
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
speelruimte van de Europese bestuursambtenaren. Die werd na 1900
groter, toen de zelfbesturen steeds meer werden ingepast in de zich
ontwikkelende koloniale staat.
In dit hoofdstuk staan de ontwikkelingen in direct bestuurd gebied op
Java en Madoera centraal.
Binnen het corps Europese bestuursambtenaren was de resident de
hoogste gezagsdrager. Hij was hoofd van het gewestelijk bestuur en werd
in die functie benoemd door de gouverneur-generaal. Java en Madoera
telden in het begin van de 20e eeuw 17 gewesten. Een gewest omvatte
twee of meer regentschappen: in het algemeen was de verhouding ongeveer 1 op 4. Alle Europese, inlandse bestuursambtenaren en – indien
aanwezig – hoofden van Vreemde Oosterlingen (kapiteins, majoors, luite13
nants der Chinezen, Arabieren etc ) in een gewest waren ondergeschikt
aan de resident. Die benoemde ook lagere inlandse (vanaf de rang van
wedono) en Europese ambtenaren. Krachtens zijn instructie van 1859
(Ind. Staatsblad 1859 nr. 102) was de resident verantwoordelijk voor een
goede uitvoering van wet- en regelgeving in zijn ressort. Daarbij moest hij
letten op de ‘bepalingen en bevelen’ van de directeuren van de centrale
directies (later van de departementen van algemeen bestuur). In geval
van bedenkingen kon hij die regels schorsen of vernietigen: daarvan
moest hij wel de gouverneur-generaal in kennis stellen. Ook voor staatkundige aangelegenheden mocht de resident rechtstreeks contact opnemen met de landvoogd. Hij had de bevoegdheid om politionele keuren
en regelingen uit te vaardigen en te laten afkondigen in de Javasche
Courant. Hij was verantwoordelijk voor de gewestelijke financiën; hij
zorgde voor rust, orde en veiligheid, voor de ontwikkeling van landbouw
en gezondheidszorg; hij had de supervisie over scholen, instellingen van
armenzorg en liefdadigheid, gevangenissen; hij was voorzitter van de
inlandse landraad en berechtte als residentsrechter Europeanen. Bij het
uitoefenen van zijn functie moest hij zoveel mogelijk steunen op het
inlands bestuursapparaat en rekening houden met de adviezen van de
regent. Er werd van hem verwacht dat hij zijn ondergeschikte Europese
ambtenaren aanspoorde om zich te verdiepen in taal, land en volk, en ook
zelf een bijdrage leverde aan het vergroten van de bestaande kennis over
zijn ambtsgebied. Van dat laatste leggen o.a. de Memories van Overgave
getuigenis af, die de resident bij zijn aftreden opstelde voor zijn opvolger.
De assistent-resident, benoemd door de gouverneur-generaal, had als
hoofd van het plaatselijk bestuur de leiding over een gewestelijke afdeling. Die was in de regel even groot als een regentschap. Bestuurlijkhiërarchisch gezien was de assistent-resident de evenknie van de regent.
Zijn bevoegdheden waren niet vermeld in aparte instructies, maar afgeleid van die van de resident.
De controleur ten slotte, stond onder de assistent-resident. Op Java en
Madoera duidde de titel een rang aan, geen functie. De controleur oefen18
Pagina 18
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 19
I BINNENLANDS BESTUUR
de geen gezag uit. Als contactpersoon tussen het Europees en inlands
bestuur bezette hij een spilfunctie. Zijn werkzaamheden omvatten o.a.
het uitleggen van regelgeving aan inlandse functionarissen; het inspecteren van de cultures, van scholen, ziekenhuizen, gevangenissen, wegen,
bruggen, irrigatiewerken; het bijwonen van de maandelijkse vergaderingen van de assistent-wedono’s bij de wedono’s en van de wedono’s bij de
regent. Hij was een echte veldwerker.
De afkondiging van het RR 1854 en de instructies van 1859 vond plaats in
een periode van accentverschuiving in de koloniale bestuursvoering. In
het midden van de 19e eeuw was men in regeringskringen gaan beseffen
dat het Cultuurstelsel zijn beste tijd had gehad. Dit stelsel was in 1830
ingevoerd met de bedoeling om de kolonie winstgevend te maken middels export van tropische landbouwproducten. Het bestuur nam de rol
van ondernemer weer op zich, evenals in de VOC-periode. De winst, het
batig slot, zou grotendeels in de Nederlandse staatskas terechtkomen.
Nederlandsch-Indië, voornamelijk Java, werd opgenomen in het wereldverkeer, de geldeconomie werd geïntroduceerd. Dit proces beïnvloedde
de sociaal-economische en demografische ontwikkelingen. Rond 1850
traden de gebreken van het stelsel steeds duidelijker aan het licht.
Misoogsten leidden tot lagere prijzen en tot hongersnoden onder de
bevolking. Bestuursambtenaren konden de technische ontwikkelingen
niet meer bijhouden. Particuliere suikerondernemingen, toegerust met
moderne middelen en efficiënt geleid, boekten succes. Bovendien werd
felle kritiek geuit op de ethische aspecten van het stelsel, o.a. op de
vorderingen van regenten. Dit alles leidde tot het besluit (art. 55 RR) om
het Cultuurstelsel geleidelijk op te heffen en ruim baan te geven aan het
particulier initiatief. Voor het gouvernement werd besturen hoofdzaak.
De instelling van vijf departementen van algemeen bestuur (Ind. Staatsblad
1866 nr. 127; 1870 nr. 42) ter vervanging van de bestaande directies, waaronder die der Cultures en landelijke inkomsten, getuigde van een brede,
meer gestructureerde aanpak. Er kwam meer wet- en regelgeving, maar
de regering stelde zich terughoudend op: zij volgde en ondersteunde het
bedrijfsleven. De Agrarische Wet (1870) bood particuliere ondernemers
de mogelijkheid om grond van het gouvernement of van particulieren te
huren of in erfpacht te nemen. Bij de uitvoering hiervan werden bestuursambtenaren ingezet, ter bescherming van de belangen der inlandse
bevolking. Taakverzwaring en systematisering leidden tot een bestuurlijke
herindeling van direct bestuurd gebied op Java en Madoera. In 1874
(Ind. Staatsblad 1874 nrs. 72 en 73) werden de grenzen van afdelingen,
regentschappen, districten en onderdistricten opnieuw vastgesteld. De
infrastructuur werd verbeterd en uitgebreid.
De Europese bestuursambtenaren verloren door deze vernieuwingen niet
hun zelfstandigheid. Ze kregen meer werk. Ze kregen vaker te maken
met centrale regeringsorganen, maar de resident had nog steeds een
19
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
directe verbinding met de landvoogd. De afstanden waren groot en de
communicatie verliep moeizaam. Het leven van de BB-er was afwisselend, vol avontuur en uitdaging. In de 20e eeuw werd met nostalgie teruggeblikt op deze periode, o.a. door J.W. Meijer Ranneft. In zijn artikel
‘De verwording van het B.B. op Java’ karakteriseerde hij de tweede helft van
de 19e eeuw als een tijd van ‘autocratisch empirisch’ bestuur, waarin de
overheid alleen het hoogst noodzakelijke regelde en de rest werd overgelaten aan het vrije spel der maatschappelijke krachten. Zo werden kerels
gevormd die nog lang na hun vertrek door de bevolking werden herdacht.
Voor de inlandse bestuursambtenaren begon in de 2e helft van de 19e
eeuw een periode, waarin zij geleidelijk werden omgeschoold tot een
bureaucratische, functionele elite. Na 1900 kwam dit proces in een
stroomversnelling. In 1908 werden de hoofdenscholen (1879) gereorganiseerd tot Opleidingsscholen voor Inlandse Ambtenaren (Osvia). Middels
zgn. Hormatcirculaires (o.a. Bijbladen nrs. 6118 en 6496) werd het gebruik
van onderscheidingstekens bij optreden in het openbaar aan banden
gelegd. Het feodale bestuursapparaat werd gesaneerd en gemoderniseerd: zo werd het salaris voortaan in geld uitbetaald. In 1913 formuleerde het gouvernement nieuwe voorwaarden voor de benoeming van regenten: zij moesten de Osvia of een gelijkwaardige opleiding met succes
hebben doorlopen, de Nederlandse taal actief en passief beheersen, en
tot tevredenheid als wedono en patih hebben gewerkt. De erfopvolging
bleef zoveel mogelijk gehandhaafd. Veel jonge Europese bestuursambtenaren gingen zich, onder invloed van hun ex-collega en schrijver Eduard
Douwes Dekker, kritischer opstellen jegens het inlandse BB-corps. Voor
deze generatie was de bestseller Max Havelaar (1860) een leidraad en een
inspiratiebron. Dat had tot gevolg, dat zij de inlandse bestuursambtenaren
meer beschouwden als ‘bestuursornamenten’ (om de adviseur voor
14
Inlandse Zaken C. Snouck Hurgronje te citeren) dan als collega’s met
een eigen verantwoordelijkheid. Snouck keerde zich herhaaldelijk tegen
deze kortzichtige opstelling. Hij pleitte voor tijdige opheffing van het
dualisme, zodat de weg vrijgemaakt zou worden voor een zelfstandig
functionerend inlands bestuursapparaat.
De economische crisis, waardoor Indië in de laatste decennia van de
19e eeuw getroffen werd, was voor de regering reden om zich actiever te
gaan bemoeien met het bevorderen van de welvaart. De troonrede van
1901, waarin werd gesproken van een ‘zedelijke roeping’ van Nederland
ten aanzien van Indië, wordt wel als officieel begin van de Ethische politiek beschouwd. Die had tot doel om de kolonie onder Nederlandse leiding te ontwikkelen tot een grote mate van zelfstandigheid. De nieuwe
koers leidde tot verdere modernisering en specialisatie van het bestuursapparaat. Er werden twee nieuwe departementen van algemeen bestuur
opgericht en nieuwe gouvernementsdiensten. Het onderwijs kreeg veel
aandacht. Het corps BB werd meer ondergeschikt aan en afhankelijker
20
Pagina 20
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 21
I BINNENLANDS BESTUUR
van de centrale bestuursorganen. Regelmatig werden bestuursambtenaren ingeschakeld bij het verzamelen van gegevens voor nieuwe wet- en
regelgeving. Hun specialistische kennis schoot tekort, maar hun algemene kennis van land en volk was groot. Zij waren de aangewezen personen
om maatschappelijk draagvlak te creëren bij de introductie van nieuwe
voorzieningen, zoals inlandse lagere scholen en volkskredietinstellingen.
Zij werden ‘opheffers’. Resident G.L. Gonggrijp deed op amusante wijze
verslag van zijn ervaringen in zijn populair geworden ‘Brieven van Opheffer’,
die in 1911-1914 werden gepubliceerd in het Bataviaasch Nieuwsblad en
later in boekvorm werden uitgegeven.
De toenemende bureaucratisering wekte verzet onder de Europese
bevolkingsgroep, vooral in de grotere plaatsen. Daar werd geijverd voor
overdracht van bevoegdheden aan lagere bestuursorganen en inspraak.
De Decentralisatiewet (Ind. Staatsblad 1903 nr. 329) en het Decentralisatiebesluit (Ind. Staatsblad 1905 nr. 137) openden de mogelijkheid voor
het instellen van gewestelijke en plaatselijke raden. De leden vertegenwoordigden de drie officiële bevolkingsgroepen: Europeanen, Inlanders
en Vreemde Oosterlingen. Zij werden door middel van censuskiesrecht
gekozen of door de gouverneur-generaal benoemd. In enkele gevallen
was het raadslidmaatschap verbonden aan een ambtelijke functie. Het
hoofd van gewestelijk bestuur was voorzitter van de gewestelijke raad, de
assistent-resident van de plaatselijke. De laatstgenoemde colleges functioneerden beter dan de eerste, omdat ze kleinschaliger waren en een
duidelijker afgebakend gebied bestuurden. De raden waren bevoegd om
ambtenaren te benoemen (dat recht verloor de resident), verordeningen
uit te vaardigen (die werden afgekondigd in de Javasche Courant) en
wijzigingen aan te brengen in de keuren. Tevens beheerden zij het locale
budget en inden belastingen. Residenten en assistent-residenten die
raadsvoorzitter waren, moesten meer coördineren en superviseren. De
resident bewaakte de eenheid van beleid: hij kon verordeningen die in
strijd waren met algemene regelgeving bij de gouverneur-generaal ter
vernietiging voordragen.
De raden hadden een overwegend Europees, ambtelijk karakter. De
beperkingen hiervan traden duidelijker aan het licht, naarmate de
Indonesische nationalistische beweging zich ontwikkelde. De bevolking
werd mondiger en politiek bewuster. Dit stimuleerde de discussie over
een meer uitgebreide bestuurshervorming, waarin een nieuwe bestuurlijke indeling zou worden gekoppeld aan vergroting van de inspraak en
ontvoogding (overdracht van bevoegdheden van Europese op Inlandse
bestuursambtenaren). In dit verband was de kritiek van Snouck Hurgronje
op het uitgeholde dualisme ook van belang.
In 1918, het jaar waarin de eerste Volksraad werd geïnstalleerd, nam het
gouvernement een proef met het ontvoogden van een regentschap, waardoor het Europese bestuur in dat gebied veel minder invloed kreeg. De
economische crisis van 1920 was voor de pas aangetreden (1919) minister
21
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
van Koloniën S. de Graaff aanleiding om het hervormingsproces af te
remmen. De Graaff had zich in zijn loopbaan intensief met bestuurshervorming bezig gehouden, laatstelijk als regeringscommissaris (1913).
Omdat zijn adviezen in Batavia en Den Haag als behoudend en te administratief-technisch waren beoordeeld, had hij in 1915 ontslag genomen.
Dat zijn carrière enkele jaren later een nieuwe wending zou nemen kan
worden verklaard uit het schokeffect, dat de Eerste Wereldoorlog en de
Russische revolutie in brede kring hadden teweeg gebracht. De Graaff,
gesteund door de rest van de regering, beschouwde het onder die
omstandigheden als zijn plicht om bij te dragen aan de handhaving van
het Nederlands overwicht in Indië. Die kreeg o.a. in de nieuwe bestuurshervorming gestalte.
De Wet op de Bestuurshervorming, die in 1922 werd afgekondigd (Ind.
Staatsblad 1922 nr. 216), trad drie jaar later in werking, samen met de
Provinciale- en Regentschapsordonnantie (Ind. Staatsblad 1924-resp.
nrs. 78 en 79). De gewestelijke indeling in het direct bestuurd gebied op
Java en Madoera werd vervangen door een indeling in drie provincies:
West-, Midden- en Oost-Java (Ind. Staatsblad resp. 1925 nr. 378, 1929 nr.
227, 1928 nr. 295). Binnen die provincies kwamen 36 gewesten. De nieuwe
gewesten hadden ongeveer de omvang van de vroegere afdelingen. Het
aantal regentschappen steeg van 70 naar 76. Hierdoor werd de verhouding gewest-regentschap 1 op 2. Stadsgemeenten vormden binnen een
provincie afzonderlijke bestuurseenheden (Stadsgemeenteordonnantie,
Ind. Staatsblad 1926 nr. 365). De wet voorzag ook in de vorming van
‘andere gewesten‘ (gouvernementen). In 1936 (Ind. Staatsblad 1936 nr. 68)
werden in de Buitengewesten drie gouvernementen ingesteld: Sumatra,
Borneo en de Grote Oost.
Aan het hoofd van een provincie stond een gouverneur, die werd benoemd
door de gouverneur-generaal. Hij had de leiding over de provinciale ambtenaren in zijn ressort, maar kon ook bestuursambtenaren opdrachten
geven. Hij benoemde inlandse bestuursambtenaren vanaf de rang van
wedono. Samen met het College van Gedeputeerden oefende hij het
dagelijks bestuur uit. Hij was voorzitter van de Provinciale Raad. Dit college bestond uit gekozen en benoemde vertegenwoordigers van de drie
officiële bevolkingsgroepen (zie boven). De raad had o.a. de bevoegdheid
om ambtenaren te benoemen, belastingen te innen, verordeningen uit te
vaardigen, de provincie in rechte te vertegenwoordigen, toezicht uit te
oefenen op het financieel beheer van regentschaps- en stadsgemeenteraden. Provinciale verordeningen werden afgekondigd in het Provinciaal
Blad van de betreffende provincie. De gouverneur kon verordeningen, die
in strijd waren met algemene verordeningen, bij de landvoogd voordragen
ter schorsing of vernietiging.
De resident ‘nieuwe stijl’ was te vergelijken met de assistent-resident
‘oude stijl‘: hoofd van het plaatselijk bestuur. Zijn ambtsgebied was
22
Pagina 22
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 23
I BINNENLANDS BESTUUR
kleiner geworden, zijn zelfstandigheid was beperkt door zijn gedeeltelijke
ondergeschiktheid aan de gouverneur. Hij oefende toezicht uit op de
bestuurs- en gouvernementsambtenaren in zijn ressort, en op de regentschapsraden. Hij trad op als coördinator tussen de verschillende diensten,
was hoofd van de politie en waakte over de rust, orde en veiligheid.
Het takenpakket van de assistent-resident ‘nieuwe stijl’, leek op dat van
de controleur ‘oude stijl’: hij had geen gezagsfunctie meer, maar een
administratieve. Controleurs kwamen in de nieuwe situatie niet meer
voor, behalve in de Buitengewesten.
Aan het hoofd van een stadsgemeente stond een burgemeester, die werd
benoemd door de gouverneur-generaal. In grote steden als Batavia,
Semarang en Soerabaja oefende hij met het college van B&W het dagelijks bestuur uit. Het college bestond uit gekozen of benoemde leden uit
de drie bevolkingsgroepen. De gemeenteraad had o.a. het recht om
gemeenteambtenaren te benoemen, om jaarlijks de begroting vast te
stellen en belastingen te heffen, en had ook verordenende bevoegdheden.
De burgemeester droeg verordeningen, die volgens hem in strijd waren
met algemene of provinciale verordeningen, door tussenkomst van de
Provinciale Raad ter schorsing of vernietiging voor bij de gouverneurgeneraal.
De regent was in de nieuwe situatie hoofd van een ‘autonoom’ regentschap. Alle regentschapsambtenaren en de in zijn ressort werkzame provinciale en gouvernementsambtenaren waren aan hem ondergeschikt. Hij
was voorzitter van de Regentschapsraad, waarvan de leden deels werden
gekozen, deels benoemd. Samen met het College van Gecommitteerden
oefende hij het dagelijks bestuur uit. De Regentschapsraad was bevoegd
om regentschapsambtenaren te benoemen en verordeningen uit te vaardigen. De regent zorgde ervoor dat die verordeningen werden afgekondigd in het Provinciale Blad, of liet ze, indien ze in strijd waren met algemene regelgeving, door tussenkomst van de resident bij de gouverneurgeneraal ter vernietiging voorgedragen. Regentschapsverordeningen
vervielen automatisch, als de onderwerpen waarop ze betrekking hadden
bij algemene verordening werden geregeld. De begroting van het regentschap werd jaarlijks vastgesteld door de gouverneur-generaal. Die regelde tevens de belastingheffing.
De bestuurshervorming had tot gevolg, dat het dualisme een verticale in
plaats van een horizontale vorm kreeg. In de oude constellatie werkten
Europese en inlandse bestuursambtenaren op de diverse niveaus naast
elkaar; in de nieuwe situatie was het inlands bestuurscorps de onderbouw geworden, het Europese corps de bovenbouw. Deze verandering
viel bij het Europese BB niet in goede aarde. De verkleining van het
ambtsgebied van de resident, de statusverlaging van zijn positie en die
van de assistent-resident stuitten bij de Europese bestuursambtenaren,
vooral bij de oudere generatie, op heftige kritiek. Zij voelden zich gedegradeerd tot administratieve ambtenaren die voornamelijk bureauwerk
23
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
zouden moeten verrichten en daardoor het contact met de bevolking zouden verliezen. In politiek opzicht wekte de hervorming grote teleurstelling
bij de inlandse bestuursambtenaren en de Indonesische nationalisten.
Tussen beide groepen, ook wel resp. als de functionele en de politieke
elite aangeduid, groeide een kloof. Die verbreedde door toedoen van het
koloniaal bestuur, dat enerzijds op centraal niveau het Nederlands overwicht handhaafde, anderzijds het inlands bestuursapparaat gebruikte om
de invloed van de nationalisten op de bevolking te beperken.
De klacht van Europese bestuursambtenaren dat zij door de bestuurshervorming het contact met de bevolking waren kwijt geraakt, won aan betekenis toen in 1926-1927 op Java en Sumatra opstanden uitbraken. Er werd
met name vanuit de Europese bevolkingsgroep aangedrongen op krachtig
overheidsingrijpen. De ‘blijvers’ in deze groep gaven duidelijk aan, dat zij
uitsluitend door Europese BB-ers bestuurd wilden worden. De economische crisis van 1929 en de daarop volgende depressie droegen bij aan een
conservatievere opstelling van het koloniaal bestuur. Deze ontwikkelingen
vormden de achtergrond van de bestuurshervormingen van 1931, die als
‘Taakverdeling’ te boek staan (Indisch Staatsblad 1931 nr. 378).
Weer werd de bestuurlijke indeling gewijzigd. Het aantal gewesten werd
gehalveerd tot 19. De regentschappen werden opnieuw ingedeeld: hun
aantal werd teruggebracht van 76 naar 39. Dit had tot gevolg, dat ze
groter werden. Zo bleef de verhouding residentie-regentschap 1 op 2.
De resident kreeg een groter ressort. Zijn bevoegdheden bleven gelijk,
maar zijn taak werd zwaarder omdat zijn ambtsgebied was uitgebreid.
De assistent-resident kreeg weer bestuursbevoegdheden: hij moest de
regent voorlichting en advies geven, en hij kreeg de dagelijkse leiding van
de veldpolitie. Veel assistent-residenten werden lid van de regentschapsraad. De controleur keerde terug. Zowel hij als de assistent-resident
konden in hun nieuwe positie hinderlijk worden voor de regent en hem in
zijn zelfstandig functioneren dwarsbomen. Veel jonge regenten waren
echter goed geschoold en stonden hun mannetje. J. van Baal vertelt in
zijn herinneringen over een regent, die een luie assistent-resident regel15
matig vaderlijk vermaande .
In de praktijk werd gepoogd de twee bestuurssferen gescheiden te
houden. Het inlands bestuursapparaat hield zich bezig met desazaken,
inlands onderwijs, gezondheidszorg, landbouwvoorlichting en belastinginning. Het Europese BB-corps oefende in principe het bestuur uit over
de Europeanen en de Vreemde Oosterlingen, en bemoeide zich alleen
met de inlandse groep als haar belangen die van de twee andere bevolkingsgroepen raakten. Dit was bij voorbeeld het geval bij grondzaken. Het
dualisme boette in het laatste decennium voor de Tweede Wereldoorlog
snel aan betekenis in. Doordat het stelsel tot het laatste gehandhaafd
bleef, kreeg Nederlandsch-Indië, met name in de jaren ’30, het karakter
van een ‘Beamtenstaat’.
24
Pagina 24
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 25
I BINNENLANDS BESTUUR
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Het ministeriearchief bevat in principe alleen rapporten en adviezen van
Europese bestuursambtenaren, in het bijzonder van residenten, gouverneurs en assistent-residenten. Incidenteel kan bij deze stukken rapportage van inlandse bestuursambtenaren gevoegd zijn. Er is rapportage van
controleurs, met name van degenen die in de Buitengewesten werkten:
in dat geval waren zij hoofd van het plaatselijk bestuur. Het is niet waarschijnlijk dat in het archief rapporten van hoofden van Vreemde
Oosterlingen te vinden zijn: hun taak was uitvoerend.
Bestuursambtenaren hadden een breed werkterrein. Zij waren generalisten en rapporteerden over uiteenlopende onderwerpen. Een groot deel
van hun brieven en adviezen kan worden getraceerd met behulp van de
toegangen (indices) op het openbaar archief. Hieronder wordt een selectie
van rubrieken gegeven.
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Afstand en
verhuring van land; Agrarische aangelegenheden; Binnenlandse aangelegenheden; Boswezen; Cultures (ook gespecificeerd op soort);
Gewestelijk en plaatselijk Europees bestuur; Herendiensten; Inlands
bestuur en politie; Justitiewezen; Kolonisatie (landverhuizing en
koelies); Naamloze maatschappijen; Onlusten; Oost-Indische
archipel (ook gespecificeerd op regio); Rechtswezen; Schoolwezen;
Vreemde Oosterlingen.
b. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Bestuur (binnenlands; gewestelijk en plaatselijk;
Europees; inlands; inlands en politie); Bestuurshervorming;
Boswezen; Chinese aangelegenheden; Cultures; Coöperatie,
Volkscredietwezen; Decentralisatie; Desawezen; Erfpacht;
Grondbezit; Herendiensten; Inlandse aangelegenheden; Inlandse
gemeenten; Inlands onderwijs; Inlandse zelfbesturen; Koffie;
Kolonisatie; Politieke Stromingen; Politieke en economische toestanden; Politieke verslagen (en berichten); Rechtswezen;
Regentschappen; Verenigingen; Volkscredietwezen en coöperatie;
Vreemde Oosterlingen.
De klapper op de indexrubrieken vanaf 1900, code toegang 2.10.36.011,
bevat eveneens een klapper op geografische namen.
Zie voor een overzicht van alle in deze gids genoemde rubrieken hoofdstuk 44.
25
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over het binnenlands
bestuur na 1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code
toegang 2.10.36.011.
Brieven en adviezen van bestuursambtenaren zijn ook te vinden in het
geheim- en kabinetsarchief en in de serie geheime mailrapporten vanaf
1914. Zie voor de periode 1850-1900 code toegang 2.10.02, voor de periode
na 1900 code toegangen 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07. De
serie geheime mailrapporten bevat ook notulen van regentenconferenties.
Adviezen en rapporten van Europese bestuursambtenaren (residenten,
gouverneurs en assistent-residenten) zijn opgenomen in de bronnenpublicaties:
Creutzberg: Ekonomisch beleid
Kwantes: Nationalisme
Van der Wal: Onderwijs
Van der Wal: Volksraad
Van der Wal: Nationalisme
Serie Memories van Overgave 1852-1962, code toegang 2.10.39: bevat
memories van residenten, gouverneurs, assistent-residenten en (voor de
Buitengewesten) van controleurs.
Serie Politieke verslagen en berichten uit de Buitengewesten 1898-1940,
code toegang 2.10.52.01: bevat informatie over de politieke en economische toestand van de gewesten.
Serie openbare Oost-Indische besluiten (besluiten van de gouverneurgeneraal), 1850 - jan. 1932, code toegang 2.10.02: bevat benoemingsbesluiten van Europese en inlandse bestuursambtenaren en van hoofden
van Vreemde Oosterlingen. De indices op deze serie, code toegang
2.10.02, beslaan de periode 1850-1924: zie onder de rubrieken
Binnenlands bestuur; Inlanders, Chinezen en Vreemde Oosterlingen, en
op de namen van de betrokkenen.
N.B.: de bijlagen bij de besluiten van de gouverneur-generaal berusten
in het archief van de Algemene Secretarie, Arsip Nasional Jakarta.
Serie Stamboeken en stamkaarten van burgerlijke ambtenaren in
Nederlandsch-Indië 1814-1963, code toegang 2.10.36.015, deels met klapper (code toegang 2.10.06 t/m 2.10.08): bevat dienststaten van o.a. Europese bestuursambtenaren (uitgezonden vanuit Nederland) met een overzicht van hun carrière. Zie ook de serie personeelsdossiers, code toegang
2.10.36.10.
26
Pagina 26
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 27
I BINNENLANDS BESTUUR
Archief van het Commissariaat voor Indische Zaken, (1880) 1927-1949
(1950), code toegang 2.10.49
Het CIZ werd in 1927 opgericht als agentschap van de NederlandschIndische regering in Nederland. De oprichting vloeide voort uit het in
werking treden van de Wet op de Staatsinrichting (1925), waardoor
Nederlandsch-Indië binnen het Rijk een autonome positie kreeg. Het CIZ
nam een aantal taken, afdelingen, bureaus en diensten van het ministerie
van Koloniën over. Hiertoe behoorden zaken met betrekking tot de
opleiding en uitzending van personeel voor de N.I. burgerlijke dienst.
Kaarten en tekeningen behorende tot het ministeriearchief,
code toegang 4.Miko.
2.
Lijst van particuliere archieven van Europese bestuursambtenaren
Hieronder volgt een opgave van de archiefvormers, de archiefjaren, de
code van de toegang, de regio waar de betrokkene werkzaam was en
waarover het archief stukken bevat. Waar mogelijk wordt verwezen naar
hoofdstukken in deze gids.
N.B.: deze archieven kunnen ook stukken over andere gebieden bevatten
dan die waar de bestuursambtenaar werkzaam was.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
D.F. van Alphen, 1799-1841, code toegang 2.21.004.19. Java.
C.S.W. van Hogendorp, 1806-1857, code toegang 2.21.008.69. Java.
E.M. Francis, 1816-1857, code toegang 2.21.030. Borneo, Sumatra.
L.M. Rollin Couquerque, 1829-1836, code toegang 2.21.142. Java.
C.P.J. Elout, 1816-1840, code toegang 2.21.059. Sumatra, Riouw.
R. de Fillietaz-Bousquet, 1830-1856, code toegang 2.21.063.02. Celebes,
Java.
A.H.W. de Kock, 1838-1849, code toegang 2.21.004.13. Java.
J.A. Bakkers, 1859-1876, code toegang 2.21.205.05. Celebes.
N.B: alleen op film beschikbaar.
D.C.A. van Hogendorp, 1838-1882, code toegang 2.21.008.69. Java.
J.F.R.S. van den Bossche, 1841-1888, code toegang 2.21.030. Sumatra;
Banka; Java. Zie hoofdstuk 7.
F.N. Nieuwenhuijzen, 1835-1875, code toegang 2.21.205.44. Celebes;
Madoera; Riouw; Java; Borneo; Sumatra (Atjeh). Zie hoofdstuk 8.
O. van Rees, 1837-1888, code toegang 2.21.301. Java.
H.A.F. de Vogel, 1852-1881, code toegang 2.21.205.66. Java.
Zie hoofdstuk 9.
A. Pruys van der Hoeven, 1865-1888, code toegang 2.21.301.
Sumatra (Atjeh). Zie hoofdstuk 10.
A.M. Joekes, 1867-1918, code toegang 2.21.094. Sumatra, Riouw.
N.B.: onderdeel van het particulier archief van mr. A.M. Joekes.
Zie hoofdstuk 27.
27
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
28
J.D.L. le Febvre, 1893-1959, code toegang 2.21.205.01. Sumatra.
Zie hoofdstuk 12.
W.H.A. Hijnekamp, 1870-1894, code toegang 2.21.205.25. Ambon.
A. Hoorweg, ca. 1920-1930, code toegang 2.21.281.19. Java, Molukken.
J.M. Jordaan, 1866-1927, code toegang nog niet bekend. Java.
C.J. van Kempen, 1917-1955, code toegang 2.21.097.01. Sumatra,
Timor, Borneo.
L.C. Westenenk, 1893-1928, code toegang 2.21.205.71. Sumatra.
Zie hoofdstuk 13.
M.B. van der Jagt, 1897-1957, code toegang 2.21.205.26. Java.
Zie hoofdstuk 14.
J.Th. Petrus Blumberger, 1891-1953, code toegang 2.21.205.46. Java.
P.R.W. van Gesseler Verschuir, 1905-1960, code toegang 2.21.069. Java.
W.E. Rappard, 1906-1921, code toegang 2.21.281.13. Java.
A. Groothoff, 1895-1969, code toegang 2.21.076. Java.
A.M. Joekes jr., 1858-1962, code toegang 2.21.094. Java.
Zie hoofdstuk 27.
J.W. Meijer Ranneft, 1907-1967, code toegang 2.21.121. Java.
Zie hoofdstuk 4.
H.R. Rookmaker, 1906-1937, code toegang 2.21.200. Sumatra.
W.H. van Helsdingen, 1904-1978, code toegang 2.21.183.30. Java.
Zie hoofdstuk 15.
R.K.A. Bertsch, 1923-1939, code toegang 2.22.09, bijlage 3. Java.
Zie hoofdstuk 16.
L.C. Heyting, 1913-1923, code toegang 2.22.09. Bali, Java.
M.H.A. Sitsen, 1917-1934, code toegang 2.21.205.56. Borneo.
G.L. Tichelman, 1916-1952, code toegang 2.21.097.01. Ambon, Ceram,
Borneo, Sumatra (Atjeh).
G. Jansen, 1908-1960, code toegang 2.21.228. Sumatra.
Zie hoofdstuk 18.
G. van Dam, 1914-1941, code toegang 2.21.281.34. Java.
W.Ph. Coolhaas, 1905-1963, code toegang 2.21.225. Ternate, Sumatra.
J.J. van Kempen Valk, 1928-1934, code toegang 2.21.205.56. Borneo,
Soenda-eilanden.
C.W. Schüller, 1932-1950, code toegang 2.21.275. Timor.
P.A. Lanting, 1937-1950, code toegang 2.21.219. Java.
H.W.J. Sonius, 1923-1956, code toegang 2.21.205.59. Java.
J. Prins, 1936-1950, code toegang 2.22.09. Lombok.
N.B.: de stukken van Prins zijn verzameld door A. Teeuw, op wiens
naam de collectie staat.
J.A. Vorstman, 1939-1947, code toegang 2.21.205.85. Borneo.
L.L.A. Maurenbrecher, 1934-1970, code toegang 2.21.221. Java;
Celebes.
J.J. van de Velde, 1928-1986, code toegang 2.21.205.65. Sumatra
(Atjeh).
Pagina 28
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 29
I BINNENLANDS BESTUUR
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
G.W. Caudri, 1925-1955, code toegang 2.21.205.14. Sumatra, Celebes.
Zie hoofdstuk 19.
Th.J. van der Peyl, 1933, code toegang 2.22.09. Borneo.
L.I. Graf, 1936-1950, code toegang 2.22.09. Sumatra.
J. van Baal, 1934-1988, code toegang 2.21.205.02. Nieuw-Guinea.
Zie hoofdstuk 20.
A.H. Böhm, 1925-1989, code toegang 2.21.205.09. Borneo.
A.J. Piekaar, 1933-1990, code toegang 2.21.283. Sumatra (Atjeh).
A.J. Vleer, 1932-1955, code toegang 2.21.216. Sumatra (Atjeh).
H.J. Heynen, 1940, code toegang 2.22.09. Flores.
L.H. de Langen, 1931-1934, code toegang 2.21.183.46. Java.
H.R. Venema, 1936-1938, code toegang 2.22.09. Celebes,
Sangi-eilanden.
A.H. Ruibing, 1938-1948, code toegang 2.22.09. Ambon.
Veel stukken van BB-ambtenaren met betrekking tot Timor en Onderhorigheden, de Molukken, Nieuw-Guinea en Sumatra berusten in het
particulier archief van C.C.F.M. le Roux, 1773-1938, code toegang 2.21.097.02.
Le Roux zelf is niet bij het corps BB werkzaam geweest.
Stukken van BB-ambtenaren met betrekking tot Soemba berusten in de
collectie L. Onvlee, 1936-1947, code toegang 2.22.09.
3. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Van dit college waren veel bestuursambtenaren lid. Hier werden o.a. aangelegenheden met betrekking tot het binnenlands bestuur, het corps BB
(Inlands en Europees) behandeld.
Indische dagbladen (o.a. Soerabajaasch Handelsblad, Bataviaasch
Nieuwsblad)
Voor verslagen van vergaderingen van plaatselijke, gewestelijke raden,
provinciale- en stadsgemeenteraden. De Koninklijke Bibliotheek beheert
een grote verzameling Nederlandsch-Indische kranten: www.kb.nl, zie
onder krantencatalogus.
Javasche Courant
Voor politionele keuren en regelingen van residenten; verordeningen van
gewestelijke en plaatselijke raden; instructies van gewestelijke bestuurshoofden aan hoofden van Vreemde Oosterlingen
29
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Provinciale Bladen van West-, Midden- en Oost-Java
Voor verordeningen van de provinciale raden, regentschapsraden en
stadsgemeenteraden.
Regeringsalmanak van Nederlandsch-Indië
Regelgeving met betrekking tot het binnenlands bestuur; overzicht van
het gewestelijk/provinciaal bestuur op Java en Madoera en de Buitengewesten en een overzicht van de personele bezetting (gouvernementsdienst en zelfbesturen).
Staatsblad van Nederlandsch-Indië, met Bijbladen.
Voor dit stuk is gebruik gemaakt van Ind. Staatsblad 1855 nr. 2;
1859 nr. 102; 1866 nr. 127; 1870 nr. 42; 1874 nrs. 72-73; 1903 nr. 329;
1905 nr. 137; 1922 nr. 216; 1924 nr. 78-79;1925 nr. 378; 1926 nr. 365;
1928 nr. 295; 1929 nr. 227; 1931 nr. 378.
Literatuur
1. Algemeen
Romain Bertrand: État colonial, noblesse et nationalisme à Java. La tradition
parfaite (Parijs 2005).
R.K.A. Bertsch: Het binnenlandsch bestuur, in Van Helsdingen: Daar wèrd,
pag. 458-470.
Bongenaar: Zelfbesturend landschap.
R. Cribb: Historical atlas of Indonesia (Curzon Press, Richmond Surrey 2000).
N.B. Zie pag. 125-126 voor overzichtskaartjes van Java en Madoera over
ca. 1832-1942, waarop de residenties zijn ingetekend.
H.W. van den Doel: De stille macht. Het Europese binnenlands bestuur op
Java en Madoera 1808-1942 (Amsterdam 1994).
Encyclopaedie NI: lemma Bestuur (I, pag. 279-288; V, 455-491).
C. Fasseur: Kultuurstelsel en koloniale baten: de Nederlandse exploitatie
van Java, 1840-1860 (Leiden 1975).
C. Fasseur en D.H.A. Kolff: Some remarks on the development of colonial
bureaucracies in India and Indonesia, in Itinerario, deel X, afl. 1, 1986,
pag. 31-55.
J.S. Furnivall: Netherlands India. A study of plural economy (Cambridge
1967 2e dr).
K.W. van Gorkom: Gids voor de controleurs bij het Binnenlandsch Bestuur
op Java en Madoera (Batavia 1896, 2e dr).
S. van der Harst: Overzicht van de bestuurshervorming in de Buitengewesten
van Nederlandsch-Indië, in het bijzonder op Sumatra (Utrecht 1945).
Sartono Kartodirdjo: The regents of Java as middlemen. A symbolic
action approach, in Modern Indonesia. Tradition and transformation. A sociohistorical perspective (Gadjah Mada University Press 1984), pag. 150-179.
30
Pagina 30
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 31
I BINNENLANDS BESTUUR
Kleintjes: Staatsinstellingen, hoofdstukken XV t/m XIX.
J.H.M. Kommers: Besturen in een onbekende wereld. Het Europese binnenlands bestuur in Nederlands-Indië: 1800-1830. Een antropologische studie
(Meppel 1979).
M. Lohanda: The kapitan Cina of Batavia 1837-1942. A history of Chinese
establishment in colonial society (Djambatan 2001, 2e dr).
J.W. Meijer Ranneft: De verwording van het B.B. op Java, in Koloniaal
Tijdschrift, 1917, I, pag. 145-180.
H. Sutherland: The making of a bureaucratic elite. The colonial transformation of the Javanese priyaji (Kuala Lumpur – Hong Kong 1979).
G. Termorshuizen e.a.: Journalistiek in de tropen: de Indisch- en
Indonesisch-Nederlandse pers 1850-1958 (Amsterdam 2005).
Wij gedenken….Gedenkboek van de Vereniging van Ambtenaren bij het
Binnenlands Bestuur in Nederlands-Indië (Utrecht 1956).
G.C. Zijlmans: Eindstrijd en ondergang van de Indische bestuursdienst: het
corps binnenlands bestuur op Java 1945-1950 (Amsterdam/Dieren 1985).
2. Gedrukte ego-documenten van bestuursambtenaren
J. van Baal: Ontglipt verleden. Verhaal van mijn jaren in een wereld die
voorbijging (2 dln., Franeker 1986-1989).
W.Ph. Coolhaas: Controleur BB. Herinneringen van een jong bestuursambtenaar in Nederlands-Indië (Utrecht 1985).
Achmad Djajadiningrat: Herinneringen van Pangeran Aria Achmad
Djajadiningrat. Bewerkt door Diet Kramer (Amsterdam 1936).
G.W.J. Drewes: The life-story of an old-time Priangan regent as told by
himself, in: Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde, deel 141, 1985,
pag. 399-422.
C. Fasseur red.: Dagboek van een Nederlands bestuursambtenaar uit het
midden van de 19e eeuw. H.A.F. de Vogel, in: Geld en geweten: een bundel
opstellen over anderhalve eeuw Nederlands bestuur in de Indonesische
archipel (2 dln., Den Haag 1980), I, pag. 163-172.
E. Francis: Herinneringen uit mijnen diensttijd in Nederlandsch-Indië
(Leiden 1864).
H.J. Friedericy: De eerste etappe en De Raadsman, in Verzameld Werk
(Amsterdam 1984).
G.L. Gonggrijp: Brieven van Opheffer (Maastricht 1944, 3e dr).
M.B. van der Jagt: Mémoires van M.B. van der Jagt: oud-gouverneur van
Soerakarta (Den Haag 1955).
L.G.M. Jaquet: Aflossing van de wacht. bestuurlijke en politieke ervaringen
in de nadagen van Nederlandsch-Indië (Rotterdam 1978).
A. Pruys van der Hoeven: Veertig jaren Indische dienst (Den Haag 1894).
J.J. van de Velde: Brieven uit Sumatra 1928-1949 (Franeker 1982).
A. Visser: Een merkwaardige loopbaan. Herinneringen van een bestuursambtenaar in Nederlandsch-Indië/Indonesië (1932-1950) (Franeker 1982).
S.L. van der Wal red.: Besturen overzee; herinneringen van oud-ambtenaren
bij het binnenlands bestuur in Nederlandsch-Indië (Franeker 1977).
31
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
32
03-11-2009
10:34
Pagina 32
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 33
I BINNENLANDS BESTUUR
3
De Dienst van het Boswezen
De oorsprong van deze dienst ligt in 1858, toen het gouvernement een
inspecteur van het Boswezen benoemde om greep te krijgen op het bosbeheer van Java en Madoera. De invoering van het Cultuurstelsel in de
jaren ‘30 had op grote schaal tot landontginning geleid. Het gekapte hout
uit djati- en wildhoutbossen werd gebruikt voor loodsen en woningen,
voor uitbreiding van het wegennet en voor het bouwen van schepen en
irrigatiewerken. Djatihout was bovendien een gewild exportartikel: het
was hard, sterk en waterbestendig. De Indonesische bevolking maakte
vrij gebruik van de bossen voor het eigen levensonderhoud. Men sprokkelde en kapte hout voor huishoudelijk gebruik.Een deel van de rijstproductie werd geteeld op onbewaterde landen, ladangs genaamd: daartoe
werden de benodigde woeste gronden eerst bosvrij gemaakt, voor één of
twee rijstoogsten gebruikt en vervolgens (voor langere tijd) onbebouwd
gelaten. De bevolkingsgroei vergrootte de behoefte aan landbouwgrond:
dit leidde tot steeds meer houtkap. In de jaren ’50 kreeg de Indische
regering oog voor het dreigende gevaar van ontbossing en kapitaalvernietiging. De aanstelling van de inspecteur was een eerste poging om het
tij te keren. De nieuwe functionaris ressorteerde aanvankelijk onder de
directie der Cultures. Na de reorganisatie van het landsbestuur in 1866
verhuisde hij met een eigen afdeling naar het departement van Binnenlands Bestuur (1870).
Met de afkondiging van de Agrarische Wet (1870) kreeg het particulier
initiatief vrij baan. Het gouvernement volgde en ondersteunde het bedrijfsleven. Voor het boswezen betekende dat, dat de exploitatie in particuliere
handen bleef. Dit werd vastgelegd in een Bosreglement voor Java en
Madoera (Ind. Staatsblad 1874 nr. 110), waarin waren ook regels opgenomen voor een beter beheer en een betere bescherming van de bossen.
Bospolitie moest vanaf 1875 waken tegen overtredingen en beschadigingen.
De Indonesische bevolking had sinds 1865 geen vrije toegang meer tot
de bossen. Het kappen, uitslepen, sprokkelen, verzamelen van hout en
bosproducten, het weiden van vee in het bos mocht voortaan alleen onder
toezicht plaatsvinden; op speciaal daartoe aangewezen plekken; na
verkregen vergunning of tegen betaling van geld. Tegen deze bepalingen
rees verzet, zowel individueel als groepsgewijs. Een voorbeeld van groepsverzet is de Saminbeweging. De Saministen begonnen zich te roeren in
de jaren ’90 van de 19e eeuw. Kort vóór het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog (1914-1918) bereikten hun activiteiten een hoogtepunt, maar
ook in de daarop volgende decennia deden zij nog van zich spreken.
33
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Hun verzet was lijdelijk en geweldloos. De Saministen waren voor hun
levensonderhoud in belangrijke mate aangewezen op het bos, omdat zij
wilden niets te maken wilden hebben met de geldhuishouding.
De economische ontwikkeling en de daarmee gepaard gaande bevolkingsgroei deden in het laatste kwart van de 19e eeuw de vraag naar hout
stijgen en de houtkap toenemen. De vraag naar landbouwgrond nam ook
toe. Ten behoeve van het bedrijfsleven werden op grote schaal gronden
in erfpacht uitgegeven. Er werden spoor- en tramwegen aangelegd,
irrigatiewerken gebouwd. Er kwamen meer openbare gebouwen.
In 1897 (Ind. Staatsblad 1897 nr. 61) werd een nieuw Bosreglement voor
Java en Madoera afgekondigd, waarmee het gouvernement probeerde
de greep op de landsbossen, met name op de djatibossen, te versterken.
Naast exploitatie door particulieren werd staatsexploitatie mogelijk.
De bospolitie, die vanaf het begin van de jaren ’80 onder toezicht van
bestuursambtenaren had geopereerd, werd weer onder de Dienst van het
Boswezen geplaatst. Voortaan moest via bedrijfsplannen systematisch
worden gewerkt aan kap, aanplant en onderhoud.
In 1904 (Ind. Staatsblad 1904 nr. 380) verhuisde de Dienst van het Boswezen
van het departement van Binnenlands Bestuur naar het nieuwe vakdepartement van Landbouw. Voortschrijdende specialisatie leidde in 1913 tot
de instelling van een bosproefstation. De afschaffing van de laatste gouvernementscultuur (koffie, 1920) had tot gevolg dat een deel van de vrijgekomen gronden bij het bosareaal werden getrokken. Ook een deel van
de ‘woeste gronden’ werd ‘bosreservegrond’. De transformatie van ladangbouw naar intensieve landbouw had een gunstig effect op de houtkap.
Na 1910 breidde de dienst zijn activiteiten uit naar de Buitengewesten,
vooral naar Sumatra. Beheer en bescherming van de bossen in die
gebieden vroegen meer aandacht toen de regering ging proberen om de
overbevolking op Java te bestrijden door Javanen aan te moedigen zich in
de Buitengewesten te vestigen. Bij de reorganisatie van de dienst in 1927
(Ind. Staatsblad 1927 nr. 221) werd een speciaal benoemde adviseur belast
met het bosbeheer in de Buitengewesten. Samen met het hoofd van het
djatibedrijf, de diensthoofden van resp. de wildhoutbossen op Java en
Madoera; de bosinrichting en het eerder genoemde proefstation viel hij
onder de hoofdinspecteur van het Boswezen. Die functionaris stond
rechtstreeks onder de directeur van Landbouw, Nijverheid en Handel.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
34
Pagina 34
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 35
I BINNENLANDS BESTUUR
De toegangen (indices) op het openbaar archief vanaf 1850 bevatten een
rubriek Boswezen (in Oost-Indië). Zie voor de periode 1850-1900 code
toegangen openbaar archief 2.10.02; 2.10.10. voor de periode na 1900
code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02; 2.10.36.03.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over het boswezen na
1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang
2.10.36.011.
Stukken over het boswezen zijn ook te vinden in het geheim- en kabinetsarchief en in de serie geheime mailrapporten vanaf 1914. Zie voor de
periode 1850-1900 code toegang 2.10.02, voor de periode na 1900 code
toegangen 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
Stukken over het verzet van de Indonesische bevolking tegen de bosreglementen kunnen worden opgezocht met behulp van de toegangen
(indices) op het openbaar archief vanaf 1850. Zie de rubrieken: Mohammedaanse erediensten; Rechtswezen; Naamloze Vennootschappen en
verenigingen. De codes van de toegangen staan hierboven vermeld.
Voor de periode na 1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang:
zie code toegang 2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief en de serie geheime mailrapporten
vanaf 1914 komen voor onderzoek hierover in aanmerking. Zie voor de
periode 1850-1900 code toegang 2.10.02; voor de periode na 1900 code
toegangen 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
2.
Archief van de directeur der Cultures en overige stukken
betreffende cultures 1726-1902, code toegang 2.10.13
N.B: op microfilm beschikbaar. De originele stukken berusten in het
Arsip Nasional Jakarta.
3.
Particulier archief van J.W. Meijer Ranneft 1907-1967,
code toegang 2.21.121
Meijer Ranneft was in de periode 1918-1925 adjunct-inspecteur voor
Agrarische Zaken. Inventarisnummer 15 bevat een rapport over zijn
dienstreis naar de residentie Banjoemas, ter beslechting van een geschil
over bosreservegronden.
4.
Particulier archief van C.H. Japing, 1911-1967,
code toegang 2.21.205.27
Japing was in de periode 1914-1938 werkzaam als houtvester en inspecteur bij de Dienst van het Boswezen. Het bij het archief behorende
foto- en documentatiemateriaal berust bij het Koninklijk Instituut voor
de Tropen te Amsterdam.
35
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
5.
Particulier archief van G.L. Tichelman 1916-1937,
code toegang 2.21.097.01
Tichelman was BB-ambtenaar. Inventarisnummer 16 bevat stukken
(o.a. van een opperhoutvester in dienst van het Boswezen) over problemen
rond een aan een particuliere firma verleende concessie voor houtkap en
houtvervoer in de Z.O. afdeling van Borneo.
6.
Particulier archief van A. Groothoff 1895-1969,
code toegang 2.21.076
Groothoff was o.a. werkzaam als hoofdingenieur bij de Dienst voor
Water-kracht en Electriciteit te Bandoeng. Inventarisnummer 109 bevat
stukken over zijn activiteiten in een commissie, die moest adviseren
over eventuele toevoeging aan de bosreserve van terreinen, die waren
gereserveerd voor de gouvernementskoffiecultuur op Java.
7.
Archief van de N.V. Nederlandse maatschappij voor
Nieuw-Guinea 1892-1964, code toegang 2.20.29
Hierin rapporten van houtvesters van de Dienst van het Boswezen over
bosexploratie en (mogelijkheden voor) bosexploitatie op dit eiland.
8. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta, via
de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Verslag van den Dienst van het Boschwezen in Nederlandsch-Indië,
1901-1948 (Batavia).
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor dit stuk zijn geraadpleegd Ind. Staatsblad 1865 nr. 96; 1866 nr. 127;
1874 nr. 110; 1897 nr. 61; 1904 nr. 380; 1913 nr. 495; 1927 nr. 221.
Literatuur
Harry J. Benda en Lance Castles: The Samin movement, in Bijdragen tot
de Taal-, Land- en Volkenkunde, deel 125, 1969, pag. 207-241.
Peter Boomgaard: Colonial forest policy in Java in transition, in R. Cribb
ed: The late colonial state. Political and economic foundations of the Netherlands Indies 1880-1942 (Leiden KITLV 1994), pag. 117-137.
Encyclopaedie NI: lemmata Boswezen (I, pag. 385-392; VI, 629-640).
Nancy Lee Peluso: Rich forests, poor people. Resource control and resistance
in Java (University of California Press, Berkeley-Los Angeles-Oxford 1992).
36
Pagina 36
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 37
I BINNENLANDS BESTUUR
4
De Inspectie voor Agrarische zaken
Deze dienst ging van start bij Gouvernementsbesluit van 24 april 1903
nr. 21. De eerste inspecteur was S. de Graaff, later minister van Koloniën
(1919-1925, 1929-1933). Onder de bevelen van de directeur van Binnenlands Bestuur moest hij toezicht houden op een goede naleving van alle
regelingen die voortvloeiden uit de Agrarische Wet (1870).
De wet gaf particuliere ondernemers de mogelijkheid om van het gouvernement of de inheemse bevolking grond te huren of in erfpacht te
nemen. De Indonesische maatschappij droeg nog een sterk feodaal
karakter. Het adatrecht verschilde, met name op het gebied van het
bezitsrecht, fundamenteel van het op het Romeins recht gebaseerde
Burgerlijk Wetboek. Kort na de afkondiging van de Agrarische Wet werd
daarom in regeringskringen gepleit voor de benoeming van een inspecteur Agrarische Zaken. Die zou niet alleen controleur en coördinator,
maar ook vraagbaak en voorlichter moeten zijn. In die laatste hoedanigheden zou hij waar nodig de inlandse bevolking de betekenis en de consequenties van grondverhuur moeten uitleggen, met alle bijbehorende
rechten en plichten. Op deze wijze hoopte men eenheid van beleid te
waarborgen en de inlandse bevolking een steuntje in de rug te geven bij
de onderhandelingen met de westerse ondernemers. Uit bezuinigingsoverwegingen werden deze inspectietaken bij Gouvernementsbesluit
van 5 december 1872 nr. 13 ondergebracht bij de inspecteur voor de
‘Bewaterde Velden’, verbonden aan het departement van Burgerlijke
Openbare Werken.
De agrarische regelgeving breidde zich snel uit en werd ondoorzichtiger.
Toenemende concurrentie tussen ondernemers vergrootten de druk op
de bevolking. De bestuursambtenaren, die de regels in praktijk moesten
brengen, interpreteerden de bepalingen niet eensluidend en waren vaak
geneigd de bevolking te beschermen. Dit leidde vooral bij de suikerfabrikanten tot klachten. Toen in 1900 (Ind. Staatsblad 1900 nr. 240) een herziene regeling voor de inlandse grondverhuring op Java en Madoera werd
afgekondigd, werd de Algemene Secretaris D.F.W. van Rees, die zich
intensief met deze materie bezighield, tijdelijk benoemd tot toezichthouder op de uitvoering. Zijn krachtig pleidooi voor de benoeming van
een speciale functionaris werd in 1903 gehonoreerd. De nieuwe inspecteur kreeg tevens opdracht om voorstellen te doen ter bevordering van
de kleine land- en tuinbouw onder de (Indo) Europeanen, ter bestrijding
van het pauperisme in deze groep. In 1914 werd aan zijn takenpakket het
37
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
regelen ‘van aangelegenheden betreffende de verplichte diensten’ toegevoegd. In het midden van de jaren ’30 werd de titel inspecteur voor
Agrarische Zaken en Verplichte Diensten gewijzigd in adviseur voor
Agrarische Zaken en Kolonisatie.
Het particulier archief van J.W. Meijer Ranneft, adjunct-inspecteur
Agrarische Zaken gedurende 1918-1925, verschaft inzicht in de werkzaamheden van deze dienst. In zijn verslag van een dienstreis naar de afdeling
Cheribon in N.-Java (1919) constateerde hij, dat de bevolkingstoename en
de hoge verschulding een negatief effect hadden op de economische ontwikkeling. Landbouwgrond werd als onderpand gegeven bij het afsluiten
van geldleningen. Omdat de leningen niet werden afgelost dreigde de
grond te worden vervreemd. Het gouvernementsbeleid was er juist op
gericht de inlander aan erfelijk individueel grondbezit te wennen. Volgens
Meijer Ranneft kon het probleem worden opgelost door de (communale)
grond opnieuw te verdelen, de uitgifte nauwkeurig te registreren, de
schulden te administreren en een aflossingsregeling op te stellen.
De inspectie bemiddelde ook bij conflicten tussen het gouvernement
en de bevolking over rechtstitels op de grond. Grondkwesties waarbij
moskeeën partij waren (goederen in de dode hand) of grondgeschillen op
particuliere landerijen (tussen de landheer en de inlandse opgezetenen
enerzijds en tussen die partijen en het gouvernement anderzijds) werden
eveneens aan de Inspectie voorgelegd, evenals conversie van grondhuur
in erfpacht. Er werd nauw samengewerkt met Europese en inlandse
bestuursambtenaren, en waar mogelijk met inlandse verenigingen zoals
de Sarekat Islam. Werkzaamheden van de inspectie op het terrein van
de kolonisatie hadden tot gevolg dat de inspecteur lid werd van de
Commissie voor grondbezit voor Indo-Europeanen (1931) en van het
Centraal Kolonisatie Comité (1930). Dit comité moest maatregelen voorstellen ter bevordering van transmigratie van de inlandse bevolking naar
dunbevolkte gebieden (gronduitgifte in huur of erfpacht).
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Stukken over de taakuitoefening van de inspectie zijn te vinden met behulp
van de toegangen (indices) op het openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Afstand en
verhuringen van land; Agrarische aangelegenheden; Kolonisatiën/
kolonisatie, landverhuizingen, koelies.
38
Pagina 38
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 39
I BINNENLANDS BESTUUR
b.
periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Agrarische aangelegenheden/zaken; Erfpacht; Grond
(-bezit, -rechten) / gronden; Kolonisatie (emigratie, inlandse en
transmigratie); Landerijen, particuliere-.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over de inspectie na
1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang
2.10.36.011.
Mogelijk bevatten ook het geheim- en kabinetsarchief en de serie
geheime mailrapporten vanaf 1914 belangrijk materiaal. Code toegangen
periode 1850-1900: 2.10.02; periode na 1900: 2.10.36.051; 2.10.36.013;
2.10.36.06; 2.10.36.07.
Serie openbare Oost-Indische besluiten (besluiten van de gouverneurgeneraal), 1850-jan. 1932, code toegang 2.10.02.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de besluiten van 5 december 1872 nr. 13;
27 augustus 1900 nr. 12; 26 maart 1902 nr. 26; 24 april 1903 nr. 21.
2.
Particulier archief van de familie Van Rees 1837-1950,
code toegang 2.21.301
Hiertoe behoren de papieren van D.F.W. van Rees (1863-1934), Algemene
Secretaris, lid en vervolgens vice-president van de Raad van Indië. De
inventarisnummers 167, 168 en 73 bevatten stukken over de aanstelling
van een inspecteur Agrarische Zaken en diens werkzaamheden.
3.
Particulier archief van J.W. Meijer Ranneft 1907-1967,
code toegang 2.21.121
Zie de inventarisnummers 9, 11-12, 15-17.
4.
Archief van de Deli-Maatschappij 1869-1967,
code toegang 2.20.46
Inventarisnummer 7 bevat stukken over de conversie van landbouwconcessies in erfpacht, met regelgeving. Deze aangelegenheid behoorde tot
het werkterrein van de inspectie Agrarische Zaken. Zie ookhoofdstuk 37.
5.
Archief van het Nederlands-Indisch Landsyndicaat 1910-1964,
code toegang 2.20.01
Inventarisnummer 12036 bevat een verslag van het in 1930 ingestelde
Centraal Kolonisatie Comité, dat voorstellen moest indienen ter bevordering van kolonisatie. De inspecteur Agrarische Zaken was lid van het
Comité.
39
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
6. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Regeeringsalmanak voor Nederlandsch-Indië
Hierin staan overzichten van de personele bezetting van de inspectie en
worden naamsveranderingen vermeld.
Staatsblad van Nederlandsch-Indië, met Bijbladen.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd Ind. Staatsblad 1905 nr. 268; 1914 nr. 171
Literatuur
Encyclopaedie NI: lemmata Agrarische wet (I, pag. 18-24) en Kolonisatie
(II, pag. 421-424).
C.C.J. Maassen en A.P.G. Hens: Agrarische regelingen voor het gouvernementsgebied van Java en Madoera (2 dln., 3 banden, Batavia 1934).
40
Pagina 40
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 41
I BINNENLANDS BESTUUR
5
Het Volkskredietwezen
Deze gouvernementdienst, opgericht in 1912 (Ind. Staatsblad 1912 nr. 210),
viel onder het departement van Binnenlands Bestuur. De top van de
organisatie bestond uit een adviseur en een kleine staf. Zij bepaalden het
beleid en ondersteunden de ambtenaren in het veld, o.a. door handleidingen te schrijven voor het opzetten en beheren van de diverse kredietinstellingen. Op lokaal en regionaal niveau probeerde de buitendienst
(Europeanen en Indonesiërs) de bevolking ertoe te brengen rijstschuren,
dorpsbankjes en afdelingsbanken op te richten. Er werd assistentie
geboden bij het opzetten daarvan, het beheer en het oplossen van dagelijkse problemen. Dat veldwerk was overgenomen van de Europese en
inlandse bestuursambtenaren.
Toen de regering in het begin van de eeuw besloten had om de oprichting
van landbouwkredietinstellingen op coöperatieve grondslag te stimuleren
in het kader van de welvaartsbevordering, had ze deze ambtenaren een
voortrekkersrol toebedeeld. Maar al snel was gebleken dat de taak te
veel beslag legde op het corps BB. De coöperatieve gedachte sloeg, tegen
de verwachtingen in, niet aan. Bovendien was voor het uitoefenen van
deze taak een specifieke kennis vereist. De regering begreep dat een
beter gestructureerde aanpak nodig was om het plan te doen slagen en
dat zij, in afwijking van de oorspronkelijke bedoeling, daarbij voorlopig
een actieve rol zou moeten spelen. Er werd een specialistische dienst in
het leven geroepen.
•
•
Er waren drie typen volkskredietinstellingen
Rijstschuren (loemboengs) waren vooral op Java te vinden: in de jaren
’20, toen de bouw een hoogtepunt bereikte, waren er 6000. De voorraden konden worden aangesproken bij voedselschaarste en worden
verkocht op een voor de boeren gunstig tijdstip. Zo werden particuliere opkopers aan banden gelegd. Het reservefonds van de schuur,
deels bestaande uit de rente van de uitgeleende rijst, bestond uit
geld. De loemboeng sloot dus aan bij de productenhuishouding,
waarin de desabevolking nog leefde, maar verbreidde tegelijkertijd
de geldhuishouding.
Dorpsbanken waren geldbanken, die tegen rente geld leenden voor
de aankoop van pootgoed, kunstmest, kleine landbouwwerktuigen,
voor het opzetten van kleine bedrijfjes etc. In 1941 waren er meer dan
1100 banken, verspreid over Java, Sumatra, Borneo, Bali en Celebes.
Ook Chinezen maakten er gebruik van.
41
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
•
De Afdelings (Java)-, en Gewestelijke (Buitengewesten) banken ten
slotte beheerden gelden van ambtenaren, particulieren, inlandse
rechtsgemeenschappen en in beheer gegeven gelden van dorpsbanken. Dit geld werd belegd in regionale projecten voor landbouw,
visserij, wegenaanleg, woningbouw etc. In 1941 waren er meer dan
100 banken in de Indonesische archipel.
De dienst voor het Volkskredietwezen hield zich bezig met de beleidsmatige, administratief-technische aspecten. Met de financiële problematiek
werd de Centrale Kas belast, opgericht in 1912 (Ind. Staatsblad 1912 nr.
393). De kas, onderdeel van het departement BB, kreeg een adviserende
en controlerende taak met betrekking tot de geldfondsen van de zojuist
genoemde kredietinstellingen. Tegelijkertijd moest men met kapitaal, dat
door de regering werd toegewezen, en met de in beheer gegeven gelden
van de dorps-, afdelings- en gewestelijke banken grootschalige economische projecten binnen de gehele archipel opzetten. Heel snel werd het
financiële aspect belangrijker dan het administratief-trechnische.
Dientengevolge werd de dienst voor het Volkskredietwezen in 1927 onderdeel van de Centrale Kas (Ind. Staatsblad 1927 nr. 77). In 1934 (Ind. Staatsblad 1934 nr. 82) fuseerden de Centrale Kas en de afdelings- en gewestelijke banken tot de Algemene Volkskredietbank. De AVB financierde
projecten in samenwerking met andere gouvernementsdiensten zoals de
Landbouwvoorlichtingsdienst, en controleerde tevens de dorpsbanken en
rijstschuren. In de crisisjaren probeerde de bank meer geld uit te zetten
bij de loemboengs om te voorkomen dat de boerenbevolking zich tot particuliere geldschieters zou wenden. De AVB stond onder een commissie
van toezicht en bijstand, die werd voorgezeten door de directeur van het
(nieuwe) departement van Economische Zaken (Ind. Staatsblad 1934
nr. 490). Evenals andere gouvernementsdiensten bood het Volkskredietwezen werkgelegenheid aan een nieuwe ambtelijke Indonesische elite,
die afkomstig was uit de lagere priyaji (aanzienlijken)klasse en de opkomende middenstand.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief ministerie van Koloniën na 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Stukken over het volkskredietwezen zijn te vinden met behulp van de
toegangen (indices) op het openbaar archief vanaf 1900 (code toegangen
2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02; 2.10.36.03), in de rubrieken: Bestuur,
binnenlands; Coöperatie; Credietwezen; Landbouw en cultures; Volkscredietwezen en coöperatie; Welvaartsdiensten.
42
Pagina 42
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 43
I BINNENLANDS BESTUUR
Het openbaar verbaalarchief 1900-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over het kredietwezen
na 1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang
2.10.36.011.
Het is niet waarschijnlijk dat het geheim- en kabinetsarchief en de serie
geheime mailrapporten vanaf 1914 veel materiaal over het volkskredietwezen bevatten. Onderzoek in die bestanden kan het best worden verricht
aan de hand van (eventuele) verwijzingen in het openbaar archief.
Stukken met betrekking tot de oprichten van volkskredietbanken zijn
opgenomen in de bronnenpublicatie:
Creutzberg: Ekonomisch beleid
2.
Particulier archief van de familie Fruin, 1749-1994,
code toegang 2.21.222
Zie de papieren van mr. Th.A. Fruin (1890-1964), o.a. adjunct-adviseur
voor het Volkskredietwezen, directeur van de Centrale Kas en president
van de Algemene Volkskredietbank, inventarisnummers 69-119 en 219-227.
Zie ook hoofdstuk 17.
3.
Archief van de Nederlandsch-Indische Handelsbank /
Nationale Handelsbank 1863-1967, code toegang 2.20.03
De directeur Batavia van de NIH was lid van de Commissie van toezicht
en bijstand van de Centrale Kas. Inventarisnummer 1652 bevat stukken
over het volkskredietwezen.
4. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Verslag van het Volkscredietwezen, 1912-1934 (Batavia), voortgezet als
Verslag der Algemeene Volkscredietbank, 1933-1949 (Batavia).
Het Blaadje van de Centrale Kas, 1918-1921 (Weltevreden), voortgezet als
Het Blaadje voor het Volkscredietwezen, 1922-1930 (Weltevreden), voortgezet als Volkscredietwezen, 1931-1941 (Batavia).
Afleveringen in het al genoemde particulier archief van Th.A. Fruin,
inventarisnummer 220.
Staatsblad van Nederlandsch-Indië, met Bijbladen
Voor dit stuk zijn geraadpleegd Ind. Staatsblad 1912 nr. 210; 1912 nr. 393;
1912 nr. 552; 1918 nr. 848; 1924 nr. 88; 1925 nr. 105; 1926 nr. 343; 1927 nr. 77;
1934 nr. 82; 1934 nr. 490.
Bijbladen nrs. 6462; 6649; 7727; 11290; 13253.
43
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Literatuur
J.C.W. Cramer: Het volkscredietwezen in Nederlandsch-Indië
(Amsterdam 1929).
R.M. Soemitro Djojohadikoesoemo: Het volkscredietwezen in de depressie
(Haarlem 1943).
Encyclopaedie NI: lemmata Volkskredietwezen (IV, pag. 605-610; VI, 713-717)
Th.A. Fruin: Voorloopige handleiding voor het credietbedrijf der Algemeene
Volkscredietbank (Batavia 1935).
N.B.: deze publicatie werd in 1994 door het ministerie van Buitenlandse
Zaken (afdeling Voorlichting Ontwikkelingssamenwerking) opnieuw
uit-gegeven onder de titel Provisional manual for the credit business of
the General Popular Bank (Den Haag, ed. Klaas Kuiper).
Th.A. Fruin: Het credietwezen, in Van Helsdingen: Daar wèrd, pag. 369-379.
E. de Vries: De welvaartsdiensten, in H. Baudet en I.J. Brugmans: Balans
van beleid. Terugblik op de laatste halve eeuw van Nederlandsch-Indië
(Assen 1961), pag. 267-289. Voortaan geciteerd als Baudet en Brugmans:
Balans.
44
Pagina 44
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 45
I BINNENLANDS BESTUUR
6
De Dienst voor Oost-Aziatische Zaken
en voorgangers
Deze dienst (DOAZ) was de rechtsopvolger van de Dienst der Chineesche
Zaken en Oost-Aziatische Aangelegenheden. Die was ontstaan uit een
fusie van de twee zelfstandig opererende Kantoren voor Chinese en
Japanse Zaken (Ind. Staatsblad 1932 nr. 583). De Japanse regering kon
het niet hebben, dat China in de naam van de nieuwe organisatie expliciet
werd vermeld, terwijl Japan viel onder de algemene term Oost-Aziatische
aangelegenheden. De Indische regering nam die irritatie serieus en
schrapte in juli 1935 de woorden Chineesche Zaken uit de titel (Ind.
Staatsblad 1935 nr. 311).
DOAZ was een inlichtingendienst, die onder de bevelen van de directeur
van Binnenlands Bestuur gegevens over Chinezen en Japanners in de
Indonesische archipel verzamelde en voor de regering bewerkte. In de
jaren ’30 woonden 2 miljoen Chinezen en 7000 Japanners in Nederlandsch-Indië. De Chinese gemeenschap was hecht, goed georganiseerd
en onderhield nauwe financiële en politieke banden met het moederland.
Op economisch gebied namen de Chinezen een vooraanstaande plaats
in. De in Indië wonende Japanners werden vooral in de jaren ’30 door
het expansionistische moederland ingezet bij spionageactiviteiten in de
archipel. De weerslag van de politieke verwikkelingen tussen Japan en
China, die in 1937 tot een oorlog zouden leiden, noopte DOAZ ook tot
internationaal opereren.
In het midden van de 19e eeuw kreeg het gouvernement behoefte aan
goed opgeleide, betrouwbare tolken en vertalers, die konden optreden in
rechtszaken, waarbij Chinezen betrokken waren, en die tevens Chinese
publicaties konden vertalen. Sinds 1860 konden alleen Europeanen officieel tot tolk worden opgeleid. Tolken moesten werken in gebieden waar
Chinezen woonden. Ze vielen onder de verantwoordelijkheid van het
gewestelijk bestuurshoofd. Die kon hun advies inwinnen over Chinese
zaken en hen verzoeken mee te gaan als hij een dienstreis wilde maken.
De ontwikkeling van het bedrijfsleven leidde na 1870 tot een groeiende
immigratie van Chinese arbeiders. Om die reden wilde de regering de tolken meer bij bestuurszaken betrekken. Bij Koninklijk Besluit van 26 april
1895 (Ind. Staatsblad 1895 nr. 135) werd bepaald dat de tolken in de archipel zouden worden vervangen door 5 ambtenaren voor Chinese Zaken.
Hun nieuwe chef werd de directeur van Justitie. In 1896 (Ind. Staatsblad
1896 nr. 43) stelde de gouverneur-generaal de werkkring en het taken16
pakket van deze ambtenaren vast. Indië werd opgedeeld in 5 ressorten,
45
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
elk met een eigen standplaats (Batavia, Soerabaja, Medan, Tandjong
Pinang en Makassar). De ambtenaren voor Chinese Zaken werden in hun
standplaats gestationneerd. Zij moesten advies uitbrengen aan de burgerlijke en rechterlijke autoriteiten in hun ambtsgebied en aan de directeur van Justitie. In dit kader onderhielden zij contacten met de kapiteins,
majoors en luitenants der Chinezen en met de Chinese raden in diverse
17
steden . Zij moesten er ook op letten dat de bepalingen en reglementen
voor Chinese arbeiders op particuliere land- en mijnbouwondernemingen
goed werden nageleefd. Als in hun standplaats een weeskamer was
gevestigd waren zij daarvan buitengewoon lid. Ze bleven tolk- en vertaaldiensten verrichten en mochten zelfstandig dienstreizen maken, ook (met
toestemming) buiten hun ambtsgebied.
Na 1900 begon het gouvernement zich, in het kader van de Ethische
politiek, intensief met de pandhuizen en de opiumregie te bemoeien. Op
beide terreinen hadden de Chinezen een monopoliepositie bekleed, lang
niet altijd in het voordeel van de Indonesische bevolking. Daarbij kwam
dat de inlandse batikindustrie steeds meer last kreeg van Chinese
concurrentie. De toenemende spanningen tusssen de bevolkingsgroepen
werden beïnvloed door de ontwikkelingen in China, waar in 1912 het
keizerrijk was vervangen door een republiek. Die omwenteling had het
Chinese zelfbewustzijn, ook in Indië, enorm gestimuleerd. Onder die
omstandigheden ontstond de behoefte aan een centraal Kantoor voor
Chinese Zaken. Dit werd in mei 1916 ingesteld (Ind. Staatsblad 1916 nr.
377) en ondergebracht bij het departement van Binnenlands Bestuur.
Het kantoorhoofd, met de titel adviseur voor Chinese Zaken, moest bij de
directeur BB zijn jaarverslagen indienen. Hij onderhield ook contacten
met de overige departementshoofden, en met burgerlijke en rechterlijke
autoriteiten en colleges. Het kantoor verzamelde en bewerkte de verkregen informatie, stelde op basis daarvan overzichten van de MaleisChinese en Chinese pers samen en leverde desgewenst tolk- en vertaaldiensten.
De behoefte aan Europese ambtenaren met kennis van het Japans ontstond eveneens in het rechtsverkeer. In 1906 werd een ambtenaar voor
Chinese Zaken naar Japan uitgezonden om daar kennis op te doen van de
taal-, land- en volkenkunde. Die functionaris rapporteerde, dat het bestuderen van de verhouding tussen Japan en China hem nieuwe inzichten
had gegeven in de Chinese problematiek waarmee hij in Indië te maken
had. De regering, die de snel stijgende betekenis van Japan onderkende,
belastte de ambtenaar voor Chinese Zaken in 1908 tijdelijk eveneens met
de behandeling van Japanse zaken. In juni 1922 werd een apart Kantoor
voor Japanse Zaken ingesteld (Ind. Staatsblad 1922 nr. 404). De taakomschrijving was bijna gelijk aan die van het Kantoor voor Chinese Zaken,
met dien verstande dat de adviseur voor Japanse Zaken ook voorlichting
mocht geven aan Japanners, die Indië bezochten, daar woonden of er
46
Pagina 46
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 47
I BINNENLANDS BESTUUR
betrekkingen mee wilden aanknopen. Een voorstel om het kantoor in te
schakelen bij het verbeteren van de handelsbetrekkingen met Japan was
afgewezen omdat deze taak werd uitgeoefend door het departement van
Landbouw Nijverheid en Handel. Omdat de ontwikkeling van Japan in de
jaren ’20 voor Indië niet bedreigend was, besloot de gouverneur-generaal
in de zomer van 1931 om het kantoor op te heffen. Hierbij speelden ook
bezuinigingsoverwegingen mee. Japanse zaken zouden voortaan door het
Kantoor voor Chinese zaken moeten worden behandeld. Na de Japanse
inval in Mandsjoerije (1931) trok de landvoogd zijn besluit in. Een jaar
later kwam de reeds vermelde samenvoeging van beide kantoren tot
stand.
De Dienst voor Oost-Aziatische Zaken verwierf zich in korte tijd een sterke
positie. In tegenstelling tot zijn ambtsvoorgangers kreeg het hoofd DOAZ
in voorkomende gevallen direct toegang tot de gouverneur-generaal. Na
de Duitse inval in Nederland (mei 1940) profileerde de dienst zich internationaal door aan bevriende relaties van westerse landen in het Verre
Oosten informatie te verstrekken.
Het DOAZ-archief werd vóór de Japanse bezetting van Indië vernietigd.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Voor dit hoofdstuk is archiefonderzoek verricht. De hierna genoemde
stukken over de organisatie zijn te vinden met behulp van de toegangen
(indices) op het openbaar archief, in de rubrieken: Ambtenaren (in het
algemeen; oosterse talen en zaken); Japanse zaken; Onderwijs;
Chinezen-Dienst voor Chinese zaken; Japanners- Kantoor voor Japanse
zaken; Dienst der Oost-Aziatische Zaken.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de verbalen van: 22 april 1895 nr. 23; 12
september 1905 nr. 11; 28 mei 1909 nr. 48; 30 maart 1915 nr. 26; 29 april
1916 nr. 55; 23 oktober 1916 nr. 21a; 11 september 1917 nr. 1; 19 april 1920
nr. 39; 29 december 1932 nr. 26; 24 juli 1935 nr. 10.
Stukken over de taakuitoefening van de ambtenaren/adviseurs, hun
adviezen en rapporten, zijn te vinden via de toegangen (indices) op het
openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Ambtenaren (in
het algemeen; Oosterse talen en zaken); Drukkerijen en dagbladen;
Justitiewezen in O-Indië; Kolonisatiën; Regering in de koloniën.
Zie ook de rubrieken op naam van de gewesten.
47
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
b.
periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Ambtenaren oosterse talen en zaken; Betrekkingen met
vreemde mogendheden; Chinese aangelegenheden/zaken; Chinezen;
Japanse zaken; Japanners; Kolonisatie, landverhuizers en koelies;
Oost-Aziatische zaken; Rechtswezen; Regering in de koloniën;
Vreemde Oosterlingen.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over de diensten na 1921
zijn de toegangen van de 4e en de 1e afdeling van belang: zie code toegang 2.10.36.011. Deze toegang bevat ook een klapper op geografische
namen.
Het geheim- en kabinetsarchief bevat, met name voor de periode na
1900, veel belangrijk materiaal. Zie voor de periode 1850-1900 code
toegang 2.10.02, voor de periode na 1900 code toegangen 2.10.36.013
en 2.10.36.051. In het archiefgedeelte na 1900 berusten jaarverslagen
van de dienst.
Voor dit stuk is geraadpleegd uit het geheim archief: verbaal 10 augustus
1931 letter N14.
De serie geheime mailrapporten vanaf 1914 (code toegangen 2.10.36.06 en
2.10.36.07) bevat o.a. Overzichten van de Maleis-Chinese en Chinese pers,
en Mededelingen van de Dienst der Chinese Zaken en Oost-Aziatische
Aangelegenheden/DOAZ.
Een goede toegang op deze serie (en op de openbare mailrapporten) is
de List of mailreports on the Japanese activities in Dutch East Indies from
1901 to 1940, samengesteld door Kenji Tsuchiya en Takashi Shiraishi
(Kyoto-Tokyo 1979).
Adviezen en rapporten van de adviseurs zijn opgenomen in de bronnenpublicaties:
Kwantes: Nationalisme
Van der Wal: Volksraad
Van der Wal: Nationalisme
2. Archieven van het ministerie van Buitenlandse Zaken
Rapporten van tolken, ambtenaren en adviseurs bij voorbeeld in de serie
A-dossiers, 1871-1940, code toegangen 2.05.03 en 2.05.21; archief van de
afdeling Kabinet en Protocol, 1871-1940, code toegang 2.05.18; archief van
het Nederlands consulaat-generaal in Hongkong, 1891-1921, code toegang
2.05.27.01; archief van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging
in China, 1862-1954, code toegang 2.05.90; archief van het Nederlandse
consulaat-generaal te Shanghai, China, (1852) 1877-1951, code toegang
48
Pagina 48
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 49
I BINNENLANDS BESTUUR
2.05.91 (zie inventarisnummer 313) en het archief van het Nederlands
gezantschap in Japan, 1880-1942, code toegang 2.05.115 (inventarisnummer 177 bevat stukken over het laten voortbestaan van het Kantoor
voor Japanse Zaken in Nederlandsch-Indie).
3.
Particulier archief van L.G.M. Jaquet, 1936-1989,
code toegang 2.21.278
Jaquet heeft enkele jaren op de Japanse afdeling van DOAZ gewerkt.
Zie inventarisnummer 2.
4.
Particulier archief van A.H.J. Lovink, 1942-1987,
code toegang 2.21.281.02
Lovink was hoofd DOAZ in de jaren ‘30. Zie de inventarisnummers 1-3.
5. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta, via
de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Mededeelingen van den Dienst der Chineesche zaken en Oost-Aziatische
aangelegenheden, 1933 (Batavia).
Wekelijksche persoverzichten van den dienst der Chineesche zaken en
Oost-Aziatische aangelegenheden, 1933-1934 (Batavia).
Mededeelingen van den Dienst der Oost-Aziatische zaken, 1936-1940
(Batavia).
Staatsblad van Nederlandsch-Indië, met Bijbladen
Voor dit stuk zijn geraadpleegd Ind. Staatsblad 1863 nr. 39; 1895 nr. 135;
1896 nr. 96; 1903 nr. 135; 1904 nr. 100; 1906 nr. 476; 1912 nr. 245; 1916 nr.
377; 1919 nr. 643; 1922 nr. 404; 1925 nr. 195; 1932 nr. 583; 1935 nr. 311.
Bijblad nr. 7666.
Literatuur
Encyclopaedie NI: lemmata Chinese zaken (I, pag. 477-478; VI, 717)
R.D. Haslach: Nishi no kaze, hare. Nederlands-Indische inlichtingendienst
contra agressor Japan (Weesp 1985).
L.G.M. Jaquet: Aflossing van de wacht. Bestuurlijke en politieke ervaringen
in de nadagen van Nederlandsch-Indië (Rotterdam 1978).
Mona Lohanda: The kapitan Cina of Batavia 1837-1942. A history of Chinese
establishment in colonial society (Djambatan 2001, 2e dr).
Mona Lohanda: Growing pains. The Chinese and the Dutch in colonial Java,
1890-1942 (Jakarta 2002).
49
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
R. Steenhoek: De Dienst der Oost-Aziatische Zaken (1935-1942).
Zijn bijdrage aan de kennis van Japan in Nederlands-Indië, in: E. LocherScholten red.: Beelden van Japan in het vooroorlogse Nederlands-Indië.
Resultaten van een doctoraal-werkcollege (Werkgroep Europese Expansie,
Leiden 1987).
50
Pagina 50
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 51
I BINNENLANDS BESTUUR
7
J.F.R.S. van den Bossche (1819-1889)
Jules Félicien Romain Stanislas van den Bossche (1819-1889) groeide op
in Indië en koos voor een loopbaan in het Binnenlands Bestuur. In 1845
werd hij controleur in de Padangse Bovenlanden (Sumatra’s Westkust),
waar hij enkele jaren tevoren als KNIL-soldaat tegen opstandelingen had
gevochten. Zijn benoeming tot assistent-resident van dat gebied volgde
in 1852. Drie jaar later vertrok hij uit Indië om er in 1859 terug te keren.
Daarna was hij achtereenvolgens resident van Banka (1859-1861), van
Besoeki (1861-1862) en gouverneur van Sumatra’s Westkust (1862-1869).
Het lidmaatschap van de Raad van Indië bekroonde zijn ambtelijke
carrière (1869-1871). De raad adviseerde de gouverneur-generaal en
had ook medeverordenende bevoegdheden. In de regel waren twee leden
van het college afkomstig uit het corps BB: één voor Java en één voor de
Buitengewesten.
Van den Bossche begon zijn loopbaan in de periode van het Cultuurstelsel. Hij bemoeide zich met de rijst- en koffiecultuur, de landrente, het
inlands bestuursapparaat en de gezondheidstoestand van de bevolking.
Uit zijn archief blijkt dat hij veel belangstelling had voor de adat, de zeden
en gewoonten op Sumatra, voor legenden, gedichten en geschiedenissen
van vorstengeslachten. Hij was lid van het Bataviaasch Genootschap van
Kunsten en Wetenschappen en schonk het museum van deze instelling
o.a. modellen van Bankase prauwen en huizen. Tal van stukken zijn in het
Maleis en Arabisch geschreven.
Als gouverneur van Sumatra’s Westkust bereidde hij, samen met
mr. T.H. der Kinderen, een algemene verordening van het rechtswezen
in dat gebied voor. De jurist der Kinderen was in 1863 benoemd tot
regeringscommissaris met de opdracht om het rechtswezen in de
Buitengewesten te reorganiseren. Hij begon met de belangrijkste regio,
het ambtsgebied van Van den Bossche. Beide ambtenaren moesten bij
hun werk rekening houden met het zogenaamde Lange Plakkaat, dat in
1833 was afgekondigd toen de Westkust onder direct bestuur werd
gebracht. In dit officiële stuk was de bevolking o.a. beloofd dat het
gouvernement niet zou ingrijpen in bestaande instellingen van bestuur
en rechtspraak. Met hulp van de gouverneur slaagde Der Kinderen erin
om een regeling op te stellen, waarin recht werd gedaan aan de adat en
de positie van de inlandse hoofden. Zijn nota’s, met aantekeningen van
Van den Bossche, zijn in diens archief te vinden.
51
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
De invoering van het nieuwe recht had tot gevolg, dat ook het adatrecht
op schrift werd gesteld. Het archief bevat een verzameling adatvoorschriften uit de Minangkabau en Palembang, met een historische toelichting (1851).
Na zijn pensionering legde Van den Bossche zich toe op de exploitatie van
delfstoffen. Samen met enkele anderen richtte hij in 1882 de steenkolenmaatschappij Oost-Borneo op. Hiervoor had hij een concessie gekregen
van de sultan van Koetei, die zich in 1864 aan het Nederlands gezag had
onderworpen. In 1886 volgde de oprichting van de mijnbouwmaatschapij
Tambang Salida (Sumatra) voor het winnen van goud, zilver, koper en
loodhoudende stoffen. De stukken in het archief geven inzicht in de wijze
waarop de concessies werden verkregen.
Archieven
1.
Particulier archief van J.F.R.S. van den Bossche, 1841-1888,
code toegang 2.21.030
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de inventarisnummers 11;
18; 39; 43-44; 51-54; 60; 76; 93-94; 106; 129; 139.
N.B.: het archief bevat ook papieren van de bestuursambtenaar
E.M. Francis.
2. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1814
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Rapporten en adviezen van Van den Bossche zijn te vinden met behulp
van de toegangen (indices) op het openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode 1814-1849 (code toegang 2.10.01): Binnenlandse aangelegenheden; Oost-Indische archipel; Sumatra.
Een belangrijk hulpmiddel voor deze periode zijn de Aantekeningenregisters van het Bureau Algemene Zaken, later Bureau A en afdeling 1 over de periode circa 1830-1859 (code toegang 2.10.02, inventarisnummers 9199-9201), zie de rubrieken Sumatra; Banka en Billiton.
b. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Binnenlandse
aangelegenheden; Oost-Indische archipel; Banka; Java en Madoera;
Sumatra; Justitiewezen in Oost-Indië.
Vgl. het rubriekenoverzicht over deze perioden in hoofdstuk 2 (Het bestuur
in het binnenland).
Ook het geheim en kabinetsarchief 1814-1900 komt voor onderzoek in
aanmerking: code toegang periode 1814-1849 2.10.01; periode 1850-1900
2.10.02.
52
Pagina 52
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 53
I BINNENLANDS BESTUUR
Raadsadviezen. De Raad van Indië adviseerde in alle aangelegenheden
van algemeen of bijzonder belang. Voor het opzoeken van deze adviezen
komen vrijwel alle indexrubrieken in aanmerking. Zie voor een overzicht
hoofdstuk 44.
Literatuur
L.W.C. van den Berg: Levensbericht van mr. T.H. der Kinderen, in
Levensberichten 1898-1899, pag. 158-210.
Encyclopaedie NI: lemmata Rechtswezen (III, pag. 558-575) en
mr. Timon Henricus der Kinderen (II, pag. 323-324).
T.H. der Kinderen: De algemeene verordeningen tot regeling van het
regtswezen in het gouvernement Sumatra’s Westkust, toegelicht uit
officieele bescheiden (2 dln, Batavia 1875).
T.H. der Kinderen: Formulierboek ten gebruike bij de toepassing van het
reglement tot regeling van het regtswezen in het gouvernement Sumatra’s
Westkust (Staatsblad 1874 no. 94b), voor zooveel betreft de regtspleging bij
de Distrikts- en Magistraatsgeregten, de Landraden en Rapats, benevens de
uitoefening der policie (Batavia 1882).
53
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
54
03-11-2009
10:34
Pagina 54
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 55
I BINNENLANDS BESTUUR
8
F.N. Nieuwenhuijzen (1819-1892)
Frederik Nicolaas Nieuwenhuijzen (1819-1892) kwam in 1842 bij het
Binnenlands Bestuur. Voordien had hij acht jaar gewerkt op de Algemene
Secretarie, het kabinet van de gouverneur-generaal. De secretarie nam
in de centralistische administratie een sleutelpositie in. De standplaatsen
in zijn BB-periode lagen op Java en de Buitenbezittingen. Zo was hij
assistent-resident in de Noorder-districten van Makassar (Celebes, 18471849) en van Madoera (1853-1855), resident van Riouw (1855-1857) en
gouvernementscommissaris van de Z.O.-afdeling van Borneo (1859-1860).
Uit de ‘beschrijvende statistiek’ van de Noorder-districten die Nieuwenhuijzen in 1849 opstelde, blijkt dat hij als pionier opereerde in een gebied,
dat vreemd en wantrouwend stond tegenover het Nederlands bestuur. Hij
constateerde algemene weerzin bij zieken om zich door Europese artsen
te laten behandelen. Het onderwijs stond op een laag peil, veel inlandse
bestuurders waren analfabeet. Zijn verzoek om geld voor een school
werd afgewezen.
Zijn huis en bureau waren opgetrokken uit bamboe, evenals de gevangenis.
Nieuwenhuijzen zag zich genoodzaakt om gevangenen in het voetblok te
sluiten teneinde ontsnapping te voorkomen. Pogingen om de landbouw
tot ontwikkeling te brengen, o.a. door waterwerken aan te leggen voor de
rijstcultuur en de tabaksteelt te verbeteren met behulp van geïmporteerde
Havanazaden hadden succes.
Nieuwenhuijzens ervaringen geven inzicht in de positie van een bestuursambtenaar in de Buitengewesten in die tijd. In de eerste helft van de 19e
eeuw concentreerde het Nederlands-Indisch gouvernement zich op Java.
Ten aanzien van de overige gewesten – met uitzondering van Sumatrawerd politieke onthouding betracht. De kolonie moest via het Cultuurstelsel geld opbrengen. Rond het midden van de eeuw, onder het bestuur
van gouverneur-generaal J.J. Rochussen (1845-1851) veranderde dit.
Verminderde opbrengsten van een aantal cultures, toenemend gebrek
aan specialistische kennis bij bestuursambtenaren en groeiende kritiek
op de ethische aspecten van het stelsel leidden tot de opvatting dat de
regering als ondernemer plaats moest maken voor particulier initiatief.
Landbouwkolonisatie werd overwogen. Buitenlandse mogendheden
(Engeland) werden in toenemende mate actief in de Buitengewesten. Als
gevolg van industriële ontwikkelingen groeide de vraag naar grondstoffen
en afzetgebied. Batavia begon geleidelijk de greep op gebieden buiten
55
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Java te versterken. De Atjeh-oorlog maakte definitief een einde aan de
onthoudingspolitiek.
Madoera had in Nieuwenhuijzens tijd zelfbestuur, maar werd in de tweede helft van de 19e eeuw steeds meer geconfronteerd met rechtstreekse
inmenging van het gouvernement. Het rijk Bandjermasin (Z.O.-afdeling
Borneo) werd op voorstel van de gouvernementscommissaris in 1860 tot
direct bestuurd gebied gemaakt. Deze situatie verklaart waarom in een
memorie over Madoera van Nieuwenhuijzen en in een uitvoerig overzicht
van Bandjermasin, in 1855 opgesteld door resident A. van der Veer, het
inlands bestuur centraal staat en van Nederlandse invloed nauwelijks
sprake is.
In de jaren 1858-1864 was Nieuwenhuijzen resident van Soerakarta, in
1863 tevens waarnemend resident van Jogjakarta. Zijn archief bevat
regelgeving over het verhuren van landbouwgronden in de Vorstenlanden
aan anderen dan de Indonesische bevolking over de jaren 1839-1861. Zo
mochten gronden niet worden verhuurd aan Chinezen en Arabieren.
Landhuurders moesten kennis hebben van de taal (Javaans of Maleis),
zeden en gewoonten van de Javaanse bevolking. Zij mochten niet zonder
toestemming van de bevolking sawah’s gebruiken als koffie-, suikerrieten indigotuinen en waren verplicht tot het onderhoud van bestaande
wegen en paden die door of langs verhuurde gronden liepen.
Op grond van zijn grote bestuurservaring werd Nieuwenhuijzen in 1865
benoemd tot lid van de Raad van Indië, een adviescollege van de gouverneur-generaal met medeverordenende bevoegdheden. In 1868 werd hij
waarnemend vice-president, een jaar later vice-president.
In 1873 moest hij als gouvernementscommissaris met een expeditionair
leger naar Atjeh om te proberen de sultan er toe te brengen de Nederlandse souvereiniteit te erkennen. De missie liep uit op overhandiging
van een door gouverneur-generaal J. Loudon (1872-1875) ondertekende
oorlogsverklaring, waarmee de Atjeh-oorlog een feit werd. Vervolgens
probeerde Loudon om Nieuwenhuijzen voor het uitbreken van die oorlog
verantwoordelijk te stellen. Op 18 mei 1873 benoemde hij een commissie,
die opdracht kreeg het verloop van de expeditie te onderzoeken.
Nieuwenhuijzen weigerde zijn medewerking. Door zijn goede relatie met
de minister van Koloniën I.D. Fransen van de Putte (1872-1874) wist hij
te bewerkstelligen dat hij kort daarna eervol uit ’s lands dienst werd
ontslagen. Dit betekende overigens voor hem nog lang niet het einde
van de verwijten en beschuldigingen van Loudons medestanders. Het
archief van Nieuwenhuijzen bevat veel materiaal over deze episode.
56
Pagina 56
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 57
I BINNENLANDS BESTUUR
Archieven
1.
Particulier archief van F.N. Nieuwenhuijzen, 1835-1875,
code toegang 2.21.205.44
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de inventarisnummers 4;
9; 10; 35; 42; 67; 69; 72; 77; 79.
2.
Particulier archief van James Loudon, 1831-1893,
code toegang 2.21.183.50
Dit archief bevat brieven van en aan F.N. Nieuwenhuijzen.
3. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1814
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Rapporten en adviezen van BB-ambtenaar Nieuwenhuijzen zijn te vinden
met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar archief, in de
rubrieken:
a. periode 1814-1849 (code toegang 2.10.01): Binnenlandse aangelegenheden; Oost-Indische archipel; Java en Madoera; Celebes.
Een belangrijk hulpmiddel voor deze periode zijn de Aantekeningenregisters van het Bureau Algemene Zaken, later Bureau A en afdeling
1 over de periode circa 1830-1859 (code toegang 2.10.02, inventarisnummers 9199-9201), zie de rubrieken Binnenlandse zaken; Celebes;
Inlandse vorsten en groten; Regenten en hoofden; Residenties op
Java; Riouw.
b. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Binnenlandse
aangelegenheden; Borneo; Oost-Indische archipel; Java en Madoera;
Riouw; Traktaten, contracten of overeenkomsten met inlandse vorsten
in de kolonie.
Vgl. het rubriekenoverzicht in hoofdstuk 2 (Het bestuur in het binnenland).
De inventarisnummers 6551A t/m 6551D (code toegang 2.10.02) bevatten
resp. officiële bescheiden over het ontstaan van de Atjeh oorlog; het rapport van de door Loudon benoemde onderzoekscommissie; processenverbaal van de door deze commissie afgenomen verhoren en het rapport
van de legercommandant in Nederlandsch-Indië over het verloop van de
Atjeh-expeditie, in reactie op het rapport van de onderzoekscommissie.
Ook het geheim- en kabinetsarchief 1814-1900 komt voor nader onderzoek in aanmerking: code toegang periode 1814-1849 2.10.01; periode
1850-1900 2.10.02.
Raadsadviezen. De Raad van Indië adviseerde in alle aangelegenheden
van algemeen of bijzonder belang. Voor het opzoeken van deze adviezen
57
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
komen vrijwel alle indexrubrieken in aanmerking. Zie voor een overzicht
hoofdstuk 44.
4.
Particulier archief van I.D. Fransen van de Putte, 1838-1934,
code toegang 2.21.066
Inventarisnummer 101 bevat ingekomen brieven van F.N. Nieuwenhuijzen.
Literatuur
Henk Boels, Janny de Jong, C.A. Tamse: Eer en fortuin. Leven in Nederland
en Indië 1824-1900. Autobiografie van gouverneur-generaal James Loudon
(Amsterdam 2003).
Encyclopaedie NI: lemma Atjeh (I, pag. 68-89).
J.I. de Rochemont: Loudon en Atsjin (Batavia 1875).
N.B. De Rochemont was adjudant en intendant van Loudon.
58
Pagina 58
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 59
I BINNENLANDS BESTUUR
9
H.A.F. de Vogel (1825-1899)
Aanvankelijk werkte Henri Adrien Frederic de Vogel (1825-1899) in gouvernementsdienst, als controleur van de landelijke inkomsten en cultures
in de residenties Semarang en Rembang (1853-1859). Zijn archief bevat
onder meer journalen uit die tijd. Hij stapte over naar het bedrijfsleven,
omdat hij constateerde dat de invoering van vrije cultures en vrije lonen
wel de prijzen deden stijgen maar niet de ambtenarensalarissen.
Achtereenvolgens werd hij eigenaar van een tabaksonderneming en
administrateur van een suikeronderneming, beide gelegen in de residentie Rembang.
Rembang speelde in die tijd een belangrijke rol in de politiek-maatschappelijke discussie over de voor- en nadelen van vrije en gedwongen arbeid.
De particuliere tabakscultuur op Java, die vanaf 1855 een bloeiperiode
beleefde, wierp daar in het bijzonder mooie resultaten af. En dat terwijl
de eerder ingevoerde gouvernementstabakscultuur niet van de grond
was gekomen. Het gewest trok bovendien veel belangstelling, omdat in
opdracht van de regering twee onderzoeken (1859, 1862) werden verricht
naar vermeende wanpraktijken van Europese bestuursambtenaren bij het
verlenen van licenties aan particuliere ondernemers. Dit alles leidde tot
tal van brochures, waaronder enkele van De Vogel.
In één daarvan, ‘Hinderpalen die vrijen arbeid en vrije kultuur op Java in
den weg staan’ (1862, manuscript in zijn archief) sprak hij zich o.a. uit voor
de noodzaak van herendiensten. Het communale grondbezit leidde er toe,
dat de Javaan de grond alleen gebruikte: hij was geen eigenaar, voelde
zich niet verantwoordelijk en bracht onder die omstandigheden alleen
onder dwang iets tot stand. Invoering van particulier grondbezit en
onderwijs zouden in deze situatie verbetering brengen. Vrije arbeid en
vrije cultures waren het gevolg van een betere, beschaafde maatschappij.
De regering zou dit veranderingsproces streng, rechtvaardig en daadkrachtig moeten leiden.
Enkele jaren later oefende hij in een nota over ‘De vrees voor gebrek
aan voedingsmiddelen welke thans heerscht op Java’ (1873, concept in
zijn archief) kritiek uit op de ambtelijke bureaucratie. De pen regeert,
zo schreef hij. Het ontbreken van daadwerkelijke controle op het werk
van de Javaan en diens fatalistische opstelling waren naar zijn mening
oorzaak van de achterlijke toestand waarin de inlandse cultures, met
name de rijstcultuur, verkeerden.
59
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Archieven
1.
Particulier archief van H.A.F. de Vogel, 1852-1881,
code toegang 2.21.205.66
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de inventarisnummers 1;
2; 3; 6; 10; 12; 13; 19; 24; 25;
2. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1814
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Het is niet waarschijnlijk dat het archief over de jaren ’50 rapporten van
de controleur De Vogel bevat: daarvoor bekleede hij een te lage rang.
Gegevens over de gewesten waar hij werkte kunnen worden opgezocht
met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar archief 1850-1900
(code toegangen 2.10.02; 2.10.10), in de rubrieken Oost-Indische archipel;
Java en Madoera; Kultuurstelsel op Java.
Een belangrijk hulpmiddel voor onderzoek in de jaren ’50 van de 19e
eeuw zijn de Aantekeningenregisters van het Bureau Algemene Zaken,
later Bureau A en afdeling 1 over de periode circa 1830-1859 (code toegang 2.10.02, inventarisnummers 9199-9201), zie de rubrieken:
Residenties op Java; Kultures (ook gespecificeerd op soort) en Landelijke
inkomsten; Kultuurstelsel in het algemeen.
Voor onderzoek naar de situatie in de residentie Rembang komt ook
het geheim- en kabinetsarchief in aanmerking: code toegang periode
1850-1900 2.10.02.
Literatuur
C. Fasseur: Kultuurstelsel en koloniale baten: de Nederlandse exploitatie
van Java, 1840-1860 (Leiden 1975).
C. Fasseur red.: Dagboek van een Nederlands bestuursambtenaar uit het
midden van de 19e eeuw. H.A.F. de Vogel, in: Geld en geweten: een bundel
opstellen over anderhalve eeuw Nederlands bestuur in de Indonesische
archipel (2 dln., Den Haag 1980), I, pag. 163-172.
60
Pagina 60
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 61
I BINNENLANDS BESTUUR
10 A. Pruys van der Hoeven (1829-1907)
Abraham Pruys van der Hoeven (1829-1907) begon zijn loopbaan als
scheepsjongen en kwam in 1854 bij het corps bestuursambtenaren. Hij
werd gestationeerd op Sumatra, waar hij werkte tot zijn vertrek in 1883.
Als controleur onderscheidde hij zich tijdens twee militaire expedities. Dit
had een gunstig effect op zijn carrière. Nadat hij in 1862 was bevorderd
tot assistent-resident, volgde zijn benoeming tot resident van Benkoelen
(1870-1873) en Palembang (1873-1879). In 1880 werd hij regeringscommissaris van Atjeh, drie jaar later gouverneur van dat gebied. Na zijn pensionering (1883) werd hij aangezocht voor een lidmaatschap van de Raad van
Indie (een adviescollege van de gouverneur-generaal met medeverordenende bevoegdheden). Deze functie vervulde hij in de periode 1886-1893.
Pruys heeft diverse publicaties op zijn naam staan. Over zijn ambtelijke
ervaringen deed hij verslag in Veertig jaren Indische dienst. Aan de Atjehproblematiek wijdde hij twee brochures (Den Haag 1886, 1896, ook in zijn
archief). Hij publiceerde in De Gids en in Vragen des Tijds (‘Stemmen uit
het Oosten’, 1899, ook in zijn archief).
In zijn herinneringen vertelt Pruys, hoe hij als bestuursambtenaar op
Sumatra had geprobeerd om hindernissen uit de weg te ruimen die de
economische ontwikkeling belemmerden, de tevredenheid van de bevolking verstoorden en de rust bedreigden. Zo had hij zich als resident van
Palembang ingezet voor het beter bevaarbaar maken van rivieren, betere
wegen, vermindering en zo mogelijk afschaffing van verplichte diensten.
Het resultaat was geweest dat de inlandse landbouw vooruit was gegaan,
evenals de handel. Volgens hem had de Javaanse bevolking een soortgelijke ontwikkeling kunnen doormaken als stelselmatig zou zijn gewerkt
aan de afschaffing van dwangarbeid en herendiensten. Bij het doorvoeren
van de agrarische wet- en regelgeving op Java had men te weinig rekening
gehouden met de adat. Kennis van land, volk, zeden en gebruiken waren
zijns inziens noodzakelijk om aanhankelijkheid en steun te winnen. Dat
gebrek aan kennis had het bestuur ook in Atjeh parten gespeeld.
De slepende Atjehoorlog droeg bij aan een groeiende desinteresse voor
Indië, waardoor de economische ontwikkeling stagneerde. Dat laatste
werd ook bevorderd door een centralistische bestuursvoering, waarbij
Batavia teveel op Den Haag moest letten. Pruys vond dat Den Haag wel
de koers mocht bepalen, maar dat Indië zelf moest sturen. In zijn artikel
‘Stemmen uit het Oosten’ sloot hij zich aan bij de voorstanders van decentralisatie. Locale (Java) en gewestelijke raden (Buitengewesten), waarin
61
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
het ‘inlands element’ vertegenwoordigd zou moeten zijn, zouden hun
eigen budget moeten beheren. Een goed samenspel tussen overheersers
en ‘beheersten’ was naar zijn mening van wezenlijk belang voor de welvaart van Indië, en daarmee van Nederland. Zo zou men ook buitenlandse
mogendheden op afstand kunnen houden. De Decentralisatiewet van 1903
(Ind. Staatsblad 1903 nr. 329) kwam enigszins tegemoet aan dit, vooral in
Indië levende, verlangen.
Archieven
1.
Particulier archief van de familie Van Rees, 1837-1950,
code toegang 2.21.301
De papieren van Pruys zijn beschreven in de inventarisnummers 182-188.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inventarisnummers 185 en 187.
N.B.: Pruys was de schoonvader van D.F.W. van Rees (1863-1934,
Algemeen Secretaris en lid, vervolgens vice-president van de Raad van
Indië), wiens papieren eveneens deel uitmaken van dit archief (zie hoofdstuk 11).
2. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Rapporten en adviezen van Pruys van der Hoeven zijn te vinden met behulp
van de toegangen (indices) op het openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Binnenlandse
aangelegenheden; Kunsten en wetenschappen; Oost-Indische archipel; Sumatra.
Een belangrijk hulpmiddel voor onderzoek in de jaren ’50 van de 19e
eeuw zijn de Aantekeningregisters van het Bureau Algemene Zaken,
later Bureau A en afdeling 1 over de periode circa 1830-1859 (code
toegang 2.10.02, inventarisnummers 9199-9201), zie de rubrieken
Sumatra.
Vgl. het rubriekenoverzicht over deze periode in hoofdstuk 2 (Het bestuur
in het binnenland).
De inventarisnummers 6558A-6558B, 6559-6560 (code toegang 2.10.02)
bevatten door Pruys opgestelde politieke verslagen van Atjeh over de
periode april 1881-maart 1883.
Ook het geheim- en kabinetsarchief 1850-1900 komt voor onderzoek in
aanmerking: zie code toegang 2.10.02.
62
Pagina 62
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 63
I BINNENLANDS BESTUUR
Raadsadviezen. De Raad van Indië adviseerde in alle aangelegenheden
van algemeen of bijzonder belang. Voor het opzoeken van deze adviezen
komen vrijwel alle indexrubrieken in aanmerking. Zie voor een overzicht
hoofdstuk 44.
Literatuur
Encyclopaedie NI: lemma Abraham Pruys van der Hoeven (III, pag. 516).
M. Kuitenbrouwer: Nederland en de opkomst van het moderne imperialisme.
Koloniën en buitenlandse politiek 1870-1902 (Amsterdam-Dieren 1985).
E. Locher-Scholten: Sumatraans sultanaat en koloniale staat. De relatie
Djambi-Batavia (1830-1907) en het Nederlandse imperialisme (Leiden 1994).
Voortaan geciteerd als Locher: Sultanaat.
A. Pruys van der Hoeven: Veertig jaren Indische dienst (Den Haag 1894).
63
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
64
03-11-2009
10:34
Pagina 64
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 65
I BINNENLANDS BESTUUR
11 D.F.W. van Rees (1863-1934)
In het Biografisch Woordenboek van Nederland wordt Daniël François
Willem van Rees (1863-1934) gekarakteriseerd als ‘de perfecte secretarieambtenaar die de sterk centralistisch georganiseerde Indische administratie
van zijn dagen tot in al haar onderdelen kende en beheerste’. Van Rees
kwam bij de Algemene Secretarie als controleur ter beschikking (1888)
en klom op tot Algemene Secretaris (1905). De secretarie, het kabinet van
de gouverneur-generaal, nam in de Indische administratie een sleutelpositie in. Haar taken omvatten het verwerken van beslissingen van de
gouverneur-generaal tot gouvernementsbesluiten; het voeren van de
regeringscorrespondentie; het behandelen van de bestuursaangelegenheden voor de Buitengewesten (tot de instelling van een speciale afdeling
18
hiervoor in 1908) ; de publicatie van het Indisch Staatsblad, de Bijbladen
en de Regeringsalmanak van Nederlandsch-Indië. Secretarieambtenaren
konden van de gouverneur-generaal speciale taken en opdrachten
krijgen. Bij Van Rees lagen die op het terrein van agrarische zaken en
pauperismebestrijding. Zijn archief bevat voornamelijk nota’s en rapporten
over deze onderwerpen. Sommige stukken zijn van zijn hand, andere
zijn onder zijn leiding tot stand gekomen. In het materiaal wordt, zoals
gebruikelijk in die tijd, ruimschoots aandacht geschonken aan de historische achtergrond van de problemen.
De stukken over agrarische zaken vloeiden voort uit de Agrarische Wet
van 1870. Hierdoor kregen particuliere ondernemers (op Java en Madoera
voornamelijk suikerfabrikanten en tabaksplanters) de mogelijkheid om
voor maximaal 75 jaar gronden in erfpacht te huren. Bij transacties met
Indonesiërs speelden adatrechtelijke verhoudingen een belangrijke rol.
Het gouvernement wilde de bevolking rechtszekerheid bieden bij hun
onderhandelingen met westerse ondernemers.
Tegelijkertijd realiseerde men zich dat het verder doordringen van het
westerse grootlandbouwondernemingen in een nog hoofdzakelijk feodale
samenleving een stimulerend effect zou hebben op het emancipatieproces. In diverse ordonnanties werd geprobeerd een balans te vinden
tussen de belangen van beide partijen bij grondhuur door ‘inlanders’
aan ‘niet-inlanders’; bij het beschikbaar stellen van voldoende water
ten behoeve van westerse ondernemingen en de inlandse landbouw.
Voorschriften voor de verkiezing van desahoofden moesten leiden tot
krachtige, adequaat opererende desabesturen. Tevens werd conversie
van communaal naar erfelijk individueel grondbezit gestimuleerd:
65
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
particuliere grondeigendom werd als voorwaarde voor vooruitgang
gezien. Van Rees’ nota over verhuring van grond door inlanders aan nietinlanders op Java en Madoera (1895) leidde tot een (nieuwe) Grondhuurordonnantie (Ind. Staatsblad 1895 nr. 247). Toen deze in 1900 werd herzien
(Ind. Staatsblad 1900 nr. 240) werd Van Rees tijdelijk benoemd tot toezichthouder op de uitvoering. Hij drong er op aan om dit werk door een
specialist te laten uitvoeren. De agrarische regelgeving werd steeds uitgebreider en gecompliceerder: verschillende interpretaties ondermijnden
de eenheid van beleid. In 1903 werd zijn pleidooi gehonoreerd met de
instelling van een Inspectie voor Agrarische Zaken.
Bij Gouvernementsbesluit van 2 december 1901 nr. 18 kreeg Van Rees
opdracht te onderzoeken welke maatregelen de regering zou kunnen
nemen om het pauperisme onder de ‘mingegoede’ Europeanen op Java
en Madoera te bestrijden. Tot deze groep behoorden KNIL-militairen, die
in Nederland waren geworven en na afloop van hun diensttijd in Indië
waren gebleven, en ‘onechte’ kinderen uit verbintenissen van Europese
vaders en inlandse of Chinese moeders.
Het was niet de eerste keer dat dit probleem officieel aandacht kreeg.
Arme (Indo)-Europeanen deden afbreuk aan de vooraanstaande positie
van de Europese bevolkingsgroep in Indië. Het archief bevat twee voorstudies (1902) van de commissie-Van Rees en het eindrapport (1903).
Daarin werd o.a. gepleit voor meer en betere scholing; voor tewerkstelling van paupers in lage ambtelijke functies, in het leger, bij de marine;
voor het oprichten van landbouwkolonies; voor de bestrijding van het
concubinaat in kazernes. De pas benoemde Inspecteur voor Agrarische
Zaken kreeg ook tot taak om voorstellen in te dienen ter bevordering van
de kleine land- en tuinbouw onder arme (Indo)-Europeanen. Met de
oprichting van de Indische Partij (1912), die juist onder Indo-Europeanen
veel aanhang vond, kreeg het probleem van het pauperisme een partijpolitieke dimensie.
In 1903 werd Van Rees benoemd tot directeur van Binnenlands Bestuur.
Hij combineerde deze functie met zijn werk bij de Algemene Secretarie
totdat hij in 1908 lid, en spoedig daarna vice-president (1908-1914) van de
Raad van Indië werd. De Raad was het hoogste adviescollege in Indië en
had medeverordenende bevoegdheden, dit laatste tot het in werking treden van de Wet op de Staatsinrichting (1925). Formeel gezien paste deze
benoeming in de traditie: één lid van het college kwam uit de centrale
administratie.
Na zijn terugkeer in Nederland (1914) bekleedde Van Rees nog functies bij
het Koloniaal Instituut (het huidige Tropeninstituut) en de Volkenbond.
66
Pagina 66
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 67
I BINNENLANDS BESTUUR
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Particulier archief van de familie Van Rees, 1837-1950,
code toegang 2.21.301
De stukken van Van Rees zijn beschreven in de inventarisnummers
16-180. Voor dit stuk zijn geraadpleegd de nummers 56-60; 71-74; 76-79;
84-89; 91-94; 100-103; 128-133; 139-153; 156; 160-161; 170; 176.
N.B.: Een deel van het familiearchief, met stukken van D.F.W., berust
in het KITLV te Leiden. De inventaris hiervan is als bijlage opgenomen
in toegang 2.21.301
2.
Particulier archief van J.B. van Heutsz, 1882-1935,
code toegang 2.21.008.79
Van Rees was een vertrouweling van Van Heutsz. Inventarisnummer 2
bevat ingekomen brieven van hem.
3.
Particulier archief van J.B. van der Houven van Oordt,
1888-1946, code toegang 2.21.088
Van der Houven werkte in de periode 1889-1903 als ambtenaar op de
Algemene Secretarie. In 1913 werd hij lid van de Raad van Indië. Een jaar
later volgde hij Van Rees op als vice-president. Inventarisnummer 13
bevat ingekomen brieven van Van Rees.
4. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Code toegangen openbaar archief 1850-1900: 2.10.02; 2.10.10.
Code toegangen vanaf 1900: 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02; 2.10.36.03.
Adviezen en rapporten van D.F.W. van Rees over agrarische aangelegenheden kunnen worden opgezocht via de indexrubrieken, vermeld in
hoofdstuk 4 (De inspectie voor Agrarische zaken).
Adviezen en rapporten van Van Rees, uitgebracht als directeur BB
kunnen worden opgezocht via de indexrubrieken, vermeld in hoofdstuk 1
(Het departement van Binnenlands Bestuur).
Adviezen en rapporten inzake bestrijding van het pauperisme kunnen
worden opgezocht met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar
archief in de rubriek Binnenlands Bestuur.
Raadsadviezen. De Raad van Indië adviseerde in alle aangelegenheden van
algemeen of bijzonder belang. Voor het opzoeken van deze adviezen komen
vrijwel alle indexrubrieken in aanmerking. Zie overzicht in hoofdstuk 44.
67
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1850 en de serie geheime mailrapporten vanaf 1914 komen voor onderzoek in aanmerking. Code toegang 1850-1900: 2.10.02. Code toegangen vanaf 1900: 2.10.36.051;
2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
Adviezen van D.F.W. van Rees als directeur BB en vice-president Raad
van Indië in de bronnenpublicaties:
Van der Wal: Onderwijs
Van der Wal: Nationalisme
Literatuur
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/projecten/BWN/lemmata): lemma over
D.F.W. van Rees.
Joost Coté: Being white in tropical Asia. Racial discourses in the Dutch
and Australian colonies at the turn of the twentieth century, in Itinerario,
dl XXV, afl. 3-4, 2001, pag. 112-141.
Encyclopaedie NI: lemmata over D.F.W. van Rees (VIII, pag. 1701-1703) en
het pauperisme (III, pag. 366-368.
Kleintjes: Staatsinstellingen, hoofdstukken II, VII, VIII.
A. van Marle: De groep der Europeanen in Nederlands-Indië, iets over
ontstaan en groei, in: Indonesië, 5e jrg., 1951-1952, pag. 97-121; 314-341;
481-507.
D.F.W. van Rees ed.: Verzameling van agrarische verordeningen in
Nederlandsch-Indië (2. dln., Batavia 1895).
D.F.W. van Rees: De staatsarmenzorg voor Europeanen in NederlandschIndië (Batavia 1901).
N.B.: ook in zijn archief, inventarisnummers 139-143.
D.F.W. van Rees: Het pauperisme onder de Europeanen in NederlandschIndië (Batavia 1901-1902).
N.B.: ook in zijn archief, inventarisnummers 144-149.
D.F.W. van Rees: Rapport der pauperisme-commissie, ingesteld bij artikel 2
van het regeeringsbesluit van 29 juni 1902 no. 9 (Batavia 1903).
N.B. ook in zijn archief, inventarisnummer 156.
P.J.A.F. Vos van Zalingen; Douwes Dekker en de Indische Partij: een onderzoek naar de achtergronden van de ‘onafhankelijkheidsbeweging’ van 1912
(doctoraalscriptie Leiden, 1973).
68
Pagina 68
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 69
I BINNENLANDS BESTUUR
12 J.D.L. le Febre (1870-1955)
Johan David Leo le Febvre (1870-1955) kwam in 1892 als aankomend
bestuursambtenaar in Indië. Hij begon als aspirant-controleur, later controleur, eerst in de Padangse Bovenlanden (Sumatra’s Westkust, tot 1903),
daarna in Palembang (1903-1905) en Sumatra’s Oostkust (1905-1907).
In zijn ongepubliceerde mémoires (in zijn archief) spreekt hij met veel
waardering over de Minangkabauers (bewoners van de Westkust). Hij
leerde hun taal en adat kennen en luisterde op tournees geboeid naar
hun verhalen, waarin de nederlagen van de Hollanders gniffelend werden
besproken. De Minangkabauers beschouwen ons meer als bondgenoten
dan als overheersers, constateerde hij. Heel kritisch stond hij tegenover
de ingrijpende veranderingen, die in dat gebied plaats vonden.
Onder gouverneur-generaal J.B. Van Heutsz (1899-1904) rukten de
Nederlanders in de Buitengewesten op van de kust naar het binnenland.
Met hun moderne wapens (repeteergeweren, voor het eerst gebruikt tijdens de Atjehoorlog) braken zij het Indonesische verzet. Het militarisme
vierde hoogtij. Officieren uit het leger werden benoemd tot bestuursambtenaar. Om sneller te kunnen oprukken werden er militaire rijwegen
aangelegd en bestaande wegen verhard. Door de betere verbindingen
kwam er een einde aan het gebruik om tijdens tournees in dorpen te
overnachten en te praten met de bevolking. Het bestuur verloor het
contact met de mensen. In een hoog tempo werd de geldhuishouding
ingevoerd. Het gouvernement legde extra lasten op in de vorm van
belastingen en herendiensten. Om het geld te kunnen opbrengen werd
men min of meer gedwongen om als koelie te gaan werken.
In 1907 stapte Le Febvre over naar de Arbeidsinspectie: hij bleef in de
Oostkust van Sumatra. Van de werkomstandigheden op de ondernemingen kreeg hij geen hoge dunk. De koelies waren vaak slecht gehuisvest;
ze kregen hun loon uitbetaald in zogenaamd ‘Estategeld‘, dat zij alleen
in winkeltjes op de onderneming konden omzetten in (slecht) voedsel; ze
kregen een boete als ze te laat op het werk kwamen; ze moesten betalen
voor ‘veldhulp’ enz. Zijn rapporten waren voor de werkgevers zo ongunstig,
dat hij zich gedwongen zag om na twee jaar (1909) ontslag te nemen. Hij
keerde terug naar het corps bestuursambtenaren en werd benoemd tot
assistent-resident te Benkoelen. In 1915 werd hij resident van Sumatra’s
Westkust. Een jaar later brak de Djambi-opstand uit (Midden-Sumtra).
Toen de rust was weergekeerd droeg de Indische regering het lid van de
Raad van Indië J.H. Liefrinck op om een onderzoek in te stellen naar de
69
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
belastingheffing en de vordering van herendiensten in Sumatra. Liefrinck
bracht ook een bezoek aan de Westkust. Resident le Febvre spoorde de
bevolking aan om haar grieven te uiten en leverde ook zelf kritiek op het
gevoerde beleid. Toen hij zijn opmerkingen niet terugvond in het officiële
rapport (Batavia 1917) verwerkte hij die in een brochure (in zijn archief),
die hij in eigen beheer uitgaf en verspreidde.
In 1919 werd hij uit gouvernementsdienst ontslagen, omdat hij zijn diensttijd had volbracht. Le Febvre had evenwel zelf de indruk, dat het gouvernement deze formele reden als voorwendsel had gebruikt om hem weg te
werken. Hij was, zo stelde hij, voor de regering ‘geen gemakkelijke resident’
geweest, evenmin voor ‘de Europeanen, vooral niet voor de knoeiers onder
hen’. Diverse Indonesische groeperingen hadden in mei 1919 een rekest
bij gouverneur-generaal J.P. van Limburg Stirum (1916-1921) ingediend,
waarin zij hadden gevraagd om Le Febvre nog een poos als resident te
laten aanblijven. Die geste was illustratief voor de sympathie, die in brede
kring voor hem werd gekoesterd: ‘vriend der Indonesiërs’, noemde de
latere republikeinse leider Sjahrir hem.
Na zijn vertrek uit Indië schreef hij voor Het Volk en De Groene Amsterdammer artikelen over de koloniale politiek en de vestiging van het
Nederlandse koloniale imperium. De opstanden van 1926/1927 op Java en
Sumatra waren volgens hem voorspelbaar geweest (Socialistische Gids
1928). De bezuinigingsmaatregelen van gouverneur-generaal D. Fock
(1921-1926), die van Den Haag de begrotingstekorten had moeten wegwerken, hadden dit verzet uitgelokt.
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Particulier archief van J.D.L. le Febvre, 1893-1959,
code toegang 2.21.205.01
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de inventarisnummers
8-13; 20; 22-23; 26; 34-35; 39; 43.
2. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Rapporten en adviezen van Le Febvre zijn te vinden met behulp van de
toegangen (indices) op het openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Oost-Indische
archipel; Sumatra.
In de Buitengewesten was de controleur hoofd van het plaatselijk
bestuur. Mogelijk bevat het archief over deze periode stukken van de
controleur le Febvre.
70
Pagina 70
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 71
I BINNENLANDS BESTUUR
b. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Arbeidsinspectie; Belastingen; Benkoelen; Herendiensten;
Kolonisatie, landverhuizing en koelies; Politieke stromingen; Politieke
en economiche toestanden; Sumatra’s Oostkust; Sumatra’s Westkust.
Vgl. het rubriekenoverzicht in hoofdstuk 2 (Het bestuur in het binnenland).
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices.
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1850 en de serie geheime
mailrapporten vanaf 1914 komen voor onderzoek in aanmerking.
Code toegangen periode 1850-1900 2.10.02; periode na 1900 2.10.36.051;
2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.236.07.
Serie Memories van Overgave, 1852-1962, code toegang 2.10.39, bevat
een memorie van Le Febvre als resident van Sumatra’s Westkust, 1919
(inventarisnummer 165).
Serie Politieke verslagen en berichten uit de Buitengewesten, 1898-1940,
code toegang 2.10.52.01, bevat rapporten van resident Le Febvre over
Sumatra’s Westkust (microfiches, fichenummers 245-247).
Stukken over de opstanden van 1926/1927, met een toelichting, zijn
opgenomen in:
Kwantes: Nationalisme
Literatuur
J.D.L. le Febvre: Het rapport over den Sumatra-opstand, in De socialistische gids, jrg. 1928, pag. 680-692.
A.J. Hamerster e.a.: Rapport van de Commissie van onderzoek, ingesteld
bij gouvernementsbesluit van 13 februari 1927 no. 1a (zgn. Westkustrapport)
(Weltevreden 1928).
J.H. Liefrinck: Onderzoek naar de heffing van belasting en de vordering
van heerendiensten in eenige deelen der buitenbezittingen (Batavia 1917)
Locher: Sultanaat, hoofdstuk XI.
71
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
72
03-11-2009
10:34
Pagina 72
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 73
I BINNENLANDS BESTUUR
13 L.C. Westenenk (1872-1930)
In zijn boek ‘Hoe wij Insulinde besturen’ wijdde de journalist J. Bekaar een
hoofdstuk aan ‘een vriend der Dajaks’, een ‘controleur-woudloper’, die zijn
pijptabak bewaarde in een tijgerschedel. Achter deze, niet met name
genoemde, persoon schuilt Louis Constant Westenenk (1872-1930), de
zoon van een koffieplanter in Semarang, die in 1893 zijn bestuursloopbaan begon in de nog primitieve Westerafdeling van Borneo. Na vijf jaar
werd hij overgeplaatst naar Sumatra. Daar was hij achtereenvolgens controleur aan de Westkust en in Atjeh (1897-1909); assistent-resident in de
Padangse Bovenlanden (1909-1910); resident in Benkoelen (1915-1920) en
Palembang (1920) en gouverneur van de Oostkust (1920-1924). Hij beëindigde zijn Indische carrière als lid van de Raad van Indië (1924-1925), het
hoogste adviescollege van de gouverneur-generaal: hierin had in de regel
een oud-bestuursambtenaar uit de Buitengewesten zitting.
Westenenk kreeg als controleur aan de Westkust te maken met de onlusten van 1908. De oorzaak daarvan lag in de afschaffing van de (al lang
niet meer rendabele) verplichte koffiecultuur en de invoering van de
inkomstenbelasting. Het verzet tegen deze maatregelen werd aangewakkerd door volkshoofden en Islamitische mystieke sekten (tarekats). De
oppositie beriep zich op het Plakkaat Pandjang (het lange plakkaat), dat
in 1833 was afgekondigd toen het gebied onder rechtstreeks bestuur
werd gebracht. In het plakkaat had het gouvernement de politieke en
huishoudelijke rechten van de bevolking gegarandeerd en beloofd geen
belastingen te zullen heffen. Het onderdrukken van de opstand had een
aantal Moslims het leven gekost. Toen de rust hersteld was liet Westenenk
enkele Mohammedaanse schriftgeleerden de vraag voorleggen, of deze
opstand als een wettige godsdienstoorlog kon worden beschouwd. De
schriftgeleerden ontkenden dat: volgens hen was de opstand onwettig en
ongepast geweest en had de opgelegde belasting meteen betaald moeten
worden. In een ongedateerde notitie (zie zijn archief) schreef Westenenk
dat de jihad (heilige oorlog) volgens de Mohammedaanse leer nog steeds
geoorloofd was. Hij beriep zich hierbij op de in de jaren ’90 verschenen
studie over de Atjehers van de Islamkenner Chr. Snouck Hurgronje, later
adviseur voor Inlandse Zaken. De uitspraak van de schriftgeleerden viel
te herleiden tot het uitgangspunt, dat tijdelijk van een heilige oorlog kon
worden afgezien als de politiek-maatschappelijke situatie in het voordeel
van de kafirs (heidenen) was. De haat tegen de kafirs (heidenen) en het
fanatisme waren verminderd als gevolg van de toenemende Europese
73
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
invloed. Westenenk vond het beschamend te moeten constateren dat
‘wij’ door de Mohammedanen als ‘minderwaardige wezens’ werden aangemerkt en dat de Mohammedaanse slachtoffers volgens zuiver Moslims
recht martelaren waren.
In 1910 droeg de Indische regering hem op een studie te schrijven over de
Minangkabause nagari, inlandse (adatrecht)gemeenten in Sumatra’s
Westkust. Westenenks archief bevat veel materiaal over de adatrechtelijke verhoudingen in de Minangkabau, die waren gebaseerd op het
matriarchaat. Zijn rapport verscheen in 1912 en werd tweemaal herdrukt.
Het vormde de grondslag van de Nagari-ordonnantie 1914 (Ind. Staatsblad
1914 nr. 774) die tot doel had om deze rechtsgemeenschappen om te vormen tot inlandse gemeenten naar westers model.
Westenenk was met hart en ziel bestuursambtenaar. Van zijn grote en
veelzijdige belangstelling voor Sumatra getuigen talloze stukken in zijn
archief. Hij bestudeerde de zeden en gewoonten van de diverse bevolkingsgroepen en schreef volksverhalen op; hij verrichtte archeologisch
onderzoek en correspondeerde daarover met de bibliothecaris van het
Bataviaaasch Genootschap J.L.A. Brandes; hij verdiepte zich in het
Koeboe-maleis (de taal van één der oudste stammen op Sumatra) en
stelde woordenlijsten samen. Tot zijn bekendste publicaties behoorden
de boeken ‘Waar mensch en tijger buren zijn’, en ‘Het rijk van Bittertong’.
Nog lang na zijn vertrek waren de ‘Westenenk-weggetjes’ een begrip:
door hem met een kapmes uitgehakte paden in de omgeving van Fort de
Kock aan de Westkust, met op mooie punten banken voor toeristen.
Na terugkeer in Nederland (1925) werd hij benoemd tot raadsman voor
Studerenden bij het ministerie van Koloniën. Vier jaar hield hij toezicht op
jongelui, die zich met steun van de regering voorbereidden op de Indische
dienst, en gaf hij raad en hulp aan hier verblijvende ‘Nederlandse onderdanen en andere personen van Indische afkomst’. Hij doceerde Minangkabaus aan het Instituut Kern te Leiden (1927-1930) en was vanaf februari
1929 tot zijn dood regeringscommissaris bij de Koninklijke NederlandschIndische Luchtvaartmaatschappij en de Koninklijke Paketvaart Maatschappij.
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Particulier archief van L.C. Westenenk, 1893-1928,
code toegang 2.21.205.71
Veel stukken zijn in het Maleis en Arabisch geschreven.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de inventarisnummers 4;
6-12; 34-35; 59; 63; 65.
74
Pagina 74
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 75
I BINNENLANDS BESTUUR
N.B.: papieren van Westenenk berusten ook bij het KITLV te Leiden,
het KIT te Amsterdam, en bij de familie.
2. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Rapporten en adviezen van de BB-ambtenaar Westenenk zijn te vinden
met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar archief, in de
rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Borneo; Justitiewezen; Onlusten; Sumatra in het algemeen; Sumatra’s Westkust;
Atjeh. Westenenk was als controleur in de Buitengewesten tevens
hoofd van het plaatselijk bestuur.
b. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Benkoelen; Inlandse gemeenten; Padangse boven- en
benedenlanden; Palembang; Politieke stromingen; Politieke en
economische toestanden; Sumatra (’s Oostkust).
Vgl. het rubriekenoverzicht in hoofdstuk 2 (Het bestuur in het binnenland).
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over Westenenk na 1921 zijn
de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang 2.10.36.011.
Het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1850, en de serie geheime mailrapporten vanaf 1914 bevatten ook rapporten van Westenenk, o.a. over
de opstand aan Sumatra’s Westkust. Zie voor de periode 1850-1900 code
toegang 2.10.02, voor de periode na 1900 code toegangen 2.10.36.051;
2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
Serie Memories van Overgave, 1852-1962, code 2.10.39, bevat memories
van resident Westenenk, resp. van Benkoelen (1920, inventarisnummers
199) en Palembang (ca. 1921, inventarisnummer 209).
Serie Politieke verslagen en berichten uit de Buitengewesten, 1898-1940,
code toegang 2.10.52.01, bevat rapporten van resident/gouverneur
Westenenk over Benkoelen, Palembang en Sumatra’s oostkust (microfiches, fichenummers 380, 370, 194-195).
Raadsadviezen. De Raad van Indië adviseerde in alle aangelegenheden
van algemeen of bijzonder belang. Voor het opzoeken van deze adviezen
komen vrijwel alle indexrubrieken in aanmerking. Zie voor een overzicht
hoofdstuk 44.
75
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Adviezen en verslagen van Westenenk als raadsman voor Studerenden
zijn te vinden in:
• archief ministerie van Koloniën na 1900, met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar archief (code toegangen 2.10.36.011;
2.10.36.04; 2.10.36.02; 2.10.36.03), in de rubriek Onderwijs;
• archief Commissariaat voor Indische zaken, (1880) 1927-1949 (1950),
code toegang 2.10.49, inventarisnummer 2691 e.v.
Adviezen en rapporten van Westenenk als regeringscommissaris KNILM
en KPM zijn te vinden in:
• archief van de Regeringscommissaris bij de Koninklijke Paketvaart
Maatschappij, 1930-1952, code toegang 2.10.46.01;
• archief ministerie van Koloniën na 1900, toegangen 4e afdeling en
5e afdeling (zie code toegang 2.10.36.011, inventarisnummers 583-591
en 632-634).
Adviezen van Westenenk zijn opgenomen in de bronnenpublicatie:
Kwantes: Nationalisme
3. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Handelingen en bijlagen van de Volksraad 1918-1942.
Westenenk was van januari-mei 1920 lid van dit college.
Literatuur
J. Bekaar: Hoe wij Insulinde besturen (Haarlem 1913).
H.T. Damsté: Levensbericht van Louis Constant Westenenk,
in Levensberichten 1932-1933, pag. 183-194.
R.C. Kwantes: Taga’ samo tinggi, doedoeé samo randah, in: S.L. van der
Wal red.: Besturen overzee: herinneringen van oud-ambtenaren bij het
binnenlands bestuur in Nederlandsch-Indië (Franeker 1977), pag. 217-235
Akira Oki: Social change in the West Sumatran village: 1908-1945.
(Ph.D. thesis Australian National University, Canberra 1977).
C. Snouck Hurgronje: De Atjehers (2 dln. in 3 bnd., Batavia 1893-1895).
L.C. Westenenk: De Minangkabause nagari (3e dr. Weltevreden 1918).
N.B.: verschenen in de serie Mededelingen van het Bureau voor de
bestuurszaken der Buitenbezittingen, in een bewerking van het
Encyclopaedisch Bureau.
L.C. Westenenk: Waar mensch en tijger buren zijn (Den Haag 1927,
4e dr. 1962).
L.C. Westenenk: Het rijk van Bittertong (postuum, Den Haag 1932).
76
Pagina 76
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 77
I BINNENLANDS BESTUUR
14 M.B. van der Jagt (1873-1960)
Max Buttner van der Jagt (1873-1960) was bestuursambtenaar op Java.
Hij begon als controleur in de residenties Banjoemas (1900-1902), Kediri
(1902-1907), Pekalongan (1907-1910) en (na een intermezzo als gewestelijk
secretaris in de Preanger) Semarang (1915-1916). Vervolgens werd hij
assistent-resident in Kedoe (1916-1920) en Soerabaja (1920-1922), waarna
hij als resident terugkeerde naar Kedoe (1922). In 1927 werd hij overgeplaatst naar Soerakarta, één van de Vorstenlanden, waar hij tot zijn pensionering (1930) bleef.
De dagboeken in zijn archief geven een beeld van zijn leven en werk. Het
deel over zijn werk als resident van Kedoe gaf hij later (1955) uit als zijn
mémoires. In de inleiding herdacht hij G.L. Gonggrijp (1859-1939), de
19
auteur van de ‘Brieven van Opheffer‘ die in het BB-corps grote faam
genoot. Gonggrijp was voor hem en zijn generatiegenoten het type
bestuursambtenaar oude stijl: een man van gezag, streng en rechtvaardig, die rust en orde handhaafde, een warm hart koesterde voor Kromo
en werkte aan diens welvaart. Kortom, een ‘echte’ resident, net als hij
zelf. Na de invoering van de Wet op de Bestuurshervorming (1925) had
de bureaucratisering toegeslagen.
De wet had immers tot gevolg gehad, dat op Java de residenties ‘oude
stijl’ waren afgeschaft. Daarvoor in de plaats waren drie provincies
gekomen, ieder onder leiding van een gouverneur. Die functionaris kon
ook bestuursambtenaren, onder wie residenten, opdrachten geven. De
resident verloor een deel van zijn zelfstandigheid en kreeg een kleiner
ambtsgebied: zijn nieuwe positie was te vergelijken met die van een
assistent-resident ‘oude stijl”. Hij superviseerde en coördineerde; hij
20
werd een schakel in het provinciaal bestuursapparaat . Van der Jagt
beschouwde de wet als het zoveelste product van een naar zijn mening
doorgeschoten Ethische politiek. Westerse democratische principes werden door onervaren buitenstaanders ingevoerd in een gebied, dat daarvoor nog niet rijp was. Naar kenners van land en volk werd niet meer
geluisterd.
Vroegtijdig doorgevoerde hervormingen leidden bij de inheemse bevolking tot vervreemding van eigen cultuur en omgeving; tot materialisme;
tot maatschappelijke onvrede die door politieke onrustzaaiers makkelijk
geëxploiteerd kon worden; tot een ‘passantenmentaliteit’ bij de
Europeanen, voor wie carrière maken belangrijker werd dan zich binden
aan het land waar ze woonden.
77
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Meer malen heeft Van der Jagt zijn mening kenbaar gemaakt: niet alleen
in zijn mémoires, maar ook in het Koloniaal Tijdschrift, het orgaan van de
Vereniging van Ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur, waarin hij
jarenlang actief was. Als lid van de Volksraad (1918-1924) kritiseerde hij
het ontsporen van de Ethische politiek in een ‘donderrede’ (zijn eigen
karakterisering), die hij uitsprak in de roerige novemberdagen van 1918,
en in extenso in zijn mémoires opnam.
Zijn benoeming tot resident (in 1928 omgezet in gouverneur) van Soerakarta bood hem de mogelijkheid uit te wijken naar een nog ‘origineel’
centrum van ‘Javaansche cultuur en Javanisme’. ‘Het Zelfbestuur vormt nog
een natuurlijken dam tegen de verkeerde of onverteerbare, tegen nationalistische en revolutionaire uitwassen van onze uit het Westen naar het Oosten
overgebrachte en opgelegde bestuursbeginselen’, schreef hij in zijn
Memorie van Overgave.
Kort voordat hij met pensioen ging werd Van der Jagt lid van de Vaderlandsche Club. Hiermee bevestigde hij zijn kritische opstelling jegens de
Ethische politiek. Na terugkeer in Nederland speelde hij jarenlang een
vooraanstaande rol in de Vereeniging Indië-Nederland (1931), die de
Rijkseenheidgedachte propageerde.
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Particulier archief van M.B. van der Jagt, 1897-1957,
code toegang 2.21.205.26
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de inventarisnummers
2-30; 36; 41; 57.
2.
Particulier archief van J.W. Meijer Ranneft, 1907-1967,
code toegang 2.21.121
Inventarisnummer 216 bevat o.a. een conceptartikel van Meijer Ranneft
over Van der Jagts mémoires en krantenartikelen over dit boek.
3. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Rapporten en adviezen van Van der Jagt zijn te vinden met behulp van de
toegangen (indices) op het openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode na 1900 (code toegangen: 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Bestuur; Decentralisatie; Java en Madoera; Politieke
stromingen; Politieke en economische toestanden; Vorstenlanden
Vgl. het rubriekenoverzicht in hoofdstuk 2 (Het bestuur in het binnenland).
78
Pagina 78
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 79
I BINNENLANDS BESTUUR
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over Van der Jagt na
1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang
2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1900 en de serie geheime
mailrapporten vanaf 1914 komen voor onderzoek in aanmerking:
code toegangen 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
Serie Memories van Overgave, 1852-1962, code 2.10.39, bevat memories
van resident/gouverneur Van der Jagt, resp. van Kedoe (1927, inventarisnummer 64) en Soerakarta (1929, inventarisnummer 154).
4. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Van der Jagt was lid van dit college in de periode mei 1918-mei 1924.
Literatuur
R.K.A. Bertsch: Het binnenlandsch bestuur, in Van Helsdingen: Daar wèrd,
pag. 458-470.
Bongenaar: Zelfbesturend landschap.
P.J. Drooglever: De Vaderlandse Club 1929-1942. Totoks en de Indische politiek (Franeker 1980). Voortaan geciteerd als Drooglever: Vaderlandse
Club.
M.B. van der Jagt: Ethische koers en bestuursambtenaar, in: Koloniaal
Tijdschrift 1915, pag. 1191-1215, 1328-1345.
N.B.: overdruk in zijn archief, inventarisnummer 41.
M.B. van der Jagt: Mémoires van M.B. van der Jagt: oud-gouverneur van
Soerakarta (Den Haag 1955).
Kleintjes: Staatsinstellingen, II, hoofdstukken XIV en XVII.
R. Nieuwenhuys: Oost-Indische spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en
dichters over Indonesië hebben geschreven, vanaf de eerste jaren der
Compagnie tot op heden (Amsterdam 1973).
79
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
80
03-11-2009
10:34
Pagina 80
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 81
I BINNENLANDS BESTUUR
15 W.H. van Helsdingen (1888-1985)
Nadat hij enkele jaren griffier bij de Raad van Justitie te Batavia en
commies-redacteur op het departement van Onderwijs en Eredienst was
geweest, werd Willem Henri van Helsdingen (1888-1985) in 1920 adjunctsecretaris en in 1927 secretaris van de Volksraad. Het college (1918, vanaf
1925 60 leden) vertegenwoordigde de drie officiële bevolkingsgroepen in
Nederlandsch-Indië: Europeanen, Inlanders en Vreemde Oosterlingen
(later aangeduid als Nederlandse onderdanen, in- en uitheemse onderdanen-niet Nederlanders). De leden werden deels gekozen (door locale
raden, vanaf 1925 ook door regentschaps- en stadsgemeenteraden),
deels door de gouverneur-generaal benoemd.
Aanvankelijk had de Volksraad alleen adviserende bevoegdheden; met
het in werking treden van de Wet op de Staatsinrichting kwamen daar
mederegelende bevoegdheden bij. De raad was geen volwaardig parlement, maar opereerde als medezeggenschapsorgaan binnen de koloniale
verhouding. Van Helsdingen heeft overzichten samengesteld van de verrichte werkzaamheden in de periode 1918-1928 en 1928-1938: ze verschenen
onder de titel ‘Tien jaar Volksraadarbeid’.
In 1932 volgde zijn benoeming tot burgemeester van de havenstad Soerabaja, één van de grootste steden op Java (ongeveer 350.000 inwoners).
Soerabaja had in 1928 de status van stadsgemeente gekregen binnen de
nieuwe provincie Oost-Java. Er was een gemeenteraad en een college
van B&W, beide voorgezeten door Van Helsdingen. Op het financiële
beheer werd toezicht uitgeoefend door het College van Gedeputeerden uit
de Provinciale Raad van Oost-Java. Via dit college moest de burgemeester gemeenteverordeningen, die naar zijn mening in strijd waren met
algemene of provinciale verordeningen, ter schorsing of vernietiging
21
voordragen bij de gouverneur-generaal .
De economische crisis van 1929 en de daarop volgende depressie gingen
ook aan Soerabaja niet voorbij. Uit knipsels in Van Helsdingens archief
blijkt, dat na 1933 moest worden bezuinigd op de infrastructuur en de
kampongverbetering. Een toenemend aantal Indonesiërs deed een beroep
op het volkskredietwezen en de pandhuisdienst. Bij de opening van een
tehuis voor ‘inheemse’ werkelozen constateerde de burgemeester, dat
het platteland het groeiend aantal werkelozen niet meer kon opnemen.
81
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Van Helsdingen werd in 1935 door de Kroon benoemd tot voorzitter van de
Volksraad, voor een periode van vier jaar. In die functie leidde hij o.a. de
behandeling van de petitie-Soetardjo (1936), waarin werd verzocht om een
conferentie van vertegenwoordigers van Nederland en NederlandschIndië bijeen te roepen, die ‘op den voet van gelijkgerechtigdheid’ een plan
zou moeten opstellen, waardoor Indië in een geleidelijk tempo zelfstandig
zou kunnen worden binnen het rijksverband. Toen de petitie in stemming
werd gebracht stemde Van Helsdingen tegen. Hij was van oordeel, dat de
decentralisatie en de bestuurshervorming eerst dieper moesten doorwerken. Bovendien moesten de financiële problemen met Nederland
eerst worden opgelost: Nederland dekte de omvangrijke schuld van Indië.
Ook in Nederland stuitte het verzoek bij kabinet en parlement op verzet:
Soetardo’s petitie werd afgewezen (1938).
In zijn feestrede, uitgesproken bij het twintigjarig bestaan van de Volksraad
(juni 1938) constateerde Van Helsdingen dat in brede kring het besef was
doorgebroken om ‘onbegrepen westerse instituten’ niet zonder meer in
een oosterse samenleving te introduceren. Als lid van de ChristelijkStaatkundige Partij stond hij associatie voor. In een advies aan de gouverneur-generaal inzake de benoeming van Volksraadsleden (1939, afschrift
in archief) somde hij enige richtlijnen daarvoor op. Eén daarvan was, dat
mede via benoemingen een college kon worden gevormd dat als ‘de meest
juiste vertegenwoordiging van de Indische maatschappij’ kon gelden.
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Particulier archief van W.H. van Helsdingen, 1904-1978,
code toegang 2.21.183.30
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de nummers 1; 2; 4-9; 13-14; 46; 53-54; 59.
2.
De particuliere archieven van J.W. Meijer Ranneft, 1907-1967,
code toegang 2.21.121 en van
J.A. Jonkman, 1910-1976, code toegang 2.21.298
Bevatten stukken over Van Helsdingen.
Meijer Ranneft was voorzitter van de Volksraad in de periode 1929-1933,
Jonkman vervulde die functie gedurende 1939-1942.
3. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Brieven en adviezen van Van Helsdingen zijn te vinden met behulp van de
toegangen (indices) op het openbaar archief vanaf 1900 (code toegangen
82
Pagina 82
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 83
I BINNENLANDS BESTUUR
2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02; 2.10.36.03), in de rubrieken Regering en
hoge colleges; Bestuur (binnenlands); Bestuurshervorming; Politieke en
economische toestanden; Volksraad.
Vgl. het rubriekenoverzicht in hoofdstuk 2 (Het bestuur in het binnenland).
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over Van Helsdingen na
1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang
2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1900 en de serie geheime
mailrapporten vanaf 1914 komen voor onderzoek in aanmerking:
code toegangen: 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
Brieven en adviezen van Van Helsdingen zijn opgenomen in de bronnenpublicatie.
Van der Wal: Volksraad
4. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl)
Provinciaal Blad van Oost-Java, 1929-1939 (Soerabaja)
N.B. Hierin werden de verordeningen van de stadsgemeente Soerabaja
gepubliceerd.
Soerabajaasch Handelsblad, 1865-1942 (Soerabaja)
N.B. Bevat o.a. verslagen van gemeenteraadsvergaderingen.
Verslag van den toestand der stadsgemeente Soerabaja, 1929-1940
(Soerabaja).
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
W.H. van Helsdingen: Tien jaar Volksraad Arbeid 1918-1928 (Batavia 1928).
W.H. van Helsdingen: Tien jaar Volksraad Arbeid 1928-1938 (Batavia 1938).
Literatuur
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/projecten/BWN/lemmata): lemma over
W.H. van Helsdingen
A.C. Broeshart, J.R. van Diessen, R.G. Gill, J.P. Zeydner red: Soerabaja.
Beeld van een stad (Asia maior, Purmerend 1994)
83
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
N.G.B. Gouka: De petitie-Soetardjo: een Hollandse misser in Indië?
(1936-1938) (Amsterdam 2001)
W.H. van Helsdingen: Het centraal en regionaal bewind, in Van Helsdingen:
Daar wèrd, pag. 447-457
W.H. van Helsdingen: De staatkundige ontwikkeling, in Baudet en
Brugmans: Balans, pag. 187-207
Kleintjes: Staatsinstellingen, hoofdstukken VI, XIX
84
Pagina 84
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 85
I BINNENLANDS BESTUUR
16 R.K.A. Bertsch (1890-1987)
Rudolf Karel August Bertsch (1890-1987) werd in 1911 bestuursambtenaar.
Hij was controleur in Pasoeroean (tot 1917) en in één van de Vorstenlanden,
Soerakarta (1917-1920). In 1927 keerde hij als assistent-resident naar
Soerakarta terug. Na het in werking treden van de Wet op de Bestuurshervorming (1925) had de assistent-resident op Java geen eigen bestuursressort meer: hij was administratief ambtenaar ter beschikking van de
resident. Zo ook Bertsch. Aanvankelijk hield hij zich bezig met agrarische
aangelegenheden; in 1928 werd hij in de algemene bestuursdienst
geplaatst. Op verzoek van de resident stelde hij een verzameling van politieke contracten samen, die vanaf de VOC-periode met de soesoehoenan
waren gesloten. Een exemplaar berust in zijn archief. In 1929 volgde zijn
overplaatsing naar de bestuursdienst van het gouvernement Midden-Java
(tot 1931). Twee jaar later werd hij resident, eerst van Kediri (1933-1934),
vervolgens van Malang (1934-1935, 1936-1937). Hij beëindigde zijn carrière
22
als gouverneur van de provincie Midden-Java (1937-1939) .
De provincie Midden-Java (1929) begon op 1 januari 1930 te functioneren.
Bertsch was voorzitter van de Provinciale Raad en het College van
Gedeputeerden (belast met het uitvoeren van de dagelijkse werkzaamheden) en hield toezicht op de handelingen van de besturen van de regentschappen en stadsgemeenten in zijn ambtsgebied. Besluiten van raad en
college, die naar zijn mening in strijd waren met algemene verordeningen
of met het algemeen belang, moest hij ter schorsing of vernietiging voorleggen aan de gouverneur-generaal.
Zijn archief bevat een kopie van het Provinciaal Blad van Midden-Java uit
december 1939 met een verslag van zijn aftreden. In de toespraken worden
zijn bemoeienissen met de landbouw, binnenvisserij, aanleg van wegen,
bruggen en irrigatiewerken gememoreerd en zijn veelvuldige contacten
met de bevolking. In een memorandum, dat hij aan het einde van zijn
ambtsperiode opstelde (exemplaar in zijn archief) waarschuwde hij voor
het in een te hoog tempo doorvoeren van veranderingen:
‘Een juiste methode van welvaartsbevordering zal… voortdurend acht
moeten slaan op de mate, waarin de aanbevolen maatregelen zich in
hoofd en hart der bevolking een plaats gaan veroveren. Eerst dan is er
plaats voor meerjarenplannen, mits ook deze bij voortduring op hun
invloed en gevolgen getoetst worden… Het is niet de plicht om belastingen te betalen, welke den Javaan het meest bezwaart, doch wel de
tallooze herhaalde aanslagen op zijn rust, de vele experimenten waarin
men hem betrekt om zijn levensdoeleinden te verbeteren, de zucht om
hem vooruit te helpen… naar westersch inzicht’.
85
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Archieven en gedrukte bronnen
1. Particulier archief van R.K.A. Bertsch, 1923-1939
Verzameling Losse aanwinsten Indische bestuursambtenaren,
code toegang 2.22.09, bijlage 3.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inventarisnummers 1, 5 en 6.
2. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Rapporten en adviezen van Bertsch zijn te vinden met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): (Binnenlands) Bestuur; Burgerlijke openbare werken;
Java en Madoera; Landbouw; Vorstenlanden; Wegen;
Vgl. het rubriekenoverzicht in hoofdstuk 2 (Het bestuur in het binnenland).
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over Bertsch na 1921 zijn
de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang 2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1900 en de serie geheime mailrapporten vanaf 1914 komen voor onderzoek in aanmerking: code toegangen: 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
Serie memories van Overgave, 1852-1962, code 2.10.39, bevat memories
van Bertsch als resident van Kediri (1934, inventarisnummers 105 en 566)
en een memorandum als gouverneur van Midden-Java (1939, inventarisnummer 43). Het memorandum bevat een opsomming van de belangrijkste aangelegenheden, die op de gehele provincie betrekking hebben.
Bertsch mocht hiermee volstaan, omdat zijn voorganger in 1937 een uitvoerige memorie van overgave had samengesteld.
3. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Provinciaal Blad van Midden-Java, 1930-1939 (Semarang).
Jaarverslagen van de provincie Midden-Java, 1931-1941 (Semarang).
Staatsblad van Nederlandsch-Indië.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd Ind. Staatblad 1927 nr. 559; 1929 nr. 227.
86
Pagina 86
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 87
I BINNENLANDS BESTUUR
Literatuur
R.K.A. Bertsch: Het binnenlandsch bestuur, in Van Helsdingen:
Daar wèrd, pag. 458-470
Kleintjes: Staatsinstellingen, hoofdstuk XIV, XVII t/m XIX.
87
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
88
03-11-2009
10:34
Pagina 88
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 89
I BINNENLANDS BESTUUR
17 Th.A. Fruin (1890-1964)
Thomas Anthonij Fruin (1890-1964) had enkele jaren als advocaat en procureur bij het Hooggerechtshof gewerkt voordat hij in 1918 BB-ambtenaar
werd. Gedurende twee jaar was hij controleur op Sumatra’s Westkust.
Zijn archief bevat uit die periode een afschrift van een brief aan zijn
directe chef, de assistent-resident van Tanah Datar (1919), waarin hij
wees op de onjuiste toepassing van Ind. Staatsblad 1910 nr. 659. Daarin
werd bepaald, dat alleen personen, die door het gewestelijk bestuurshoofd waren aangewezen, de bevoegdheid hadden om huwelijken tussen
Mohammedanen te sluiten, kennis te nemen van verstotingen of verstotingen te herroepen. Deze handelingen moesten in speciale registers
worden vastgelegd. Zo probeerde het gouvernement controle uit te oefenen op Mohammedaanse geestelijken ter bescherming van de gelovigen,
en tegelijkertijd te werken aan de invoering van een burgerlijke stand.
Fruin constateerde dat in de praktijk met deze regels de hand werd
gelicht en deed voorstellen ter verbetering.
In 1920 kwam hij in dienst bij het Volkskredietwezen. Daar klom hij op tot
adjunct-adviseur (1923) en directeur van de Centrale Kas (1927). De fusie
tussen de Centrale Kas en de afdelings- en gewestelijke banken tot de
Algemene Volkskredietbank (1934) was zijn werk. Hij was president van
de AVB tot zijn pensioen (1935).
Fruin was een man van de praktijk. Hij hechtte veel waarde aan een doelmatige, efficiënte bedrijfsvoering, aan samenwerking tussen de leiding
en de mensen in het veld. Indonesische medewerkers in lage rangen
moesten volgens hem een eigen verantwoordelijkheid hebben en constructieve kritiek te horen krijgen als ze fouten hadden gemaakt. Vanuit die
optiek schreef hij een ‘Handleiding voor de controle door de plaatselijke
ambtenaar voor het volkscredietwezen’ en een ‘Leidraad voor de inrichting
en controle van volksbanken’. Zijn archief bevat, behalve deze publicaties,
ook jaargangen van de vaktijdschriften Volkscredietwezen en Het Blaadje
voor het Volkscredietwezen. Ook hierin werd veel aandacht geschonken
aan praktijkervaringen. Zo werden krediet- en opkoopstelsels van particuliere geldschieters/instellingen geanalyseerd met de bedoeling om
de volkskredietbanken beter toe te rusten voor hun taak: bijdragen aan
het bevorderen van de economische weerbaarheid van de Indonesische
bevolking. Een voorbeeld van deze benadering vormen Fruins eigen
artikelen over de tabakscultuur voor de inlandse markt in enkele regentschappen op Java (1923) en over de kerftabak op Java (1923).
89
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Samen met een inlands landbouwleraar was hij incognito door de
betreffende streek gereisd om zijn gegevens te verzamelen.
Zijn ‘Voorloopige handleiding voor het credietbedrijf der Algemeene Volkscredietbank’ (1935), waarmee hij afscheid nam van de AVB, werd in 1994
opnieuw uitgegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Particulier archief van de familie Fruin, 1749-1994,
code toegang 2.21.222.
De papieren van Th.A. Fruin zijn beschreven in de inventarisnummers
69-119 en 219-227.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de nummers 75; 77;
219-220; 224; 244; 246.
Nb: het archief bevat ook papieren van Fruins echtgenote, Willemine Mees
(1887-1967).
2. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Rapporten en adviezen van Fruin zijn te vinden met behulp van de
toegangen (indices) op het openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Bestuur, binnenlands; Coöperatie; Credietwezen;
Landbouw en cultures; Sumatra’s Westkust (N.B. In de
Buitengewesten is de controleur hoofd van het plaatselijk bestuur);
Volkscredietwezen en coöperatie; Welvaartsdiensten
Vgl. het rubriekenoverzicht in hoofdstuk 2 (Het bestuur in het binnenland).
Zie ook hoofdstuk 5 (Het Volkskredietwezen).
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over Fruin en het
Volkskredietwezen na 1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van
belang: zie code toegang 2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1900 en de serie geheime
mailrapporten vanaf 1914 komen voor onderzoek in aanmerking:
code toegangen: 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
90
Pagina 90
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 91
I BINNENLANDS BESTUUR
3. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor dit stuk is geraadpleegd Ind. Staatsblad 1910 nr. 659.
Literatuur
Th.A. Fruin: Een en ander over de tabakscultuur voor de inlandse markt
in de regentschappen Bandjarnegara, Wonosobo, Temanggoeng en
Magelang, in Het Blaadje voor het Volkscredietwezen, afl. september 1923,
pag. 267-326.
Th.A. Fruin: Kerftabak op Java, in Koloniale Studiën, 1923, II, pag. 347-384.
Th.A. Fruin: Handleiding voor de controle door de plaatselijke ambtenaar
voor het volkscredietwezen (Batavia [1926], deels in het Maleis).
Th.A. Fruin: Leidraad voor de inrichting en controle van volksbanken
(Batavia 1927).
Th.A. Fruin: Voorloopige handleiding voor het credietbedrijf der Algemeene
Volkscredietbank (Batavia 1935).
N.B. Deze publicatie werd in 1994 door het ministerie van Buitenlandse
Zaken (afdeling Voorlichting Ontwikkelingssamenwerking) opnieuw
uit-gegeven onder de titel Provisional manual for the credit business of the
General Popular Bank (Den Haag, ed. Klaas Kuiper).
Th.A. Fruin: Het credietwezen, in Van Helsdingen: Daar wèrd, pag. 369-379.
Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld
(Amsterdam 1938), pag. 500-501.
91
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
92
03-11-2009
10:34
Pagina 92
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 93
I BINNENLANDS BESTUUR
18 G. Jansen (1894-1978)
In 1914 trok Gerard Jansen (1894-1978) naar Nederlandsch-Indië. Hij
begon als landmeter bij het kadaster van de gemeente Bandoeng (WestJava) en werd vijf jaar later hoofd van het pas opgerichte Gemeentelijk
bureau voor grondzaken te Medan (Sumatra).
Medan was op 1 januari 1919 rechtstreeks bestuurd gebied geworden.
Vóór die tijd was de sultan van Deli eigenaar van de grond geweest.
De Oostkust van Sumatra, inclusief Deli, kwam in de 2e helft van de 19e
eeuw tot grote bloei. Er vestigden zich Europese (tabaks)ondernemers:
één van hen was J. Nienhuys, de oprichter van de Deli-Maatschappij
(1869). De ondernemers trokken arbeidskrachten aan uit China en andere
delen van de Indonesische archipel. De in China geboren handelaar/
koopman Tjong A Fie wist miljoenen te vergaren en werd een belangrijk
regeringsadviseur voor Chinese zaken. In het kielzog van het bedrijfsleven
volgde het koloniaal bestuur. Het sultanaat Deli werd in 1873 opgenomen
in het nieuwe gewest Oostkust van Sumatra (SOK), met Medan als hoofdplaats (1887).
Westers recht en westerse regelgeving werden geïntroduceerd, in het begin
met name voor de ‘buitenlanders’: Europeanen, Vreemde Oosterlingen,
en na 1909 ook ‘Inlanders’, die geen onderdanen van de sultan waren.
Zij namen in het gebied een positie van exterritorialiteit in. In de loop der
jaren werd het sultanaat steeds meer in de koloniale staat ingepast.
In dit proces speelde de regelgeving met betrekking tot de grond een
beslissende rol. Aanvankelijk moesten ‘buitenlanders’, die grond nodig
hadden voor het opzetten van een bedrijf of voor huizenbouw, op eigen
gelegenheid overeenkomsten sluiten met de sultan. De introductie van de
Agrarische Wet (1870) maakte erfpacht mogelijk. Bij de uitvoering van die
wet kregen de bestuursambtenaren een controlerende en coördinerende
rol, ter bescherming van de inheemse bevolking. Voor Deli betekende
dat, dat grondovereenkomsten, die door ‘buitenlanders’ met de sultan
waren gesloten, vanaf 1887 door het gewestelijk bestuurshoofd moesten
worden goedgekeurd en door de controleur moesten worden ingeschreven
in speciale, openbare registers. Deze grondconcessies werden ‘controleursgrants’ genoemd. De grondbelasting moest voortaan worden afgedragen
aan de controleur: het geld moest in het algemeen belang worden gebruikt.
Vanaf 1909 mocht de sultan van Deli alleen nog maar grondconcessies
verlenen aan zijn eigen onderdanen ‘sultansgrants’.
93
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
In 1909 kreeg Medan op basis van de Decentralisatiewet (1903) de status
van gemeente, met een eigen gemeenteraad (1912) en een eigen burgemeester (1918). De grond was echter nog steeds eigendom van de sultan.
Overleg tussen de Indische regering en de zelfbestuurder had tot gevolg,
dat de sultan de grond schonk aan het gouvernement (1918): dat wees het
op zijn beurt toe aan de gemeente Medan.
Gedurende zestien jaar (tot eind 1935) speelde Jansen als hoofd van het
Bureau grondzaken een sleutelrol in de grondpolitiek van Medan. Het was
zijn taak om de oude rechten op de grond (controleursgrants, sultansgrants)
in kaart te brengen. Hij en zijn medewerkers moesten uitzoeken wat die
rechten waren, over welk gebied zij zich uitstrekten en wie de houder van
die rechten was. Dit was, gezien de vaak slecht bijgehouden administratie,
geen eenvoudige zaak. Oude rechten konden desgewenst worden omgezet in moderne zakelijke rechten, zoals het recht van opstal, erfpacht en
– in beperkte mate – eigendom. Een stuk grond, dat de Deli-Maatschappij
had verkregen, werd door een ruil bezit van de gemeente: ook hier moesten oude rechten (de Delimij had stukken uitgegeven voor huizenbouw)
in kaart worden gebracht en geregistreerd. Jansens archief bevat onder
meer zijn publicatie Grantrechten in Deli, die in 1925 werd uitgegeven door
het Oostkust van Sumatra Instituut te Amsterdam. Nauwgezette registratie was niet alleen uit oogpunt van rechtsbescherming, maar ook voor
een doelmatige belastingheffing van belang. Ook hieraan schonk Jansen
uitvoerig aandacht, zoals blijkt uit zijn archief.
Archieven
1.
Particulier archief van G. Jansen, 1908-1960,
code toegang 2.21.228
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de inventarisnummers
1, 3, 7, 10, 14, 15, 17-18, 20.
2.
Archief van de Deli-Maatschappij, 1869-1967,
code toegang 2.20.46
De inventarisnummers 4-5 bevatten contracten, gesloten met de sultan
van Deli. Zie voor kaarten betreffende gronduitgiften in Medan de inventarisnummers 511-512, 700, 744-745.
Zie ook hoofdstuk 37 (N.V. Deli-Maatschappij).
3.
Archief van de Deli Spoorwegmaatschappij, 1883-1970,
code toegang 2.20.11
De doosnummers 132-133 bevatten contracten met de sultan van Deli en
de gemeente Medan. Doosnummer 135 bevat brieven, gewisseld tussen
de D.S.M. en de gemeente Medan, o.a. over grondconcessies.
94
Pagina 94
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 95
I BINNENLANDS BESTUUR
4. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Stukken over de grondschenking door de sultan van Deli aan het gouvernement kunnen worden opgezocht met behulp van de toegangen (indices)
op het openbaar archief (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04;
2.10.36.02; 2.10.36.03), in de rubriek Agrarische aangelegenheden.
Zie bij voorbeeld de verbalen van resp. 20 oktober 1916-20 en 27 oktober
1916-74.
Zie ook in de rubrieken Oostkust van Sumatra (binnenlands bestuur) en
Sumatra’s Oostkust.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over dit onderwerp na
1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang
2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1900 en de serie geheime
mailrapporten vanaf 1914 komen voor onderzoek in aanmerking:
code toegangen 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
Literatuur
Bongenaar: Zelfbesturend landschap.
Gemeente Medan, 1909-1934 (Medan 1934).
N.B.: Gedenkboek, met een bijdrage van G. Jansen over grondzaken
G. Jansen: Grantrechten in Deli (Amsterdam 1925, uitgave van het
Oostkust van Sumatra Instituut).
G. Jansen: De decentralisatie en de grond, in F.W.M. Kerchman red.:
25 jaren decentralisatie in Nederlandsch-Indië 1905-1930, gedenkboek
uitgegeven door de Vereeniging van Locale Belangen (Weltevreden 1930),
pag. 145-158.
M.A. Loderichs e.a.: Medan. Beeld van een stad (Asia maior,
Purmerend 1997).
95
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
96
03-11-2009
10:34
Pagina 96
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 97
I BINNENLANDS BESTUUR
19 G.W. Caudri (1905-1966)
Gerrit Willem Caudri(1905-1966) begon zijn loopbaan bij het corps Binnenlands Bestuur als aspirant-controleur in de residentie Benkoelen (onderafdeling Redjang en Lebong, 1933). Drie jaar later werd hij controleur in
het gouvernement Celebes en Onderhorigheden (onderafdeling Boeton
en de Toekanbesi-eilanden, 1936-1939).
Benkoelen was een vruchtbaar, maar dun bevolkt gebied in Zuid-Sumatra.
In 1908 waren enkele inlandse hoofden begonnen om Javaanse kolonisten
aan te trekken om de streek te ontginnen en zo de welvaart te bevorderen. Dit streven paste in het in het regeringsbeleid, dat erop gericht was
om de overbevolking op Java te verminderen door Javanen aan te moedigen naar de Buitengewesten te verhuizen. Veel Javanen trokken naar
Benkoelen tijdens de economische depressie in de jaren ’30. De regering
schoot hun reiskosten voor. De kolonisten betaalden het bedrag terug uit
de verkoopopbrengst van de producten, die zij zelf hadden verbouwd.
Caudri was nauw betrokken bij de kolonisatie. In zijn conceptdagboek
(maart 1935-oktober 1936) gaat hij in op de situatie in zijn onderafdeling.
Hij doet verslag van de wijze waarop de pas aangekomen Javanen werden
opgevangen en gehuisvest; van het werk dat ze moesten uitvoeren en de
controle daarop; van de behandeling van hun klachten en de ziekenzorg.
Tot zijn overige taken behoorden de inspectie van de landbouw, de infrastructuur en het onderwijs en de rechtspraak. Caudri was magistraatsrechter en voorzitter van de zogenaamde grote rapat: een rechtbank voor
de inheemse bevolking, waar in civiele zaken recht werd gesproken op
basis van het adatrecht en in strafzaken op basis van een aangepast
Nederlands Wetboek van Strafrecht.
Archieven
1.
Particulier archief van G.W. Caudri, 1925-1955,
code toegang 2.21.205.14
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de inventarisnummers 7-9.
2. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
97
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Caudri was als controleur in de Buitengewesten hoofd van het plaatselijk
bestuur.
Zijn rapporten en adviezen kunnen worden opgezocht met behulp van de
toegangen (indices) op het openbaar archief vanaf 1900 (code toegangen
2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02; 2.10.36.03), in de rubrieken:
Bestuur (binnenlands); Buitengewesten; Celebes; Kolonisatie; Sumatra
Vgl. het rubriekenoverzicht in hoofdstuk 2 (Het bestuur in het binnenland).
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken na 1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang 2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1900 en de serie geheime
mailrapporten vanaf 1914 komen voor onderzoek in aanmerking:
code toegangen 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
Serie Memories van Overgave, 1852-1962, code toegang 2.10.39, bevat een
aanvullende memorie van overgave van Caudri als controleur van de
onderafdeling Boeton (1939, inventarisnummer 1171).
3. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Jaarverslag van den Kolonisatieraad, 1938-1941 (Batavia).
Kolonisatiebulletin, 1938-1941 (Batavia).
Een uitgave van de Centrale Commissie voor Emigratie en Kolonisatie van
Inheemschen.
Literatuur
Hazairin: De Redjang. De volksordening, het verwantschaps-, huwelijks- en
erfrecht (Bandoeng 1936).
L.G.M. Jaquet: Aflossing van de wacht. bestuurlijke en politieke ervaringen
in de nadagen van Nederlandsch-Indië (Rotterdam 1978).
N.B. Jaquet werd in 1938 controleur in Benkoelen.
J.W.J. Wellan: Zuid-Sumatra. Economisch overzicht van de gewesten Djambi,
Palembang, de Lampoengsche districten en Benkoelen (Wageningen 1932).
98
Pagina 98
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 99
I BINNENLANDS BESTUUR
20 J. van Baal (1909-1992)
Jan van Baal (1909-1992) was bestuursambtenaar en cultureel antropoloog. Zijn bijzondere belangstelling gold Nieuw-Guinea. Hij schreef er een
proefschrift over: Godsdienst en samenleving in Nederlandsch Zuid-NieuwGuinea (Amsterdam 1934). Vervolgens werkte hij twee jaar als controleur
in de afdeling Zuid Nieuw-Guinea (1936-1938). In 1950 kreeg hij de leiding
van het Kantoor voor Bevolkingszaken (tot 1952), voor de oprichting waarvan hij zeer geijverd had. Hij was vijf jaar gouverneur van Nieuw-Guinea
(1953-1958).
Als jong controleur werd hij geconfronteerd met de ingrijpende gevolgen
van het koloniaal bestuur en de missie op de bevolking van zijn afdeling,
de Marind-Anim. Zo waren de sneltochten verboden, waardoor de bijbehorende riten en feesten waren verdwenen. De maatregelen, die waren
genomen om het veelvuldig voorkomende venerisch granuloom te
bestrijden hadden geleid tot sluiting van mannen- en jongenshuizen. De
traditionele taakverdeling tussen mannen en vrouwen was door de introductie van ijzeren gereedschap zoals de stalen bijl ingrijpend veranderd.
Er waren nieuwe ziektes uitgebroken, die veel slachtoffers hadden
gemaakt, bij voorbeeld de influenza-epidemie van 1918. Deze cultuurveranderingen hadden vooral bij de mannen van de Marind-Anim tot neerslachtigheid geleid en tot een groeiend besef van de zinloosheid van het
bestaan. Die negatieve levenshouding kwam tot uiting in het voortplantingspatroon. Van Baal meende, dat bestuur en missie moesten proberen
om met onderwijs en nieuwe sociale activiteiten de neergaande lijn om te
buigen.
In het eerste deel van zijn memoires ‘Ontglipt verleden. Indisch bestuursambtenaar in vrede en oorlog’ besteedt hij veel aandacht aan dit thema.
Hij baseert zich hierbij op zijn in 1939 gepubliceerde studie ‘De bevolking
van Zuid-Nieuw-Guinea onder Nederlands bestuur: 36 jaren’, waarvoor hij
het archief van het bestuurskantoor te Merauke had geraadpleegd. Zijn
eigen archief bevat slechts enkele bouwstenen over deze problematiek in
de vorm van statistische gegevens en demografische notities met betrekking tot diverse kampongs in zijn ambtsgebied.
Van Baals archief bevat twee rapporten van de Nederlandsche Commissie
voor Internationale Natuurbescherming, die zich aan het einde van de
jaren ’30 boog over de vraag, hoe Bergpapoea-stammen konden worden
beschermd tegen de nadelige gevolgen van een te snel doorgevoerde
99
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
westerse beschaving. Volgens de commissie moest een deel van centraal
Nieuw-Guinea tijdelijk zoveel mogelijk van de buitenwereld worden afgesloten. De overige gebieden zouden geleidelijk moeten worden opengelegd totdat een ‘normale’ toestand van koloniaal bestuur, zoals in de
overige delen van Nederlandsch-Indië, bereikt zou zijn.
Met de oprichting van het Kantoor voor Bevolkingszaken werd Van Baals
wens gerealiseerd om door onderzoek kennis van oude cultuurpatronen
te vergaren, en vanuit die kennis bij te dragen aan een soepele overgang
van oude naar nieuwe vormen. In een nota uit november 1945 (in zijn
archief) had hij zo’n aanpak voor heel Nederlandsch-Indië bepleit.
Door een toenemend gebruik van het Maleis waren reeds vóór de oorlog
verschillende ‘kleine’ talen in Ambon en de Minahassa verdwenen,
constateerde hij. Het archief van het Kantoor (1950-1962) wordt bewaard
in het Nationaal Archief.
Archieven
1.
Particulier archief van J. van Baal, 1934-1988,
code toegang 2.21.205.02
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inventarisnummers 1, 4-7, 12, 22, 30,
89, 155.
N.B. Archivalia van Van Baal berusten ook in het KITLV te Leiden en het
KIT te Amsterdam.
2. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Van Baal was als controleur in een van de Buitengewesten hoofd van het
plaatselijk bestuur. Zijn rapporten en adviezen zijn te vinden met behulp
van de toegangen (indices) op het openbaar archief (code toegangen
2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02; 2.10.36.03), in rubrieken Binnenlands
bestuur; Bestuur; Buitengewesten; Nieuw-Guinea.
Vgl. ook het rubriekenoverzixht in hoofdstuk 2 (Het bestuur in het binnenland).
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor stukken over de periode na 1921 zijn de toegangen
van de 4e afdeling van belang: zie code toegang 2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1900 en de serie geheime
mailrapporten vanaf 1914 komen voor onderzoek in aanmerking:
code toegangen 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
100
Pagina 100
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 101
I BINNENLANDS BESTUUR
Serie Memories van Overgave, 1852-1962, code toegang 2.10.39, bevat een
(algemene) memorie van overgave van controleur Van Baal betreffende de
onderafdeling Zuid-Nieuw-Guinea (1938, inventarisnummers 419 en 1415).
Archief van het Kantoor voor bevolkingszaken Nederlands Nieuw-Guinea
(1912) 1950-1962, code toegang 2.10.25.
Literatuur
J. van Baal: De bevolking van Zuid-Nieuw-Guinea onder Nederlands
bestuur, 36 jaren, in Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde,
uitgegeven door het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en
Wetenschappen, deel 79, 1939, pag. 309-414.
J. van Baal: Voltooid verleden, in S.L. van der Wal red.: Besturen overzee.
Herinneringen van oud-ambtenaren bij het binnenlands bestuur in
Nederlandsch-Indië (Franeker 1977).
J. van Baal, K.W. Galis en Koentjariningrat: West Irian, a bibliography
(Dordrecht 1984).
J. van Baal: Ontglipt verleden. Verhaal van mijn jaren in een wereld die
voorbijging (2 dln, Franeker 1986-1989).
J. Miedema, W.A.L. Stokhof: Irian Jaya Source materials, no 1, Introduction
(Leiden – Jakarta 1990).
101
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
102
03-11-2009
10:34
Pagina 102
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 103
II ONDERWIJS EN EREDIENST
II Onderwijs en Eredienst
<
Soewardi Soerjaningrat
met leerlingen van zijn
Taman Siswoschool, 1922
Hans van Miert: Een koel
hoofd en een warm hart:
nationalisme, javanisme
en jeugdbeweging in
Nederlands-Indië, 19181930 (Amsterdam 1995,
De Bataafsche Leeuw).
Zie hoofdstuk 28.
103
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
104
03-11-2009
10:34
Pagina 104
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 105
II ONDERWIJS EN EREDIENST
21 Het Departement van Onderwijs,
Eredienst (en Nijverheid)
Bij Koninklijk Besluit van 21 september 1866 (Ind. Staatsblad 1866 nr. 127)
werden 4 departementen van algemeen bestuur ingesteld. Eén daarvan
was het departement van Onderwijs, Eredienst en Nijverheid. De minister
van Koloniën I.D. Fransen van de Putte (1863-1866, 1872-1874) wilde het
onderwijs in Indië stelselmatig bevorderen. Hij voorzag een toenemende
behoefte aan geschoold personeel, zowel in het bedrijfsleven als in het
koloniaal bestuur. Als er meer scholen in Nederlandsch-Indië zouden
worden opgericht, zou de kolonie minder afhankelijk zijn van dure, in
Nederland opgeleide arbeidskrachten. Bovendien zou de ontwikkeling
van het onderwijs een gunstig effect hebben op de welvaart: daarvan
zouden Indië en Nederland profiteren.
De oprichting van het departement maakte een einde aan de onoverzichtelijke situatie die in de voorafgaande decennia op onderwijsgebied was
ontstaan. De bemoeienis met het onderwijs op Java en Madoera was in
eerste aanleg een zaak van de gewestelijke bestuurshoofden (Ind. Staatsblad 1859 nr. 102), die hierover direct contact met de gouverneur-generaal
23
konden opnemen . Op centraal niveau opereerde een Hoofdcommissie
van Onderwijs, onder voorzitterschap van een lid van de Raad van Indië,
terwijl in 1864 een inspecteur van het inlands onderwijs was aangesteld.
De gedachte, dat er een directe samenhang bestond tussen ontplooiing
op intellectueel/cultureel-wetenschappelijk gebied en op sociaal-economische terrein, was in de 19e eeuw algemeen verbreid. Die koppeling
kreeg in het nieuwe Onderwijsdepartement gestalte en leidde tot een wel
zeer divers takenpakket.
Er ontwikkelde zich een dualistisch, tweetalig onderwijsstelsel.
Nederlandstalig onderwijs was in principe bestemd voor Europeanen en
de bovenlaag van de inlandse samenleving: dit onderwijs werd gegeven
op Europese lagere scholen, Hollands-Inlandse en Hollands-Chinese
scholen. Daarnaast was er inlandstalig onderwijs voor de middengroep
en de grote massa der bevolking: voor de eerste categorie waren er
zogenaamde standaardscholen, voor de tweede desascholen. De gunstige
economische ontwikkeling na 1900 leidde tot een toenemende vraag naar
Nederlandstalig onderwijs bij de middengroep. De discrepantie tussen
vraag en aanbod werd een belangrijk element van Indonesische kritiek op
de koloniale verhouding. Naast het algemeen vormend onderwijs kwam
het ambachts- en vakonderwijs tot bloei. Zo werden kweekscholen voor
105
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
onderwijzers en dokter-djawascholen (voorlopers van de latere scholen
voor inlandse artsen) opgericht. Vanaf 1869 viel de landsdrukkerij onder
OEN: daar werd het lesmateriaal (in het Maleis, Javaans, Soendanees en
andere Indonesische talen) gedrukt. Het depot van leermiddelen (1878)
zorgde voor de verspreiding.
Het taakonderdeel kunsten en wetenschappen omvatte de zorg voor
gebouwen van oudheidkundige en historische waarde (in 1913 werd een
speciale dienst hiermee belast) en voor de Plantentuin te Bogor. Er werden
subsidies verstrekt aan het Bataviaasch Genootschap. Het museum van
dit genootschap verzamelde en beheerde voorwerpen, die o.a. werden
aangeleverd door bestuursambtenaren.
Tot het werkterrein van de afdeling Eredienst behoorde zowel de Christelijke kerkgenootschappen als Mohammedaanse instellingen/aangelegenheden. Bijzondere scholen, ziekenhuizen, instellingen voor armenzorg
kregen subsidies; incidenteel werd ook financiële steun verleend voor de
bouw van moskeeën. Dat geld was afkomstig uit de opbrengsten van loterijen: het loterijwezen was, met het armwezen en de liefdadigheid,
ondergebracht bij OEN. De afdeling werd betrokken bij het maken van
regelgeving voor het bijzonder onderwijs. Een voorbeeld daarvan is de
Goeroe-ordonnantie van 1905 (Ind. Staatsblad 1905 nr. 550), waarbij het
Mohammedaans godsdienstonderwijs op Java en Madoera onder toezicht
van het bestuur werd geplaats. In de jaren ’20 werden de zogenaamde
‘wilde scholen’ (opgericht door nationalistische/communistische organisaties) onder toezicht gesteld.
Aan bedevaartgangers naar Mekka werden (via het gewestelijk bestuur)
zogenaamde Mekkapassen verstrekt, waarmee zij zich bij problemen tot
het Nederlandse consulaat te Djeddah (1872) konden wenden. De adviseur
voor Inlandse en Arabische Zaken (1898) ressorteerde met zijn kantoor
administratief onder het departement OEN.
De afdeling Burgerlijke Geneeskundige Dienst (BGD) had de zorg voor
de ziekenhuizen, sanatoria, krankzinnigengestichten, de bestrijding van
besmettelijke ziekten, de toelating van artsen, inlandse vroedvrouwen
en doktersdjawa. De dienst was eveneens betrokken bij de opleiding van
Indonesiërs voor de gezondheidszorg.
Het takenpakket van de afdeling Nijverheid ten slotte omvatte o.a. de
Kamers van Koophandel, het octrooi- en ijkwezen, de oprichting van
fabrieken, de visserij, het mijnwezen (concessieverleningen) en de
zoutregie.
De economische crisis aan het einde van de 19e eeuw had tot gevolg,
dat de Indische regering besloot een actieve rol te gaan spelen bij het
bevorderen van de welvaart. In 1904 werd een nieuw departement van
Landbouw opgericht (Ind. Staatsblad 1904 nr. 380). Dat nam van OEN het
landbouwonderwijs- en onderricht over; de visserij; de Plantentuin; het
wetenschappelijk onderzoek en het uitgeven van publicaties met betrek106
Pagina 106
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 107
II ONDERWIJS EN EREDIENST
king tot de zojuist genoemde taakonderdelen. Een verdere ontmanteling
van het departement van Onderwijs volgde in 1907, met de oprichting
van het departement van Gouvernementsbedrijven (Ind. Staatsblad 1907
nr. 406). Dat kreeg de zoutregie, het mijnwezen en de landsdrukkerij.
Na deze flinke uitbreiding van het centraal bestuursapparaat werd op
instigatie van de minister van Koloniën naar compensatie van de hogere
overheidsuitgaven gezocht. Zo ontstond de gedachte om het toch al zo
afgeslankte departement van Onderwijs, Eredienst en Nijverheid helemaal
op te heffen. Onderwijs zou naar Binnenlands Bestuur kunnen worden
overgeheveld: dat departement had al het volksonderwijs. Justitie zou
Eredienst erbij kunnen nemen en Financiën de afdeling Nijverheid.
Tegenstanders, onder wie de directeur BB, wezen op de te zware belasting van het departement BB.: dat was immers net uitgebreid met het
Volkskredietwezen en de Inspectie voor Agrarische Zaken. Bij nog meer
taken zou het onderwijs in het gedrang komen, een wezenlijk onderdeel
van de Ethische politiek. In een advies aan de gouverneur-generaal (28
augustus 1906) wees de Raad van Departementsdirecteuren dit voorstel
dan ook af:
‘De tijden…, dat met het Onderwijs als met een punt van ondergeschikt
belang, een onderwerp van bijkomende aard kan worden gehandeld,
zijn ook hier voorbij. Evenzeer als in Europa vereischt dat onderwerp
– vooral met de behoeften der Europeesche maatschappij hier te lande,
echter meer en meer ook ten opzichte van het Inlandsch onderricht –
de onverdeelde belangstelling van hen, aan wie de centrale leiding is
24
toevertrouwd’ .
Zo bleef het departement van Onderwijs en Eredienst bestaan, zij het in
(verder) afgeslankte vorm: Landbouw nam in 1911 de afdeling Nijverheid
over en kreeg in 1914 het nijverheidsonderwijs erbij.
In de daarop volgende jaren breidden het onderwijs en de volksgezondheid zich uit. De directeur O&E, K.F. Creutzberg (1916-1923), huldigde de
opvatting dat het onderwijs als een organisatorisch geheel moest worden
beschouwd. Versplintering over verschillende departementen belemmerde de integratie van het onderwijs in de volksopvoeding.
Onderwijsorganisatie was een vak apart. Hij pleitte er voor om inlands
volksonderwijs en het ambachts- en nijverheidsonderwijs (weer) bij zijn
departement onder te brengen. Dit gebeurde resp. in 1918 en 1921.
Bij de Burgerlijke Geneeskundige Dienst kreeg preventie van ziekten
steeds meer aandacht. Dit hield in dat de dienst zich ging bemoeien met
de riolering, de drinkwatervoorziening, bodemsanering, volkshuisvesting
en bevolkingsstatistiek. Toen in 1924 de ‘werkkringen’ van de departementen van bestuur opnieuw werden vastgesteld (Ind. Staatsblad 1924
nr. 576) werd de afdeling getransformeerd tot een Dienst der Volksgezondheid. In het aangepaste takenpakket waren ook de juist genoemde
nieuwe werkzaamheden opgenomen.
107
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Eveneens in 1924 werden het arm- en loterijwezen overgedragen aan het
departement van Justitie.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Voor dit hoofdstuk is archiefonderzoek verricht. De hierna genoemde
stukken over de organisatie van het departement OEN staan vermeld
in de toegangen (indices) op het openbaar archief (code toegangen hieronder), in de rubrieken Departementen van algemeen bestuur; Bestuur
(binnenlands); Onderwijs.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de verbalen/exhibita van: 26 februari 1866
nr. 56; 19 juni 1869 nr. 19; 15 oktober 1884 nr. 46; 7 augustus 1902 nr. 74;
6 februari 1903 nr. 8; 2 april 1903 nr. 12; 20 juni 1904 nr. 64; 29 januari 1906
nr. 28; 1 juni 1906 nr. 73; 25 juni 1906 nr. 50; 13 december 1906 nr. 45;
20 december 1906 nr. 61; 12 januari 1907 nr. 59; 18 januari 1907 nr. 37;
18 april 1907 nr. 32; 24 mei 1907 nr. 47; 29 juni 1909 nr. 20; 5 november
1910 nr. 19; 8 november 1913 nr. 35; 13 maart 1915 nr. 53; 13 juni 1916 nr. 1;
11 september 1918 nr. 26; 24 september 1918 nr. 43; 29 oktober 1918 nr. 24;
2 februari 1921 nr. 34; 6 september 1924 nr. 59
Stukken over de taakuitoefening van het departement (op hoofdlijnen),
rapporten en adviezen van de directeur OEN zijn te vinden met behulp
van de toegangen (indices) op het openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Schoolwezen
in O. Indië/Onderwijs; Eredienst -niet-Mohammedaans / ook Mohammedaans; Kunsten en Wetenschappen; Natuurkundig onderzoek in
O. Indië; Boeken en geschriften; Landbouw (en veeteelt); (Burgerlijke)
Geneeskundige Dienst (in de koloniën); Maatschappij van weldadigheid; Fabrieken en trafieken; Visserijen; Mijnwezen (in O. Indië); Zoutadministratie (in O. Indië).
b. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Onderwijs (ook uitgesplitst in Onderwijs, lager, middelbaar, hoger, gesubsidieerd, Europees, inlands; Onderwijs en eredienst); Eredienst (uitgesplitst in Eredienst Mohammedaanse / nietMohammedaanse/bedevaart/hedjaz); Kunsten (en wetenschappen)/
Oudheidkundige dienst; Boeken en geschriften/Boekwerken/ Drukwerken; Landsdrukkerij; Landbouw, cultures in het algemeen;
Burgerlijke Geneeskundige Dienst/Volksgezondheid/Ziekten/Hygiëne/
Quarantaine; Armenzorg/armwezen; Nijverheid; Visserij; Mijnwezen;
Zout; IJkwezen.
108
Pagina 108
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 109
II ONDERWIJS EN EREDIENST
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over het departement na
1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang
2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1850 en de serie geheime
mailrapporten vanaf 1914 komen voor onderzoek in aanmerking:
code toegangen 2.10.02; 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
Adviezen en rapporten van de directeur OE(N) zijn opgenomen in de
bronnenpublicaties:
Creutzberg: Ekonomisch beleid
Van der Wal: Onderwijs
Van der Wal: Nationalisme
Serie Jaarboeken van het mijnwezen in Nederlandsch Oost-Indië
1875-1938, code toegang 2.10.55. Bevatten verslagen van het mijnwezen/
jaarverslagen van de Dienst van de mijnbouw
2. Onderwijsaangelegenheden
Zie voor onderwijsaangelegenheden ook de archieven van de Vereniging
Max Havelaarfonds, 1911-1949, Vereniging Tjandistichting 1913-1979,
Vereniging Kartinifonds, 1912-1979, code toegang resp. 2.20.38.01,
2.20.38.02, 2.20.38.03; particulier archief van A.M. Joekes, 1901-1956,
code toegang 2.21.094 (zie hoofdstuk 27); particulier archief van J.C.A.
Lichtenbelt, 1927-1939, code toegang 2.21.205.34 (zie hoofdstuk 26).
3.
Het archief van het Indisch Comité voor Wetenschappelijke
Onderzoekingen, 1888-1941, code toegang 2.20.34
Bevat correspondentie met het departement van Onderwijs en Eredienst
4. Particuliere archieven van de adviseurs voor Inlandse Zaken
Het Nationaal Archief beheert de films en de inventarissen van de particuliere archieven van de adviseurs voor Inlandse Zaken G.A.J. Hazeu,
1890-1930 (code toegang 2.21.193) en R.A. Kern, 1897-1955 (code toegang
2.21.194). De originele stukken berusten bij het KITLV te Leiden. Zie
hoofdstuk 22.
5.
Particulier archief W.F. Theunissen, 1895-1960
code toegang 2.21.160
Theunissen was hoofd van de Dienst der Volksgezondheid. Zie hoofdstuk 25.
6. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
109
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Algemeen verslag van het onderwijs in Nederlandsch-(Oost) Indië, 1915-1938
(Batavia).
Hierin gedetailleerde informatie over algemeen vormend onderwijs
(lager; voortgezet, uitgebreid lager, middelbaar en hoger, zowel inlandsals Nederlandstalig) en vakonderwijs.
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Hierin o.a. de teksten van redevoeringen van de directeur OE(N).
Mededeelingen van den Dienst der Volksgezondheid in Nederlandsch-Indië,
1925-1939 (Batavia).
N.B.: de Dienst gaf ook publicaties uit over o.a. Quarantaine- en epidemievoorchriften in Nederlandsch-Indië (1939).
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor dit stuk zijn geraadpleegd Ind. Staatsblad 1866 nr. 127; 1869 nr. 105;
1885 nr. 7; 1904 nr. 380; 1907 nr. 406; 1911 nr. 467; 1914 nr. 194; 1919 nr. 2;
1921 nr. 327; 1924 nr. 576.
Literatuur
I.J. Brugmans: Geschiedenis van het onderwijs in Nederlandsch-Indië
(Groningen-Batavia 1938).
Catalogus van de bibliotheek van het departement van Onderwijs en
Eeredienst (Batavia 1909, 1917).
Encyclopaedie NI, lemma Departementen van algemeen bestuur
(I, pag. 585-588).
H.J.H. Hartgerink: De Staten-Generaal en het volksonderwijs in
Nederlandsch-Indië 1848-1918 (Groningen-Batavia 1942)
Van Helsdingen: Daar wèrd.
G. van Heteren e.a.: Nederlandse geneeskunde in de Indische archipel
1816-1942: verslag van een symposium gehouden ter gelegenheid van het
afscheid van prof.Dr. D. de Moulin als hoogleraar in de geschiedenis der
geneeskunde aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen, 30 september 1989
(Amsterdam 1989). Voortaan geciteerd als Van Heteren: Geneeskunde.
N.B.: Ook in het Engels.
Kleintjes: Staatsinstellingen, hoofdstuk XXIX.
N.G. Pierson: Levensbericht van I.D. Fransen van de Putte,
in Levensberichten, 1902-1903, pag. 17-79.
De Waal: Aanteekeningen.
110
Pagina 110
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 111
II ONDERWIJS EN EREDIENST
22 De Adviseur voor Inlandse
(en Arabische) Zaken
Na de opening van het Suezkanaal (1869) groeide het aantal bedevaartgangers naar Mekka en nam het aantal Arabieren in de Indonesische
archipel toe. In 1878 benoemde het Indisch gouvernement de oriëntalist
L.W.C. van den Berg tot adviseur voor Oosterse talen en Mohammedaans
recht. Hij kreeg opdracht een onderzoek in te stellen naar de immigratie
van de Arabieren en de godsdienstige effecten daarvan op de Indonesische
samenleving. Zijn studie ‘Le Hadhramout et les colonies arabes dans
l’archipel indien’ (Batavia 1886) geldt nog steeds als een standaardwerk.
De Atjehoorlog, die in 1873 was begonnen en tot dan toe voor het koloniaal
bestuur weinig bevredigend was verlopen, gaf het onderzoek naar de
islam een nieuwe impuls. Nadat Van den Berg naar Nederland was
teruggekeerd werd Christiaan Snouck Hurgronje in 1891 tot zijn opvolger
benoemd. De Leidse theologiestudent Snouck was geboeid geraakt door
de taal en de plichtenleer van de Koran. Hij had bijna een jaar in Djeddah
en Mekka gewoond (1884-1885) en beschikte over goede relaties in de
Arabische wereld. Gouverneur-generaal C.H.A. van der Wijck (1893-1899)
betrok hem al snel bij Atjehzaken. De gouverneur van Atjeh kreeg de
opdracht om in alle civiele aangelegenheden zoveel mogelijk met Snouck
samen te werken. Bij Gouvernementsbesluit van 8 april 1898 werd de
functie van adviseur voor Oosterse talen en Mohammedaans recht omgezet in die van adviseur voor Inlandse en Arabische Zaken, wiens taak zou
bestaan uit het bestuderen van de ‘instellingen van de islam’, met name
in Nederlandsch-Indië (Bijblad nr. 5393). Door hem ruim baan te geven
probeerde het gouvernement Snouck aan zich te binden.
In 1906 besloot Snouck om, wegens diepgaande meningsverschillen over
het Atjehbeleid met gouverneur-generaal J.B. van Heutsz (1904-1909) naar
Nederland terug te keren. Hij werd hoogleraar in Leiden en adviseerde
tot zijn dood (1936) de minister van Koloniën over alle aangelegenheden
waarbij de belangen van de Indonesische en Arabische bevolkingsgroepen
betrokken waren. In Nederlandsch-Indië bleef de functie van adviseur
gehandhaafd, zij het dat die zich volgens zijn nieuwe instructie (1907,
Bijblad nr. 6639) alleen met Inlandse Zaken moest bezighouden. In dit
verband kreeg hij in 1909 een specifieke taak toebedeeld, namelijk het
adviseren over, en het houden van toezicht op de opvoeding van ‘inlandsche
jongelieden van voorname afkomst’: dit laatste op verzoek van de regering
of van de desbetreffende ouders (Bijblad nr. 7123). Snouck had zich reeds
111
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
voor deze jonge Indonesiërs ingezet vanuit de overtuiging dat modern
opgeleide Indonesiërs op den duur zelfstandig hun land zouden besturen.
De toezichthoudende functie paste in de Ethische koers, die gericht was
op het ontwikkelen van Indië in de richting van zelfbestuur. In dit proces
vervulde de adviseur een rol die het midden hield tussen die van ombudsman en ‘opheffer’. Hij was een vraagbaak voor de bevolking, ook in
religieuze aangelegenheden. Hij aanhoorde hun grieven en klachten en
hielp, indien mogelijk, bij het zoeken naar oplossingen. Via contacten in
alle lagen van de samenleving bouwde hij een netwerk op dat hem in
staat stelde de stemming te peilen, vooral ten aanzien van het regeringsbeleid. Vanuit die wetenschap probeerde hij dit beleid te beïnvloeden.
Mede door de opkomst en ontwikkeling van de inlandse verenigingen
namen zijn werkzaamheden in omvang toe. Tot zijn medewerkers
behoorden Indonesische en Arabische specialisten. De Arabische wetgeleerde Sajjid ‘Uthmân was meer dan 20 jaar (1891-1914) als adviseurhonorair voor Arabische Zaken aan zijn bureau verbonden. Aan de
bemoeienis van de adviseur op het terrein van de volkslectuur kwam in
1917 een einde, toen die taak werd ondergebracht bij een apart bureau.
De adviseur ressorteerde in administratief opzicht onder de directeur
van Onderwijs Eredienst (en Nijverheid). Bij dit departementshoofd
diende hij zijn jaarverslagen in.
Na 1920 verminderde zijn politieke invloed geleidelijk. Inlandse verenigingen vervulden de rol van advies- en klachtenbureau.
Vertegenwoordigende lichamen als de Volksraad telde Indonesische
leden. Een toenemend aantal Indonesiërs werkte in gouvernementsdienst of in het bedrijfsleven. De economische crises in de jaren ’20 en
’30 noopten de regering tot ingrijpende bezuinigingen op de overheidsuitgaven. Op politiek gebied werd de noodzaak van rust en orde beklemtoond, als onmisbare voorwaarden voor bevordering van de welvaart.
In de jaren ’20 werd krachtig opgetreden tegen stakingen en opstanden
(1926-1927).
Gouverneur-generaal A.C.D. de Graeff (1926-1933) poogde de groeiende
kloof tussen de Europese en de Indonesische gemeenschap te doorbreken,
o.a. door de positie van de adviseur voor Inlandse Zaken te versterken.
Bij Gouvernementsbesluit van 14 augustus 1931 (Bijblad nr. 12630) werd
deze direct onder de landvoogd geplaatst. Hij mocht rechtstreeks corresponderen met burgerlijke en militaire gezaghebbers. Hij moest op de
hoogte zijn van het doen en laten van de Arabische gemeenschap in
Nederlandsch-Indië en hij diende de interne ontwikkeling van de islam in
internationaal verband te bestuderen. De nieuwe instructie had echter
nauwelijks politiek effect.
112
Pagina 112
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 113
II ONDERWIJS EN EREDIENST
Frustratie over deze gang van zaken werd verwoord door R.A. Kern, die
de functie had vervuld onder gouverneur-generaal D. Fock (1921-1926) en
toen had moeten constateren, dat aan de adviezen van de procureurgeneraal meer waarde werd gehecht dan aan de zijne. In een necrologie
over zijn opvolger E. Gobée (Adviseur 1926-1937) schreef hij:
‘Men kan zich voorstellen, dat een GG, die met begrip en sympathie
tegenover het nationalisme staat, er prijs op zal stellen het advies van de
adviseur te vernemen, maar dat omgekeerd een ander, die het de juiste
weg vindt het land als een politiestaat te regeren, geen behoefte zal
gevoelen de adviseur te raadplegen. Er blijven dan alleen de zuivermoslimse zaken over’.
Zo werd het bureau van de adviseur bij de Indonesiche bevolking bekend
als Kantor Agama (Kantoor voor Godsdienstzaken).
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Voor dit hoofdstuk is archiefonderzoek verricht. De hierna genoemde
stukken over de functie en het takenpakket van de adviseur staan vermeld
in de de toegangen (indices) op het openbaar archief (code toegangen
hieronder), in de rubrieken: (Koloniale) Ambtenaren, algemeen;
Eredienst, Mohammedaanse; Onderwijs.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de verbalen/exhibita van:18 juni 1888
nr. 26; 11 juli 1888 nr. 22; 26 september 1888 nr. 3; 13 december 1889
nr. 31; 15 maart 1890 nr. 49; 25 augustus 1890 nr. 25; 6 januari 1891 nr. 16;
12 januari 1891 nr. 48; 29 mei 1909 nr. 64; 3 februari 1910 nr. 21.
Zie ook het kabinetsarchief 1850-1900 (code toegang hieronder):
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de verbalen: 22 december 1888 letter D17;
7 juni 1898 letter D10.
Adviezen en rapporten van de adviseur zijn te vinden met behulp van
de de toegangen (indices) op het openbaar archief (code toegangen
hierboven), in de rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Binnenlands
bestuur; Eredienst, ook Mohammedaans/bedevaart); Naamloze vennootschappen; Oost-Indische archipel (ook gespecificeerd op regio,
o.a. Atjeh en Onderhorigheden); Rechtswezen; Vreemde Oosterlingen.
b. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Arabische zaken; Binnenlands bestuur; Eredienst (bedevaart; Mohammedaanse; Hedjaz: ook als aparte rubrieken); Inlandse
113
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
aangelegenheden; Inlandse ambtenaren/bestuur; Naamloze vennootschappen (en verenigingen); Onderwijs; Oost-Aziatische zaken;
Politieke stromingen; Rechtswezen (Oost-Indië); Regering en hoge
colleges; Verenigingen; Vreemde Oosterlingen.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over de adviseur na
1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang
2.10.36.011.
Het geheim- en kabinetsarchief en de serie geheime mailrapporten vanaf
1914 bevatten veel adviezen en rapporten: code toegang periode 18501900: 2.10.02; code toegangen vanaf 1900: 2.10.36.051; 2.10.36.013;
2.10.36.06; 2.10.36.07.
Jaarverslagen van de adviseur werden in het archief Koloniën niet aangetroffen. Waarschijnlijk zijn zij niet naar Nederland gezonden.
Adviezen en rapporten van de adviseurs zijn opgenomen in de bronnenpublicaties:
E. Gobée en C. Adriaanse ed.: Ambtelijke adviezen van C. Snouck Hurgronje
1889-1936, 3 dln. (’s-Gravenhage 1957-1965, Rijks Geschiedkundige
Publicatiën kl. serie 33-35).
Kwantes: Nationalisme
Van der Wal: Onderwijs
Van der Wal: Volksraad
Van der Wal: Nationalisme
2. Archieven van het ministerie van Buitenlandse Zaken
Rapporten en adviezen van de adviseur berusten bij voorbeeld in de serie
A-dossiers, 1871-1940, code toegangen 2.05.03 en 2.05.21; archief van
het consulaat in Djeddah (Turkije/Saoedi-Arabië), 1872-1930, later het
Nederlands gezantschap in Saoedi-Arabië (Djeddah), 1930-1950,
code toegang 2.05.53.
3.
Collectie Documentatiebureau voor Overzees recht, 1894-1958,
code toegang 2.20.61
Het bureau, opgericht in 1949, had tot taak om gegevens over juridische
ontwikkelingen in de overzeese Aziatische en West-Indische gebieden te
documenteren.
Inventarisnummer 138 bevat gedrukte adviezen van de adviseur inzake
de vereniging Sarekat Islam, 1913.
114
Pagina 114
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 115
II ONDERWIJS EN EREDIENST
•
•
•
•
•
4. Stukken betreffende adviseurs
Stukken van en betreffende de adviseur Snouck Hurgronje in de
collecties C. Adriaanse, 1917-1985, code toegang 2.21.205.01 (zie
hoofdstuk 29); Van Asbeck, 1901-1993, code toegang 2.21.183.03 (zie
hoofdstuk 28), J.B. van Heutsz, 1882-1935, code toegang 2.21.008.79;
A.M. Joekes, 1858-1962, code toegang 2.21.094 (zie hoofdstuk 27);
H.P. Marchant, 1869-1955, code toegang 2.21.117 en C. Pijnacker
Hordijk, 1867-1908, code toegang 2.21.091.08.
Stukken van adviseur Hazeu in de collectie J.P. van Limburg Stirum,
1911-1934, code toegang 2.21.108.
Stukken van de adviseurs Gobée, Kern en Pijper in de collectie
J.W. Meijer Ranneft, 1907-1967, code toegang 2.21.121.
Particuliere archieven van G.A.J. Hazeu, R.A. Kern en E. Gobée
berusten in het KITLV te Leiden. Het Nationaal Archief beheert films
en toegangen op de archieven van Hazeu en Kern (code toegangen
resp. 2.21.193 en 2.21.194).
De Universiteitsbibliotheek Leiden, afdeling Oosterse handschriften
beheert de particuliere archieven van C. Snouck Hurgronje en
G.F. Pijper.
Zie voor een beschrijving van Snouck’s archief P.Sj. van Koningsveld:
Snouck Hurgronje en de Islam. Acht artikelen over leven en werk van
een oriëntalist uit het koloniale tijdperk (Leiden 1987), pag. 279-280.
Zie voor het archief Pijper J.J. Witkam: De collectie Pijper voor
Leiden verworven, in Omslag. Bulletin van de Universiteitsbibliotheek
Leiden en het Scaliger Instituut, 2004, afl. 1, pag. 5-8.
5. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Staatsblad van Nederlandsch-Indië, met Bijbladen.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd Ind. Staatsblad 1914 nr. 151; 1915 nr. 153;
1918 nr. 380. Bijbladen nrs. 5393; 6639; 7123; 12630.
Literatuur
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata): lemmata
over E. Gobée, G.A.J. Hazeu, R.A. Kern en Chr. Snouck Hurgronje.
G.H. Bousquet: La politique musulmane et coloniale des Pays-Bas
(Parijs 1938).
N.B. Met recensie van E. Gobée in Koloniaal Tijdschrift, 1939, pag. 325-335.
G.W.J. Drewes: Snouck Hurgronje en de Islamwetenschap. Herdenking
van de 100e geboortedag van prof.dr. C. Snouck Hurgronje, 10 februari 1957
(Leiden 1957).
115
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
G.W.J. Drewes: D.A. Rinkes. A note on his life and work, in: Bijdragen tot
de Taal-, Land- en Volkenkunde, 1961, pag. 417-435.
N.B. Rinkes was in de periode 1913-1916 adviseur voor Inlandse Zaken.
D. Jedamski: The subjective factor in cultural change. between political
strategies and ethical idea(l)s: D.A. Rinkes, a ‘Marginal Man’ in the colonial context, in: Kabar Seberang: Sulating Maphilindo, 1995, afl. 24-25,
pag. 190-210.
R.A. Kern: Levensbericht van Emile Gobée in Jaarboek van de Maatschappij
der Nederlandse letterkunde te Leiden 1953-1955 (Leiden 1955), pag. 59-64
W.J.A. Kernkamp: Regeering en Islam, in Van Helsdingen: Daar wèrd,
pag. 191-208.
G.F. Pijper: De Islampolitiek der Nederlandse regering, in Baudet en
Brugmans: Balans, pag. 209-222.
Husnul Aqib Suminto: Politik Islam pemerintah Hindia Belanda: het
Kantoor voor Inlandsche Zaken 1899-1942 (Jakarta 1985).
N.B. Recensie van Ann Kumar in Journal of Southeast Asian Studies,
1990, afl. 1, pag. 178-180).
116
Pagina 116
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 117
II ONDERWIJS EN EREDIENST
23 De Oudheidkundige Dienst
Deze dienst, ingesteld bij Gouvernementsbesluit van 14 juni 1913 (Ind.
Staatsblad 1913 nr. 62), viel onder het departement van Onderwijs en
Eredienst. Het werkterrein besloeg heel Nederlandsch-Indië: oudheden
van Hindoe-, Mohammedaanse-, en Europese oorsprong moesten worden geïnventariseerd en waar nodig hersteld; samen met het bestuur ter
plaatse moest er op worden gelet dat er geen oudheden werden beschadigd, vernield, gestolen of illegaal uitgevoerd. Het hoofdbureau kwam in
Batavia, waar ook het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (1778) was gevestigd. Het museum van het genootschap wist
in de 18e, 19e en 20e eeuw een belangrijke oudheidkundige verzameling
bijeen te brengen, die na de soevereiniteitsoverdracht (1949) werd overgenomen door het Museum Pusat.
De chef van de Oudheidkundige Dienst adviseerde de directeur O&E,
andere departementshoofden, hoofden van gewestelijk bestuur en overige
civiele en militaire autoriteiten. Hij bracht kwartaal- en jaarverslagen uit.
Als er tussen hem en de directeur van Onderwijs en Eredienst verschil
van mening bestond over een kwestie, moest het schriftelijk advies van
de chef bij dat van de directeur gevoegd worden. Het diensthoofd werd
terzijde gestaan door een Commissie van Bijstand in Nederland.
Vanaf 1927 zetelde de commissie in Indië. Toen werd zij, in plaats van de
onderwijsdirecteur, het eerste aanspreekpunt voor de chef.
In de 19e eeuw was de zorg voor oudheden in de eerste plaats een taak
voor de gewestelijke bestuurshoofden. Die ontvingen af en toe instructies
van de gouverneur-generaal. Zo werd hun in 1840 (Bijblad nr. 248) opgedragen om op korte termijn lijsten van oudheden in hun ambtsgebied in
te zenden en nieuwe vondsten aan te melden. Eén exemplaar van de lijsten zou worden gedeponeerd bij het Statistisch Bureau van de Algemene
Secretarie, een tweede bij het Bataviaasch Genootschap. Oudheden op
Java mochten niet worden uitgevoerd, tenzij met ‘eigenhandige’ toestemming van de gouverneur-generaal. In 1862 (Bijblad nr. 1191) volgde de
aansporing om etnografische verzamelingen aan te leggen en deze aan
te bieden aan het Bataviaasch Genootschap. Dat zou vervolgens zelf
mogen bepalen of men de voorwerpen aan het eigen museum zou
afstaan, dan wel naar Nederland zou transporteren, ter plaatsing in het
Leidse Museum van Oudheden. Rond 1900 kreeg de monumentenzorg in
Indië een nieuwe impuls. Dat was voor een belangrijk deel het werk van
ingenieur J.W. IJzerman, een stuwende kracht in de Archeologische ver117
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
eniging in Jogjakarta (1878) en in het Koninklijk Instituut voor Taal-, Landen Volkenkunde (1851) te Leiden. Hij drong er herhaaldelijk bij de minister
van Koloniën op aan om meer geld en kennis beschikbaar te stellen voor
het behoud van cultureel erfgoed: Brits-Indië was zijn voorbeeld. Dat
Nederlandsch-Indië vertegenwoordigd was geweest op de Koloniale
Wereldtentoonstelling in Parijs (1900) beschouwde hij als een stap op de
goede weg. Daar was o.a. een model van een boeddhistische tempel te
zien geweest, met gipsafgietsels uit de Boroboedoer.
Op een vraag van de minister van Koloniën J.Th. Cremer (1897-1901) in
november 1899 erkende gouverneur-generaal W. Rooseboom (1899-1904)
enkele maanden later, dat er ‘heel wat meer’ kon worden gedaan voor de
Hindu-oudheden op Java ‘zonder in overdaad te vervallen’. Het denkbeeld
van de oud-directeur van Onderwijs en Eredienst W.P. Groeneveldt, dat
Nederland Hindu-oudheden als ‘nationale’ oudheden moest beschouwen
en behandelen, omdat de Indische archipel ‘een zoo belangrijk deel van ons
rijk uitmaakt’ won terrein. Tegelijkertijd wilde men zuinig te werk gaan.
Na een diepe crisis begon Indië economisch weer op te krabbelen.
Eerst stelde de gouverneur-generaal bij besluit van 18 mei 1901 nr. 4
een Commissie voor oudheidkundig onderzoek op Java en Madoera in.
Dr. J.L.A. Brandes, taalambtenaar, bibliothecaris van het Bataviaasch
Genootschap en specialist op het gebied van oude bouwkunst en het
decoratief, werd tot voorzitter benoemd. De twee overige leden waren
een oud-bestuursambtenaar en een opzichter bij het departement van
Burgerlijke Openbare werken. BOW-personeel werd ingezet bij opgravingen en herstelwerkzaamheden van monumenten. De commissie kreeg
tot taak om van de monumenten archeologische en architectonische
beschrijvingen te maken, tekeningen, foto’s en gipsafgietsels. Tevens
moest ze aangeven, met welke middelen verder verval kon worden
voorkomen.
Na het overlijden van Brandes (1905) zakte het oudheidkundig onderzoek
in. In regeringskringen begon men zich te realiseren dat een meer systematische, professionele aanpak nodig was om de monumentenzorg op
een behoorlijk peil te brengen. De oudheidkundig ambtenaar, tevens
voorzitter van de commissie dr. N.J. Krom, kreeg in 1910 opdracht om een
studiereis te maken naar Brits-Indië en Frans Indo-China. In zijn verslag
sprak Krom duidelijk zijn voorkeur uit voor het Brits-Indische model. De
oudheidkundige dienst in die kolonie was goed georganiseerd en opereerde autonoom. De oudheden waren behoorlijk gedocumenteerd en er
werd veel gedaan aan conservering. Er was voldoende gekwalificeerd
personeel. De directeur had een administratief-coördinerende functie en
deed incidenteel veldwerk. In Indo-China was de vervanging van de leiding
beter geregeld. Er werd veel onderzoek gedaan, maar nauwelijks geconserveerd. De oudheidkundige dienst werd vanuit Parijs bestuurd: alle
resultaten van wetenschappelijk onderzoek werden naar de Franse hoofd118
Pagina 118
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 119
II ONDERWIJS EN EREDIENST
stad opgestuurd, terwijl de Brits-Indische dienst zelf publicaties uitgaf.
Nederlandsch-Indië, zo constateerde Krom, stond er op oudheidkundig
gebied beter voor dan Indo-China, maar liep achter bij Brits-Indië.
Zijn rapport vormde de basis voor het instellen van de Oudheidkundige
Dienst. Tegelijkertijd werd de Commissie voor oudheidkundig onderzoek
opgeheven.
De verslagen van de Oudheidkundige Dienst werden, evenals de rapporten van de Commissie, uitgegeven door het Bataviaasch Genootschap.
Ze bevatten ook bijdragen van bestuursambtenaren. De medewerking van
het corps BB werd nadrukkelijk ingeroepen toen in de jaren ’20 bleek dat
de Hindu-invloed ‘zich over een veel grooter deel van den Archipel heeft uitgestrekt, dan wel werd vermoed’. In diezelfde tijd begon het prehistorisch
onderzoek, mede dank zij de grote inzet van de oudheidkundig inspecteur
P.V. van Stein Callenfels, belangwekkende resultaten af te werpen.
Volgens de instructie moest de dienst zich ook om Mohammedaanse
oudheden bekommeren. Oudheden in die categorie konden vóór 1913
worden gemeld aan de adviseur voor Inlandse en Arabische Zaken. De
zorg voor Mohammedaanse monumenten berustte in de regel bij religieuze genootschappen. De Oudheidkundige Dienst gaf advies, maakte
begrotingen voor herstelwerkzaamheden en hield toezicht op de uitvoering. Een soortgelijke werkwijze werd toegepast bij monumenten in zelfbesturende landschappen.
In 1931 kondigde gouverneur-generaal A.C.D. de Graeff, die zich bijzonder
voor oudheden interesseerde, een Monumentenordonnantie af (Ind.
Staatsblad 1931 nr. 238). Daarin werden monumenten gedefinieerd als:
onroerende en roerende zaken, hoofdzakelijk ouder dan 50 jaar of
behorend tot een ‘tenminste 50 jaar oude stijlperiode’; voorwerpen die uit
paleontologisch oogpunt als waardevol werden beschouwd, en terreinen
die volgens aanwijzingen voorwerpen van zojuist omschreven aard zouden
bevatten. In de ordonnantie werd o.a. bepaald, dat openbare monumenten moesten worden ingeschreven in een speciaal register, aangelegd
en bijgehouden door het hoofd van de Oudheidkundige Dienst. Ook
monumenten in particulier bezit konden daarin worden opgenomen.
De inschrijving kon voorlopig of definitief zijn. Voorlopige inschrijving
vond plaats bij gevaar voor snelle materiële verslechtering. Definitieve
inschrijving geschiedde op last van de gouverneur-generaal: hiervan
werd mededeling gedaan in de Javasche Courant. Ingeschreven monumenten mochten niet worden uitgevoerd. Datzelfde gold voor al dan niet
geregistreerde monumenten uit de vóór-Mohammedaanse periode.
Uitvoer van andere monumenten mocht alleen plaatsvinden na toestemming van het hoofd van de Oudheidkundige Dienst. Hij moest de ingeschreven monumenten inspecteren en toestemming geven voor herstelwerkzaamheden. Monumenten in particulier bezit, waaraan onvoldoende zorg
werd besteed, konden op zijn voorstel door de staat worden onteigend.
De gouverneur-generaal verleende toestemming voor het bedrijven van
119
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
land- en bosbouw op terreinen, die als monument waren aangemerkt.
De Monumentenordonnantie was niet van toepassing op zelfbesturende
landschappen, wier relatie tot de Indische regering was vastgelegd in
een zogenaamd lang contract: van de betrokken zelfbestuurders werd
verwacht dat zij zelf soortgelijke regelingen zouden treffen.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1814
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Voor dit hoofdstuk is archiefonderzoek verricht. De hierna genoemde
stukken staan vermeld in de toegangen (indices) op het openbaar verbaal
(code toegangen hieronder), in de rubriek Kunsten en wetenschappen
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de verbalen/exhibita van: 28 november
1899 nr. 6; 20 juli 1900 nr. 4; 29 november 1900 nr. 30; 2 februari 1901
nr. 30; 9 maart 1901 nr. 45; 27 augustus 1906 nr. 53; 26 oktober 1910 nr. 10;
3 mei 1912 nr. 71.
Uit de serie openbare mailrapporten de nrs. 2445/1929; 2517/1929;
2762/1929; 3012/1929; 3306/1929; 939/1930.
Het archief Koloniën bevat vooral gegevens over de organisatie van het
oudheidkundig onderzoek in Nederlandsch-Indië, de besteding van
begrotingsgelden en deelname aan internationale congressen.
Inhoudelijke informatie over oudheden zal in eerste instantie moeten
worden gezocht in de archieven van de dienst zelf, het departement
van Onderwijs en Eredienst en de Algemene Secretarie: deze archieven
worden, voor zover zij bewaard zijn gebleven, beheerd door het Arsip
Nasional te Jakarta.
In de toegangen (indices) op het openbaar archief zijn relevante rubrieken:
a. periode 1814-1849 (code toegang 2.10.01): Boeken en geschriften;
(Genootschap van) Kunsten en wetenschappen (te Batavia);
Ontdekkingsreizen.
Een belangrijk hulpmiddel voor deze periode zijn de Aantekeningenregisters van het Bureau Algemene Zaken, later Bureau A en afdeling 1
over de periode circa 1830-1859 (code toegang 2.10.02, inventarisnummers 9199-9201), zie de rubriek Kunsten en wetenschappen.
b. periode 1850-1900 (code 2.10.02; 2.10.10): Boeken en geschriften;
Kunsten en wetenschappen.
c. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Boeken en geschriften/Boekwerken/Drukwerken;
Conferentie; Congressen; Kunsten en wetenschappen (en geschen120
Pagina 120
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 121
II ONDERWIJS EN EREDIENST
ken); Oudheidkunde; Prae- en protohistorie (congressen -); Wetenschappen.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over oudheden en de
Oudheidkundige Dienst na 1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van
belang: zie code toegang 2.10.36.011.
Het is niet waarschijnlijk dat het geheim- en kabinetsarchief en de serie
geheime mailrapporten vanaf 1914 veel materiaal over oudheden en de
werkzaamheden van de commissie en de dienst bevatten. Als er vanuit
het openbaar archief naar deze bestanden wordt verwezen, kan daarin
nader onderzoek worden gedaan.
Serie Memories van Overgave, 1852-1962, code toegang 2.10.39, bevat een
aantal memories met een paragraaf Mededelingen van historische en
oudheidkundige aard (incidenteel met foto’s).
Serie openbare Oost-Indische besluiten (besluiten van de gouverneurgeneraal), 1816-1849, code toegang 2.10.01; 1850-jan. 1932, code toegang
2.10.02 (de indices op deze serie beslaan de periode 1850-1924). Besluiten
met betrekking tot oudheden staan vermeld in de rubriek (Natuurlijke
Historie) Kunsten en wetenschappen.
Voor dit stuk is geraadpleegd het besluit van 18 mei 1901 nr. 4.
N.B.: de bijlagen bij de besluiten van de gouverneur-generaal berusten
in het archief van de Algemene Secretarie, Arsip Nasional Jakarta.
Kaarten en tekeningen, behorende tot het ministeriearchief,
code toegang 4.Miko.
2. Stukken met betrekking tot oudheidkundig onderzoek
berusten in de collecties Bik, 1789-1946, code toegang 2.21.024; N.
Engelhard, 1689-1832, code toegang 2.21.004.19 en 2.21.004.21; J.M.
Jordaan, 1866-1927, nog geen code toegang bekend; G.J.Chr. Schneither,
1788-1829, code toegang 2.21.007.57; L.C. Westenenk, 1893-1928, code
toegang 2.21.205.71.
3. Het Instituut Kern te Leiden
beheert het archief van de Commissie van Bijstand in Nederland voor het
Oudheidkundig onderzoek op Java en Madoera, 1901-1922.
N.B. Inventaris van F.G.P. Jaquet (KITLV Leiden 1979).
4. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
121
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Javasche Courant: voor kennisgevingen van definitieve inschrijvingen in
het openbaar centraal Monumentenregister.
Rapporten van de Commissie in Nederlandsch-Indië voor oudheidkundig
onderzoek op Java en Madoera (Batavia 1901-1913, uitgegeven op rekening
van het Bataviaasch Genootschap) / voortgezet als Oudheidkundige verslagen, opgemaakt door de Oudheidkundige Dienst in NederlandschIndië (1913-1941, uitgegeven door het Bataviaasch Genootschap).
N.B.: (excerpten van) jaarverslagen van de Oudheidkundige dienst werden
gepubliceerd in The journal of the Royal Asiatic Society of Great Britain and
Ireland, en in het Bulletin de l’ École française d’Extrème Oriënt.
Staatsblad van Nederlandsch-Indië, met Bijbladen.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de Ind. Staatsbladen 1913 nr. 407; 1931
nr. 238. Bijbladen: nrs. 248; 1191; 1561; 2915; 5597; 5867; 7932; 10932; 11455.
Literatuur
A.J. Bernet Kempers: Herstel in eigen waarde. Monumentenzorg in
Indonesië (Zutphen 1978).
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata): lemma over
N.J. Krom.
M. Bloembergen: De koloniale vertoning. Nederland en Indië op de wereldtentoonstellingen (1880-1931), Amsterdam [2002].
Encyclopaedie NI: lemmata over de Oudheidkundige Dienst (I, pag. 215-216);
Oudheden (I, pag. 189-215; VII, pag. 1146-1158); Boroboedoer (I, pag. 381-383);
Diëngplateau (I, pag. 598-600).
H. Kern: J.L.A. Brandes, in Levensberichten, 1905-1906 (Leiden 1906),
pag. 30-51.
J.H.M. Kommers: Besturen in een onbekende wereld. Het Europese binnenlands bestuur in Nederlands-Indië: 1800-1830. Een antropologische studie
(Meppel 1979).
M. Kuitenbrouwer: Tussen oriëntalisme en wetenschap. Het Koninklijk
Instituut voor Taal-, land- en volkenkunde in historisch verband 1851-2001
(Leiden 2001).
W.F. Stutterheim: Een oudheidkundig jubileum1913-1938 (Batavia 1936)
Publicatie van de Oudheidkundige Dienst.
B.D. Swanenburg: Iwan de Verschrikkelijke. Leven en werken van
Dr. P.V. van Stein Callenfels die uit beelden en stenen het verleden herschiep
(Maastricht 1963, 3e dr).
122
Pagina 122
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 123
II ONDERWIJS EN EREDIENST
24 P. Scholten (1875-1946)
Prof.mr. Paul Scholten (1875-1946) kreeg in november 1923 van de minister van Koloniën de opdracht om in Nederlandsch-Indië een Rechtshogeschool op te richten. Zo hoopte het koloniaal bestuur een einde te
maken aan het nijpend tekort aan juridisch geschoold kader in de ambtenarij en bij de rechterlijke macht. De school zou kwalitatief op hetzelfde
peil moeten staan als een Nederlandse universiteit en tegelijkertijd aangepast moeten zijn aan de Indische behoeften en omstandigheden.
De keus van de regering was op Scholten gevallen omdat hij een toonaangevend jurist was en op koloniaal gebied een onbeschreven blad: als
hoogleraar te Amsterdam stond hij buiten de richtingenstrijd tussen het
‘ethische’ Leiden en het ‘conservatieve’ Utrecht.
In 1924 reisde Scholten twee maal naar Indië: eerst om zich te oriënteren
en organisatorische voorbereidingen te treffen, vervolgens om de Rechtshogeschool te openen en gedurende de eerste maanden als voorzitter te
leiden. De ‘reiscopieerboeken’ in zijn archief, grotendeels bestaande uit
brieven aan zijn vrouw, geven een beeld van zijn werkwijze. Hij voerde
gesprekken met departementsdirecteuren, leden van de Raad van Indië
en de Volksraad, met ambtenaren, ondernemers en zendelingen, zowel
Nederlanders, Indonesiërs als Chinezen. Hij bezocht fabrieken, ziekenhuizen en scholen. Op basis daarvan gaf hij aan hoe een Indische Rechtshogeschool er naar zijn mening zou moeten uitzien, welke vakken er
gedoceerd zouden moeten worden. Zijn voorstellen werden op 19 maart
1924 besproken in een bijzondere vergadering van de Raad van Indië,
onder voorzitterschap van gouverneur-generaal D. Fock (1921-1926).
Op 28 oktober 1924 werd de Rechtshogeschool in Batavia officieel geopend. In zijn toespraak wees Scholten op de waarde van het adatrecht.
Dit recht ontwikkelde zich naar zijn mening te langzaam om te kunnen
worden toegepast op diverse maatschappelijke sectoren zoals de economische, die aan snelle veranderingen bloot stonden. In die gevallen
kwam het westers recht van pas: dat kon alleen met vrucht gebruikt worden als het in verband werd gebracht ‘met Indische toestanden en Indische
opvattingen.’ Van groot belang achtte hij de ontwikkeling van nieuw recht:
hier zag hij een wezenlijke taak voor nieuwe generaties Indonesische
juristen.
De juridische vakken omvatten westers, adat- en Mohammedaans recht.
Daarnaast werd aandacht geschonken aan taal-, land- en volkenkunde.
De maatschappelijke achtergrond van de benoemde hoogleraren liep
123
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
uiteen. Zo was F.M. van Asbeck werkzaam geweest bij de Algemene
Secretarie, het kabinet van de gouverneur-generaal; B. ter Haar bij de
rechterlijke macht; J.H.A. Logeman (later minister van Koloniën) bij het
corps bestuursambtenaren. De enige Indonesische hoogleraar was
Hoesein Djajadiningrat: hij was taalambtenaar en adjunct-adviseur voor
Inlandse Zaken geweest en zou nog enige topfuncties in het koloniaal
bestuursapparaat bekleden.
De Rechtshogeschool was na de Technische Hogeschool (1920) de tweede
instelling van hoger onderwijs in Nederlandsch-Indië. Enkele afgestudeerde Indonesiërs, onder wie Amir Sjarifoeddin, zouden in de Republiek
ministersposten bezetten.
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Particulier archief van P. Scholten, 1876-1998,
code toegang 2.21.319
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inventarisnummers 62-79, 95-96.
2.
Particuliere archieven van de hoogleraren aan de Rechtshogeschool
F.M. baron van Asbeck, 1901-1993, code toegang 2.21.183.03 (zie hoofdstuk
28); R.D. Kollewijn, 1917-1972, code toegang 2.21.258; J.H.A. Logemann,
1909-1962, code toegang 2.21.111.
3. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Voor dit hoofdstuk is archiefonderzoek verricht. De stukken staan vermeld in de hierna genoemde rubrieken van de toegangen (indices) op het
openbaar archief.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de verbalen 21 juni 1920 nr. 10; 21 september 1923 nr. 72; 5 november 1923 nr. 29; 1 december 1923 nr. 55.
Stukken over de Rechtshogeschool zijn te vinden in het openbaar archief
vanaf 1900: code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02; 2.10.36.03.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over de Rechtshogeschool
zijn de toegangen van de 4e afdeling (rubriek Onderwijs, hoger) van belang
en de Aantekeningenregisters van de 1e afdeling (rubriek Onderwijs):
zie code toegang 2.10.36.011.
Het is niet waarschijnlijk dat het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1900
en de serie geheime mailrapporten vanaf 1914 veel materiaal over de
124
Pagina 124
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 125
II ONDERWIJS EN EREDIENST
Rechtshogeschool bevatten. Als er vanuit het openbaar archief naar deze
bestanden wordt verwezen, kan daarin nader onderzoek worden gedaan.
Van der Wal: Onderwijs
In een aantal opgenomen stukken en in de annotatie wordt gerefereerd
aan de Rechtshogeschool.
4. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Algemeen verslag van het onderwijs in Nederlandsch-(Oost) Indië, 1915-1938
(Batavia). Hierin gegevens over de Rechtshogeschool.
Jaarboekje der Rechtshoogeschool te Batavia, 1925-1940 (Batavia).
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor deze notitie zijn gebruikt Ind. Staatsblad 1924 nrs. 456 en 457.
Literatuur
F.M. van Asbeck: Paul Scholten en de Rechtshogeschool, in Gedenkboek
uitgegeven ter gelegenheid van het vijf en twintig jarig bestaan van het
rechtswetenschappelijk hoger onderwijs in Indonesië op 28 october 1949
(Groningen-Jakarta 1949), pag. 1-7.
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata): lemma over
P. Scholten.
C. Fasseur: Rechtsschool en raciale vooroordelen (Amsterdam 2001).
E.B. Locher-Scholten: Years in the Dutch East Indies 1919-1933, in
P.J.G. Kapteyn ed.: F.M. baron van Asbeck 1889-1968 (T.M.C. Asserinstituut,
Den Haag 1989), pag. 4-25.
Opening der Rechtshoogeschool te Batavia op 28 October 1924 (brochure,
Batavia 1925).
G.F. Pijper: Professor dr. Pangeran Ario Hoesein Djajadiningrat, 8 december 1886 – 12 november 1960, in Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde, deel 117 (Leiden 1961), pag. 401-409.
G.J. Resink: Rechtshoogeschool, jongereneed, ‘Stuw’ en gestuwden,
in Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde, deel 130 (Leiden 1974),
pag. 428-449.
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie, uitgegeven door
de Koninklijke Notariële Broederschap, jrg. 106, nr. 5314, herdenkingsnummer ter gelegenheid van de 100e geboortedag van Paul Scholten.
N.B. Ook in het particulier archief van P. Scholten, inventarisnummer 96.
125
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
126
03-11-2009
10:34
Pagina 126
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 127
II ONDERWIJS EN EREDIENST
25 W.F. Theunissen (1882-1961)
Twee plakboeken met krantenknipsels, o.a. uit De Javabode, het
Soerabajaasch Handelsblad en het Bataviaasch Nieuwsblad geven een
indruk van leven en werk van de neuroloog Willem Frederik Theunissen
(1882-1961). Na aankomst in Indië (1915) werkte hij twee decennia als
praktizerend zenuwarts en directeur van enkele krankzinnigengestichten.
Gedurende tien jaar (1925-1935) stond hij aan het hoofd van Soember
Porrong (1902) in Lawang (Oost-Java), waar in de jaren ’30 ongeveer 2500
Europese en Indonesische geesteszieken waren opgenomen. De inrichting werd als één van de grootste behandelcentra in ZO-Azië en als één
der belangrijkste ter wereld beschouwd. Uit therapeutische en financiële
overwegingen beklemtoonde Theunissen het belang van zelfwerkzaamheid en het voorzien in eigen behoeften. Zo had Soember Porrong een
eigen boerderij, een smederij, een batikkerij en een rijstpellerij; een
eigen veestapel en moestuinen. Langs de hoofdwegen op het terrein
stonden kapokbomen. Er werd suiker verbouwd en er werden proeven
genomen met indigo- en ananascultures. De patiënten moesten zoveel
mogelijk meehelpen bij het werk.
In 1934 werd Theunissen benoemd tot waarnemend hoofd van de Dienst
der Volksgezondheid. Vier jaar later werd hij hoofd. Vanaf 1935 was hij
tevens inspecteur van het ziekenhuiswezen.
Hij zette zich in voor decentralisatie van de ziekenzorg. Mensen die in
botsing waren gekomen met de samenleving, moesten in hun eigen
omgeving worden opgenomen: deze stelregel moest onverkort gehandhaafd worden. De inrichtingen konden een groot deel van de kosten uit
eigen opbrengsten bestrijden. Locale ressorten (provincies, regentschappen en stadsgemeenten) moesten aanvullende financiële steun verlenen.
In de Buitengewesten werden medische voorzieningen bekostigd uit
‘rubbergelden’.
Ook aan preventie schonk hij veel aandacht. De desabevolking moest
worden overtuigd van het belang van eenvoudige hygiënische maatregelen zoals handen wassen, water koken en latrines bouwen. Onderwijzers,
gezondheidscentra/consultatiebureau’s moesten voorlichting geven, met
films en lantaarnplaatjes, en op huisbezoek gaan. Zelf gaf hij enkele jaren
les aan de School tot de Opleiding voor Inlands Arts (Stovia).
In 1935 waren er op 16 plaatsen in de archipel waterleidingen met zuiveringsinstallaties. Toen in 1938 een malaria-epidemie uitbrak in het havengebied van Tandjong Priok wist Theunissen gedaan te krijgen, dat op de
127
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
begroting gelden werden uitgetrokken voor de inpoldering van het moeras
en de aanleg van een gotensysteem.
Hij woonde tal van (internationale) congressen en conferenties op het
gebied van tropische hygiëne bij en bereidde in 1937 zelf een volkenbondconferentie in Bandoeng voor.
Theunissen was vrijmetselaar: hij was enkele jaren voorzitter van de loge
te Malang. Hij werd lid van de Vaderlandse Club, omdat hij meende dat
het algemeen belang alleen kon worden gediend in een klimaat van orde
en regelmaat, gebaseerd op gezag. De economische crisis had volgens
hem ernstige gevolgen voor het geestelijk klimaat in de jaren ‘30. Hij
toonde zich verontrust en gedesillusioneerd over de ‘vage heroëncultus’
en de zucht naar materieel gewin.
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Particulier archief van W.F. Theunissen, 1882-1960,
code toegang 2.21.160
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de inventarisnummers
3-4; 9-10.
2. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Rapporten en adviezen van Theunissen zijn te vinden met behulp van de
toegangen (indices) op het openbaar archief vanaf 1900 (code toegangen
2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02; 2.10.36.03), in de rubrieken: Hygiëne
(conferenties; tentoonstellingen; volkenbondszaken); Quarantaine;
(Volks)gezondheid; Ziekten.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over Theunissen en de
gezondheidszorg na 1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang:
zie code toegang 2.10.36.011.
Het is niet waarschijnlijk dat het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1900
en de serie geheime mailrapporten vanaf 1914 veel materiaal over deze
onderwerpen bevatten. Als er vanuit het openbaar archief naar deze
bestanden wordt verwezen, kan daarin nader onderzoek worden gedaan.
128
Pagina 128
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 129
II ONDERWIJS EN EREDIENST
3. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Hierin o.a. teksten van redevoeringen van het diensthoofd.
Mededeelingen van den Dienst der Volksgezondheid in Nederlandsch-Indië,
1925-1939 (Batavia).
N.B.: De Dienst gaf ook andere publicaties uit, bij voorbeeld over
Quarantaine- en epidemievoorschriften in Nederlandsch-Indië (1939).
Literatuur
Drooglever: Vaderlandse Club.
Van Heteren: Geneeskunde.
J.J. van Loghem e.a.: Indië voor de oorlog. (Zes artikelen over geneeskunde, overdruk uit het Nederlandsch tijdschrift voor geneeskunde, 1948).
W.F. Theunissen: The Public Health Service: a brief survey, in Bulletin of
the Colonial Institute III, 3-4 (1940), pag. 160-161.
W.F. Theunissen e.a.: Gezondheidszorg in Nederlandsch-Indië. 12 radiovoordrachten betreffende den dienst der volksgezondheid (Soerabaja 1941).
129
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
130
03-11-2009
10:34
Pagina 130
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 131
II ONDERWIJS EN EREDIENST
26 J.C.A. Lichtenbelt (1884-1979)
Johanna Catharina Adriana Lichtenbelt (1884-1979) was in de periode
1915-1935 onderwijzeres op Java. Daar leidde zij Indonesische meisjes
op, die onderwijzeres wilden worden. Zij gaf les aan de kweekschool
te Salatiga (1920-1921) en was vijf jaar (1930-1935) directrice van twee
normaalscholen voor Inlandse hulponderwijzeressen (opleidingen voor
de hoofdakte) in Jogjakarta en Blitar.
Na haar pensionering (1935) zette zij zich in voor de oprichting van een
school op Bali, waarop leerlingen in eerbied voor de eigen cultuur zouden
worden opgeleid. Bali was een Hindoerijk. Mevrouw Lichtenbelt pleitte
voor een geleidelijke modernisering van het eiland om op deze wijze ‘een
bandjir van vreemde invloeden te voorkomen, welke het oude cultuurbezit
zou kunnen verwoesten’ (brief aan mevrouw E.M.L. van Deventer-Maas,
6 februari 1939). Dit idee was niet nieuw. Haar archief bevat stukken over
de schoolvereniging Siladarma in Kloenkoeng (Zuid-Bali) die in 1927 een
Hollands-Inlandse school op Balinese grondslag wilde oprichten.
Ze correspondeerde over het Hindoe-Bali schoolplan met personen, die
op politiek en cultureel gebied een vooraanstaande positie bekleedden.
Hiertoe behoorden o.a. de op Bali wonende kunstschilder R. Bonnet; de
directeur van het Indische departement van Onderwijs en Eredienst
P.J.A. Idenburg en diens voorganger B.J.O. Schrieke; het Tweede Kamerlid
A.M. Joekes (tevens bestuurslid van het Kartinifonds en de Van Deventerstichting) en de al genoemde mevrouw Van Deventer, weduwe van de
Indië-specialist C.Th. van Deventer.
Aanvankelijk werd gestreefd naar de oprichting van een normaalschool,
vervolgens naar een school voor meisjes uit gegoede milieus. Nadat de
directeur van Onderwijs en Eredienst haar in december 1938 had laten
weten dat er al genoeg normaalscholen waren, en dat de regering al
geruime tijd bezig was met de ‘Balinisering’ van het openbaar onderwijs
op het eiland, werd de mogelijkheid onderzocht van aanvullend, algemeen
vormend meisjesonderwijs. Mede gezien de ongunstige financieel-economische situatie van die jaren was er noch bij de Indische regering, noch
bij particulieren voldoende animo om die plannen geldelijk te steunen.
131
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Archieven
1.
Particulier archief van J.C.A. Lichtenbelt, 1927-1939,
code toegang 2.21.205.34
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de inventarisnummers 1;
3; 7; 12-13; 15-18.
N.B.: In de particuliere archieven van A.M. Joekes, 1901-1956, code toegang 2.21.094, en van C.Th. van Deventer / E.M.L. van Deventer-Maas,
1879-1944, code toegang 2.20.38.05 werden geen brieven van en aan
J.C.A. Lichtenbelt gevonden.
2. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series
in Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Stukken met betrekking tot het Hindoe-Balischoolplan werden niet
aangetroffen.
Zie voor algemene informatie over Bali:
• Serie Memories van Overgave, 1852-1962, code toegang 2.10.39.
• Serie Politieke verslagen en berichten uit de Buitengewesten, 18981940, code toegang 2.10.52.01 (microfiches, fichenummers 67-69).
• Serie Stamboeken Oost-Indische ambtenaren 1836-1936, code toegang 2.10.36.22, inventarisnummer 943 (deel Z1, folio 341) bevat een
dienststaat van mevrouw Lichtenbelt met biografische gegevens die
in de inleiding op haar archief ontbreken.
3. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van dez bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Algemeen verslag van het onderwijs in Nederlandsch –(Oost) Indië,
1915-1938 (Batavia).
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Zie de stukken over onderwijs en de redevoeringen van de directeur O&E.
Literatuur
Frances Gouda: Teaching Indonesian girls in Java and Bali, 1900-1942:
Dutch progressives, the infatuation with ‘Oriental’ refinement and
‘Western’ ideas about proper womanhood, in: Women’s History Review, 4,
afl. 1, 1995, pag. 25-62.
132
Pagina 132
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 133
II ONDERWIJS EN EREDIENST
27 A.M. Joekes (1885-1962)
Adolf Marcus Joekes (1885-1962) begon zijn loopbaan in zijn geboorteland
Nederlandsch-Indië. Zijn vader, naar wie hij was vernoemd, en twee
broers van zijn moeder (F.A. en J.H. Liefrinck) hadden carrière gemaakt
in het binnenlands bestuur. Joekes jr. kwam in het bedrijfsleven, als
secretaris van de hoofdvertegenwoordiger bij de Semarang-Joana en de
Semarang-Cheribon Stoomtrammaatschappij (1911). In zijn vrije tijd was
hij onder meer actief als gemeenteraadslid van zijn woonplaats Semarang
en als voorzitter van de plaatselijke Kartinivereniging, onderdeel van het
hierna te noemen Kartinifonds. In 1918 keerde hij terug naar Nederland
om secretaris te worden van de in Den Haag gevestigde hoofddirectie van
de SJS en SCS (tot 1920). Hij werd lid van de Vrijzinnig Democratische
Bond, die hem in 1925 afvaardigde naar de Tweede Kamer. Vooral in de
jaren ’20 was Indië een belangrijk thema in zijn redevoeringen, in artikelen
die hij publiceerde in de Nieuwe Rotterdamsche Courant en in lezingen
voor het Indisch Genootschap.
In woord en geschrift beklemtoonde hij het belang van het onderwijs
in het Indisch emancipatieproces. Educatie was de basis van politieke
medezeggenschap. Hij had veel waardering voor gouverneur-generaal
J.P. van Limburg Stirum (1916-1921), ‘een staatsman van grote stijl’, die
getoond had leiding te kunnen geven in een periode van snelle ontwikkelingen. Over diens opvolger D. Fock (1921-1926) was hij minder enthousiast.
Die had met zijn bezuinigingsmaatregelen grote schade toegebracht aan
het onderwijs en de volksgezondheid. Ook had hij bij het optreden tegen
stakingen onvoldoende aandacht geschonken aan de economische
positie van de Indonesische arbeiders. De Wet op de Staatsinrichting en
de Wet op de Bestuurshervorming die tijdens Focks landvoogdij waren
ingevoerd, bevorderden volgens Joekes meer ambtelijke decentralisatie
dan inspraak. Hij vond het staatkundig bezien ontoelaatbaar, dat de nieuwe
Indologenopleiding aan de Utrechtse universiteit (1925) werd gefinancierd
door de Bataafse Petroleummaatschappij, de Koninklijke Paketvaartmaatschappij, Stork, en andere ondernemingen. De bevolking zou geen
vertrouwen kunnen hebben in ambtenaren, die aan deze ‘Oliefaculteit’
waren afgestudeerd, ook al zouden ze hun taak zo onpartijdig mogelijk
vervullen. Met hun achtergrond gaven zij revolutionairgezinden argument
in handen tegen het Nederlands bestuur en ‘het kapitalisme’: zo werd het
bestuursgezag ondermijnd.
Na terugkeer van een studiereis naar Indië (1928) constateerde hij in
133
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
interviews, dat de Europese pers bijdroeg aan een verscherping van de
rassentegenstellingen.
Als bestuurslid van het Kartinifonds, de Tjandistichting, de Van Deventer-,
en de Van Deventer-Maasstichting heeft Joekes zich daadwerkelijk ingezet voor het onderwijs in Nederlandsch-Indië.
Het eerste fonds (1912), genoemd naar de voorvechtster van de emancipatie van Indonesische meisjes Raden Adjeng Kartini (1879-1904), had tot
doel om ‘inheemse’ meisjes Nederlandstalig onderwijs te verschaffen. De
Tjandistichting (1913) verstrekte voorschotten aan begaafde Indonesiërs
die in Nederland hoger onderwijs wilden volgen. De grote man achter
beide instellingen was mr. C.Th. van Deventer (1857-1915), bekend van
zijn Gidsartikel ‘Een eereschuld’ (1899) en eveneens lid van de Vrijzinnig
Democratische Bond. De Van Deventer stichting (1917) bood Indonesische
meisjes de gelegenheid om voortgezet onderwijs te volgen. De Van
Deventer-Maas-stichting ten slotte (1947) moest niet alleen de zedelijke,
stoffelijke en geestelijke belangen van de ‘oorspronkelijke, inheemse’
bevolking bevorderen, maar ook zorgen voor goede betrekkingen tussen
de Nederlandse bevolking enerzijds en de inheemse en andere, blijvend
in Indië gevestigde bevolkingsgroepen anderzijds. Kort voor haar dood
had mevrouw E.M.L. van Deventer-Maas (1857-1942) bij testament
bepaald, dat de laatstgenoemde stichting ook moest worden opgericht
als Indonesië niet meer of slechts gedeeltelijk onder Nederlandse
heerschappij zou staan: wél moest het mogelijk zijn om ‘het betreffende
vermogen in het belang der inheemsche bevolking aan te wenden’. Blijkens
Joekes’ archief zijn de vier stichtingen ook na de soevereiniteitsoverdracht in Indonesië actief geweest.
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Particulier archief van A.M. Joekes, 1858-1962,
code toegang 2.21.094
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de inventarisnummers
198; 200; 206; 208; 421; 424; 428; 431-435; 444; 449; 472-474; 477; 488;
491; 620-621.
N.B.: het archief bevat ook stukken betreffende zijn vader A.M. Joekes,
J.H. Liefrinck en F.A. Liefrinck, alle bestuursambtenaren.
2. Stukken over Joekes
zijn te vinden in de archieven van de Semarang-Cheribon Stoomtrammaatschappij, 1893-1946, code toegang 2.20.17; de Semarang-Joana
Stoomtrammaatschappij, 1881-1952, code toegang 2.20.18; de vier Zustermaatschappijen (behalve de twee zojuist genoemde ondernemingen ook
de Oost-Java stoomtrammaatschappij en de Serajoedal stoomtrammaat134
Pagina 134
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 135
II ONDERWIJS EN EREDIENST
schappij), 1886-1971, code toegang 2.20.14.01; ook in de serie personeelsdossiers van de vier Zustermaatschappijen 1882-1966, code toegang
(klapper) 2.20.15 (dossier van Joekes (nr. 496) in inventarisnummer 30).
3.
Stukken over de Indologenfaculteit aan de Universiteit
van Utrecht
berusten in de particuliere archieven van H.H.A. van Gybland Oosterhoff
(secretaris van deze faculteit) c.s., 1890-1969, code toegang 2.21.079; B.C.
de Savornin Lohman (hoogleraar te Utrecht) c.s., 1832-1961, code toegang
2.21.149; F.C. Gerretson (hoogleraar te Utrecht, aan de Indologenfaculteit),
1891-1958, code toegang 2.21.246. Deze archieven bevatten ook brieven
van en aan Joekes.
4. Kartinifonds, Tjandistichting en Van Deventer-Maasstichting
Archieven van het Kartinifonds 1913-1979, code toegang 2.20.38.03; de
Tjandistichting 1913-1979, code toegang 2.20.38.02; de Van DeventerMaasstichting, 1947-1981, code toegang 2.20.38.04. Stukken over deze
organisaties ook in de particuliere papieren van C.Th. van Deventer en
E.M.L. van Deventer-Maas, 1878-1944, code toegang 2.20.38.05.
5. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Stukken over de Semarang-Cheribon Stoomtrammaatschappij en de
Semarang-Joana Stoomtrammaatschappij zijn te vinden met behulp van
de toegangen (indices) op het openbaar archief vanaf 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02; 2.10.36.03), in de rubriek: Spooren tramwegen. Er is een aparte index inzake spoor- en tramwegen,
1908-1949, van de 5e afdeling: zie code toegang 2.10.36.011, inventarisnummers 630-631.
6. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Handelingen en bijlagen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Joekes was in de periode september 1925-februari 1946 lid van dit college
en gedurende juni 1933-mei 1937, november 1938-februari 1946 tevens
fractievoorzitter van de Vrijzinnig Democratische Bond.
135
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Literatuur
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/projecten/BWN/lemmata): lemmata
over A.M. Joekes en C.T. van Deventer.
D. van Embden red., e.a.: Gedenkboek van de Vrijzinnig-Democratische
Bond 17 maart 1901-1926 (Den Haag 1926).
A.M. Joekes: De Vrijzinnig-Democraten en Indië, in het hierboven
genoemde Gedenkboek, pag. 149-157.
Th. Joekes: Man en paard. Herinneringen (Meppel 1996).
N.B.: De ouders van Theo Joekes staan model voor Willem en Lucia van
der Steen, hoofdpersonen in zijn romans Het vertrek (Amsterdam 1989),
De thuisvaart (Amsterdam 1991), en De Ontzetting (Amsterdam 1993).
Parlement en politiek, digitale versie.
(http://www.parlement.com/9291000/bio/00643): lemma over A.M. Joekes.
136
Pagina 136
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 137
II ONDERWIJS EN EREDIENST
28 F.M. Baron van Asbeck (1889-1968)
In zijn onuitgegeven ‘Indische herinneringen’ omschreef Frederik Mari
baron van Asbeck (1889-1968) het onderwijs aan de Leidse universiteit
als progressief. Tijdens zijn studie rechten en politieke wetenschappen,
waarin hij o.a. colleges had gevolgd van de beroemde adatrechtsgeleerde
Cornelis van Vollenhoven, had hij respect geleerd voor de eigen waarde
en de eigen aard van de Nederlandsch-Indische samenleving. Die zou
zich, middels vertegenwoordigende lichamen in ‘westerse en oosterse
vormen’, moeten ontwikkelen tot een zelfstandige rechtsgemeenschap,
vrij van bevoogding door het moederland: een gemeenschap waarin
adatrecht en recht van andere bevolkingsgroepen één geheel zouden
vormen en waarin geen plaats zou zijn voor ‘rassenhoogmoed’. Vanuit zijn
Christelijke geloofsovertuiging heeft hij in zijn Indische jaren (1919-1933)
meegeholpen om dit doel na te streven.
Hij begon zijn carrière als ambtenaar bij de Algemene Secretarie, het
kabinet van de gouverneur-generaal, waar hij opklom tot hoofd van de
Afdeling politieke zaken. In 1924 werd hij tevens hoogleraar in internationaal publiek en vergelijkend koloniaal recht aan de Rechtshogeschool,
die in datzelfde jaar was geopend.
Via zijn werk legde hij contacten met Indonesiërs. Zijn archief bevat brieven van en aan ‘Indonesische studenten en jonge vrienden’ over de jaren
1922-1940. Tot deze groep behoorde o.a. Mohammed Yamin, die onder
Soekarno minister van Onderwijs zou worden. De waarnemend adviseur
voor Inlandse Zake E. Gobée introduceerde hem in zijn Indonesische kennissenkring. Hetzelfde deed Van Asbecks vriend H. Kraemer, taal-afgevaardigde van het Bijbelgenootschap. Samen met de arts A. Nortier was
Kraemer verbonden aan het zendingscentrum Modjowarno. Over dat centrum was Van Asbeck enthousiast. Daar kreeg de Nederlandse aanwezigheid in Indië volgens hem praktisch vorm en betekenis; daar kon men
door samenwerken Indonesiërs helpen om ‘naar eigen kunnen en met
eigen verantwoordelijkheden’ zelfstandig te worden (Indische herinneringen). In 1922 nam hij deel aan een kamp voor Javaanse leerlingen van
middelbare en aanverwante scholen.
De zojuist genoemde briefwisseling illustreert de polarisatie tussen Oost
en West, die zich na de communistische opstanden van 1926/27 steeds
duidelijker manifesteerde. Zo schreef de landbouwconsulent Boenawan
Roesmipoetro (oktober 1928 en januari 1933) over ruw egoïsme en discriminatie bij Europese ambtenaren op het platteland; over valse beschuldi137
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
gingen, die hem ten deel vielen en zijn, als gevolg van dat alles groeiende
verbondenheid met de desabevolking. In Van Asbeck proefde hij ‘de waardeering jegens den mensch ‘Inlander’. Diezelfde Boenawan rapporteerde
in één van zijn brieven uitvoerig over de Taman Siswoscholen (‘kindertuinen’), waarvan de eerste in 1922 was opgericht door de nationalist
Soewardi Soerjaningrat, later bekend onder de naam Ki Hadjar
Dewantoro. Met zijn onderwijs probeerde Soewardi Indonesische leerlingen vanuit een nationaal-culturele basis in contact te brengen met de
veelheid van westerse kennis. Hij meende dat alleen op deze wijze die
westerse kennis verwerkt zou kunnen worden. Dit sprak Van Asbeck aan.
Ook híj zag de botsing tussen de twee werelden, de ene ‘vol van geloof en
vrees, van onberedeneerde en onberedeneerbare voorstellingen’, de ander
van ‘rationeel denken en bewijsbare waarheden’. In zijn herinneringen en
zijn dagboekaantekeningen, gemaakt tijdens een verblijf op Java in de
jaren ’20, schonk hij veel aandacht aan deze scholen en hun oprichter.
Zijn archief bevat ook enkele adviezen van de adviseur voor Inlandse
Zaken, Islamkenner en Leids hoogleraar Chr. Snouck Hurgronje, o.a. over
de opstand in Djambi (Midden-Sumatra) van 1916. Volgens Snouck was
die voornamelijk te wijten aan het bestuursoptreden. Hoge belastingen,
zware herendiensten en het ontbreken van mogelijkheden om grieven en
verlangens te uiten, hadden de bom doen barsten. Hij pleitte voor meer
onderwijs, minder reglementering en meer aandacht voor hetgeen onder
25
de bevolking leefde .
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Particulier archief van F.M. van Asbeck c.s., 1901-1993,
code toegang 2.21.183.03
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de inventarisnummers
3-4; 27; 38; 66; 68-69; 142.
N.B.: het archief bevat ook papieren van zijn echtgenote, E.D.W. van
Asbeck-Jonckheer, en van enkele verwanten.
2. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Het archief bevat nota’s van de Algemene Secretarie over politieke
aangelegenheden.
Ze kunnen worden opgezocht met behulp van de toegangen (indices) op
het openbaar archief (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03), in de rubrieken: Bestuur, binnenlands; Betrekkingen met
vreemde mogendheden; Contracten (met inlandse vorsten; politieke-);
138
Pagina 138
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 139
II ONDERWIJS EN EREDIENST
Decentralisatie; Grensregeling; Grondgebied/grondrechten; Politieke
contracten; Politieke stromingen; Politieke en economische toestand;
Toepassing (regeringsreglement; indische staatsregeling).
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van nota’s na 1921 zijn de toegangen
van de 1e en de 4e afdeling van belang: code toegang 2.10.36.011.
Stukken over de Rechtshogeschool moeten in eerste instantie worden
gezocht in het openbaar archief vanaf 1900 (code toegangen 2.10.36.011;
2.10.36.04; 2.10.36.02; 2.10.36.03).
De school is in 1924 geopend: voor het opzoeken van stukken zijn de toegangen van de 4e afdeling (rubriek Onderwijs, hoger) van belang en de
Aantekeningenregisters van de 1e afdeling (rubriek Onderwijs): zie code
toegang 2.10.36.011.
Veel stukken over de Taman Siswoscholen berusten in het geheim- en
kabinetsarchief vanaf 1900 en in de serie geheime mailrapporten vanaf
1914. Deze bestanden zijn ook van belang voor het opzoeken van stukken
van de Algemene Secretarie over politieke aangelegenheden: code toegangen: 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
Van der Wal: Onderwijs
Voor gegevens over de Rechtshogeschool en de Taman Siswoscholen.
Literatuur
F.M. van Asbeck e.a.: Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijf
en twintig jarig bestaan van het rechtswetenschappelijk hoger onderwijs in
Indonesië op 28 october 1949. (Groningen-Jakarta 1949).
Ki Hadjar Dewantoro (Soewardi Soerjaningrat): Een en ander over
‘Nationaal Onderwijs’ en het Instituut ‘Taman Siswo’ te Jogjakarta
(Jogjakarta 1935, brochureserie Wasita no. 2).
P.J.G. Kapteyn ed.: F.M. baron van Asbeck 1889-1968 (T.M.C. Asserinstituut,
Den Haag 1989). Hierin de bijdrage van E.B. Locher-Scholten: Years in the
Dutch East Indies 1919-1933 (pag. 4-25).
A.P. Ketel: 1894 tot 1934: veertig jaren medische zending: zendingsziekenhuis te Modjowarno; tevens beknopt verslag over het jaar 1933
(Soerabaja 1934).
C. Snouck Hurgronje: Beschouwingen over bestuursbeleid: naar aanleiding
van den Djambi-opstand in 1916 (Batavia 1918).
139
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
140
03-11-2009
10:34
Pagina 140
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 141
II ONDERWIJS EN EREDIENST
29 C. Adriaanse (1896-1964)
Cornelis Adriaanse (1896-1964) begon zijn ambtelijke loopbaan in 1918.
Hij was administratief ambtenaar en controleur in de residenties Menado,
Amboina en Sumatra’s Oostkust. Zijn kennis van het Arabisch was van
invloed op zijn benoeming tot consul te Djeddah (1931-1939). Het consulaat bood bescherming, hulp en bijstand aan de duizenden Indonesische
Mohammedanen, die jaarlijks ter bedevaart naar Mekka trokken (hadj).
De politieke en godsdienstige activiteiten van de pelgrims werden nauwlettend in het oog gehouden, vanwege hun mogelijk negatieve effecten op
de Indonesische samenleving. Adriaanse was goed thuis in de Arabische
wereld.
Zijn archief bevat brieven van zijn leermeester, Christiaan Snouck
Hurgronje, een groot Islamkenner en jarenlang regeringsadviseur. In
enkele epistels (31 december 1926, 4 januari 1928) schreef Snouck over
de opstanden van 1926-1927, die hij karakteriseerde als ‘chronische openbaringen van verzet’ tegen de koloniale overheersers. De Nederlanders
zouden er volgens hem nooit in slagen om ‘-trots de goede bedoelingen
van enkelen- door te dringen in en rekening te houden met de roerselen van
het leven der technisch vooralsnog onmachtigen…Eene historische tragedie,
die op ‘t oogenblik in meer dan een werelddeel gespeeld wordt‘, concludeerde hij.
Samen met zijn studiegenoot E. Gobée, die evenals Snouck adviseur voor
Inlandse Zaken was geweest, verzorgde Adriaanse na zijn pensioen de
uitgave van de ambtelijke adviezen van hun beider leermeester.
Een afschrift van een brief van de directeur van Binnenlands Bestuur
P.C.A. van Lith aan gouverneur-generaal B.C. de Jonge (19 januari 1936)
biedt inzicht in het gevoerde regeringsbeleid ten aanzien van de zelfbesturende landschappen, met name in de Buitengewesten. Met een aantal
zelfbestuurders waren indertijd zogenaamde Lange Contracten gesloten,
waarin de betrokkenen een zekere mate van zelfstandigheid behielden.
Tijdens de Atjeh-oorlog was de Korte Verklaring ontworpen (1898), waarmee zelfbestuurders in feite ondergeschikt werden gemaakt aan het
Nederlands gezag. Het gouvernement had tot 1915 stelselmatig de Korte
Verklaring gebruikt. Onrust en bestuurswisselingen in de zelfbesturende
landschappen, waar de lange verklaring gold, waren als voorwendsel
gebruikt om alsnog de Korte Verklaring in te voeren. Van Lith signaleerde
groeiende ontevredenheid over deze aanpak en stelde voor om bestuur141
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
ders van landschappen, die historische banden met Nederland hadden
en in economisch opzicht van belang waren, (weer) de Lange Verklaring
te geven.
Het archief bevat ook een aflevering van het Maleistalige tijdschrift Pandji
Poestaka (Boekenbanier, april 1939), uitgegeven door het Bureau voor de
Volkslectuur met de bedoeling om geschoolde Indonesiërs te informeren
over ontwikkelingen in binnen- en buitenland. Naast tijdschriften gaf
het Bureau ook boeken uit, waaronder vertalingen van bestsellers als
Alleen op de wereld en De kleine lord.
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Particulier archief van C. Adriaanse e.a., 1917-1985,
code toegang 2.21.205.01
Voor dit stuk werden geraadpleegd de inventarisnummers 3; 6-7; 23; 38; 61.
N.B.: het archief bevat ook papieren van P.M. Adriaanse en enkele verwanten.
2. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Stukken van en betreffende Adriaanse en over Mohammedaanse zaken
zijn te vinden met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar
archief vanaf 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03), in de rubrieken Bedevaart; Eredienst (bedevaart; Hedjaz;
mohammedaanse); Hedjaz.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over deze onderwerpen
na 1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang
2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1900 en de serie geheime mailrapporten vanaf 1914 komen voor onderzoek in aanmerking: code toegangen 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
3. Archieven van het ministerie van Buitenlandse Zaken
Zie voor de consulaatsperiode van Adriaanse de archieven van het consulaat in Djeddah (Turkije/Saoedi-Arabië), 1872-1930, later het Nederlands
gezantschap in Saoedi-Arabië (Djeddah), 1930-1950, code toegang 2.05.53;
archievan van het vice-consulaat te Mekka (Saoedi Arabië), 1939-1950 en
de legatiearts te Mekka, 1937-1950, code toegang 2.05.106.
142
Pagina 142
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 143
II ONDERWIJS EN EREDIENST
Ook de serie A-dossiers, 1871-1940, code toegangen 2.05.03 en 2.05.21,
en de serie B-dossiers, (1858) 1871-1940 (1955), code toegang 2.05.38,
zijn van belang.
Bronnenpublicatie van E. Gobée en C. Adriaanse: Ambtelijke adviezen
van C. Snouck Hurgronje 1889-1936, 3 dln (’s-Gravenhage 1957-1965, Rijks
Geschiedkundige Publicatiën kl. serie 33-35)
Kwantes: Nationalisme: stukken over de opstanden van 1926-1927 met
toelichting.
Van der Wal: Onderwijs (o.a. over volkslectuur).
Literatuur
Bongenaar: Zelfbesturend landschap.
D. Jedamski: De taalpolitiek van de Balai Poestaka, in K. Groeneboer.
red.: Koloniale taalpolitiek in Oost en West: Nederlands-Indië, Suriname,
Nederlandse Antillen en Aruba (Amsterdam 1997), pag. 159-185.
143
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
144
03-11-2009
10:34
Pagina 144
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 145
II ONDERWIJS EN EREDIENST
30 De Technische Hogeschool Bandoeng
In mei 1917 richtten enkele vooraanstaande personen uit het bedrijfsleven
de vereniging Het Koninklijk Instituut voor Hoger Technisch Onderwijs op.
De vereniging werd gevestigd in Amsterdam, met de bedoeling om een
bijdrage te leveren aan de economische ontwikkeling van NederlandschIndië door schenking van een polytechnische school. De eerste voorzitter
was de president van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, C.J.K. van
Aalst; zijn opvolger werd de ondernemer, politicus en wetenschapper
ir. J.W. IJzerman.
Met het plan voor een nieuwe school hoopte de vereniging het (Indische)
Comité Indië Weerbaar een hart onder de riem te steken. In 1917 was een
deputatie van dit Comité naar Nederland gereisd om aandacht te vragen
voor de verdediging van de Indonesische archipel: een actueel probleem
in tijd van oorlog. De achterban hoopte dat deelname van Indonesiërs
aan de verdediging van hun land tot politieke concessies van de koloniale
overheerser zou leiden. De deputatie had evenwel niets concreets weten
te bereiken. Uitzicht op een nieuwe school moest de teleurstelling verzachten.
Toen twee jaar later meer dan 3 miljoen gulden bijeen was gebracht,
reisde IJzerman met de aanstaande eerste rector-magnificus naar Indië
voor nader overleg met de regering. Op 3 juli 1920 werd de Technische
Hogeschool te Bandoeng plechtig geopend. Deze mijlpaal in de koloniale
geschiedenis – het was immers de eerste instelling van hoger onderwijswerd door een van de sprekers vergeleken met de opening van de Leidse
universiteit in 1575. Het gouvernement zou eerst de helft van de exploitatiekosten voor zijn rekening nemen, en na vier jaar de school volledig financieren. Het goedkeuren van het reglement, het studieprogram en de
jaarlijkse begrotingen was een zaak van de gouverneur-generaal. Die
benoemde ook de voorzitter en de helft van de leden van het college van
curatoren, en bekrachtigde de benoeming van in Indië wonende docenten. De minister van Koloniën bekrachtigde de benoeming van docenten
die vanuit Nederland werden uitgezonden.
De Technische Hogeschool leidde studenten van ‘alle landaarden zonder
onderscheid’ op tot civiel ingenieur. De geplande opleiding tot scheikundig
ingenieur werd om financiële redenen niet gerealiseerd. De school was
gesplitst in een onder- en bovenbouw. Na 3 jaar kon een middelbaar
diploma worden behaald, na 4 jaar het ingenieursdiploma. De Indische
ingenieursopleiding stond, hoewel één jaar korter, gelijk aan de Delftse.
145
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
In het gebouwencomplex was een laboratorium van het departement van
Burgerlijke Openbare Werken ondergebracht. In de loop der jaren werden
in de hogeschool enkele (internationale) congressen georganiseerd.
Op 18 oktober 1924 werd de Technische Hogeschool landseigendom.
Enkele maanden tevoren was de vereniging Koninklijk Instituut ontbonden. Om de band tussen de TH en de oprichters in stand te houden werd
in 1925 de stichting Bandoengsche Technische Hogeschool Fonds opgericht, die in Den Haag werd gevestigd. De stichting wilde bijdragen aan
de bloei van de TH en de studie aan deze school bevorderen. Uit het algemeen bestuur werd een Raad van Beheer samengesteld, waarvan één lid
werd benoemd door de minister van Koloniën, één door het Koninklijk
Instituut van Ingenieurs, en drie door het bestuur zelf. Evenals haar
rechtsvoorganger had de stichting een vertegenwoordiging in Bandoeng.
Na de Tweede Wereldoorlog staakte de stichting haar bemoeienis met de
TH en concentreerde ze zich op het beheer van het kapitaal. Toen in de
jaren ’60 de relatie tussen Nederland en Indonesië begon te verbeteren,
probeerde ze weer een actieve rol te spelen.
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Archieven van het Koninklijk Instituut voor Hooger Technisch
Onderwijs
in Nederlandsch-Indië en van de Stichting Bandoengsche Technische
Hoogeschool Fonds, 1917-1981, code toegang 2.20.37.01.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inventarisnummers 1-2, 14, 15, 24.
2.
Particulier archief van C.J.K. van Aalst c.s., 1855-1962,
code toegang 2.21.261
Inventarisnummer 91 bevat een kopie van het Verslag van de commissie
van advies inzake de overdracht op het land van de zorg voor de door
het Koninklijk Instituut gestichte Technische Hoogeschool Bandoeng,
met bijlagen, oktober 1923 (ook in het archief van het Kon. Instituut,
inventarisnummer 2).
3.
Archief van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI),
1847-1980, code toegang 2.19.47.01
Inventarisnummer 28 (dossiernummer 66) bevat stukken over het Kon.
Instituut en de oprichting van de TH Bandoeng. De inventarisnummers
376-477 en 510-513 bevatten afleveringen van de tijdschriften De Ingenieur
en De Ingenieur in Nederlandsch-Indië, met artikelen over de TH Bandoeng.
146
Pagina 146
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 147
II ONDERWIJS EN EREDIENST
4.
Particulier archief van W. Cool, 1901-1948,
code toegang 2.21.038
Cool was curator van de TH Bandoeng. Inventarisnummer 103 bevat de
tekst van een door hem gehouden voordracht voor studenten.
5. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Stukken over de TH zijn te vinden met behulp van de toegangen (indices)
op het openbaar archief vanaf 1900 (code toegangen 2.10.36.011;
2.10.36.04; 2.10.36.02; 2.10.36.03), in de rubriek Onderwijs (hoger).
Stukken over de overname van de TH door het gouvernement in verbaal
25 september 1924 nr. 43.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over de school na 1921
zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang
2.10.36.011.
Het is niet waarschijnlijk dat het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1900
en de serie geheime mailrapporten vanaf 1914 materiaal over de school
bevatten. Als er vanuit het openbaar archief naar deze bestanden wordt
verwezen kan daarin nader onderzoek worden gedaan.
Van der Wal: Onderwijs
In een aantal opgenomen stukken en in de annotatie wordt gerefereerd
aan de TH Bandoeng.
6. Archieven van het ministerie van Justitie
Centraal archief verenigingen 1874-1976, code toegang 2.09.12.01.
Dossier 27573 bevat stukken over het Koninklijk Instituut voor Hooger
Technisch Onderwijs.
Centraal archief stichtingen, 1957-1976, code toegang 2.09.12.02.
Inventarisnummer 126 bevat een dossier van de Stichting Bandoengsche
Technische Hogeschool Fonds (dossiernummer 3273).
7. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Algemeen verslag van het Onderwijs in Nederlandsch-(Oost) Indië,
1915-1938 (Batavia).
Hierin gedetailleerde informatie over de Technische Hogeschool.
147
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Jaarboek van de Technische Hoogeschool te Bandoeng/Jaarverslag Stichting
Bandoegsche Technische Hoogeschool-fonds 1926-1931 (Bandoeng).
Zie de lustrumuitgave over 1935 (ook in het archief van het Kon. Instituut,
inventarisnummer 15).
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor dit stuk zijn geraadpleegd Ind. Staatsblad 1921 nr. 218; 1924 nr. 476;
1925 nr. 271.
Literatuur
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata): lemmata
over C.J.K. van Aalst en J.W. IJzerman.
De Technische Hoogeschool te Bandoeng, stichting van het Koninklijk
Instituut voor Hooger Technisch Onderwijs in Nederlandsch-Indië, geopend
3 juli 1920 door zijne excellentie den gouverneur-generaal (brochure,
Weltevreden 1920).
N.B.: ook in het archief van het KIVI, inventarisnummer 15.
Kees van Dijk: The Netherlands Indies and the Great War 1914-1918,
(Leiden 2007). Voortaan geciteerd als van Dijk: Netherlands Indies.
J.H. Kompagnie: Verenigingen- en stichtingenregistratie (deel 2 van de
serie Gidsjes van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief,
Den Haag 1991, 3e dr.).
H. Makkink: Het ontstaan van de Technische Hoogeschool Bandoeng,
in Zicht op Delft, uitgave van de alumnivereniging van de Technische
Universiteit Delft, 4, september 2002, pag. 11-13.
H.A. Poeze, met bijdragen van C. van Dijk en I. van der Meulen: In het land
van de overheerser. I Indonesiërs in Nederland 1600-1950 (Foris publications
Dordrecht-Holland / Cinnaminson-U.S.A. 1986).
Ter nagedachtenis aan dr. J.W. IJzerman, in Bijdragen tot de taal-,
land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië, deel 89, Den Haag 1932,
pag. I-XXIX.
148
Pagina 148
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 149
II ONDERWIJS EN EREDIENST
149
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
150
03-11-2009
10:34
Pagina 150
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 151
III JUSTITIE
III Justitie
<
Hoesein Djajadiningrat,
taalambtenaar, vanaf 1924
hoogleraar aan de Rechtshogeschool.
Fotoverzameling KITLV,
nr. 6353.
Zie hoofdstuk 24.
151
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
152
03-11-2009
10:34
Pagina 152
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 153
III JUSTITIE
31 De procureur-generaal bij het
hooggerechtshof
De taken en verantwoordelijkheden van de procureur-generaal waren
omschreven in het Reglement op de Rechterlijke Organisatie en het
Beleid der Justitie in Nederlandsch-Indië (RO), dat op 1 mei 1848 was
ingevoerd. De P.G. was verantwoordelijk voor de handhaving van wettelijke bepalingen en besluiten van het openbaar gezag; voor de vervolging
van misdrijven en overtredingen en voor het laten uitvoeren van strafvonnissen. Hij was hoofd van de rechterlijke politie en mocht Europese
bestuursambtenaren met politietaken (met name de gewestelijke
bestuurshoofden) ‘in het belang der justitie’ instructies geven tot opsporing en voorkoming van misdrijven en overtredingen, en tot handhaving
van de openbare orde en rust. Kritiek op deze bevoegdheid van de procureur-generaal en/of eventuele bezwaren tegen de uitvoerbaarheid daarvan konden schriftelijk worden ingediend bij het Hooggerechtshof. Dat
moest de stukken met een advies ter beslissing doorsturen naar de
gouverneur-generaal. De P.G. mocht zich niet rechtstreeks bemoeien
met inlandse bestuursambtenaren en met de ‘huishoudelijke inrichting’
van de desa’s. Wel kon hij hierover voorstellen indienen bij de landvoogd,
aan wie hij direct ondergeschikt was.
De verhouding tussen de procureur-generaal en de gewestelijke bestuurshoofden verliep lange tijd moeizaam. De bestuursambtenaren hadden
een grote mate van zelfstandigheid en waren gewend om zich bij problemen rechtstreeks tot de gouverneur-generaal te wenden.
Circulaires van de P.G. met het verzoek om hem te informeren over
onlusten, verzet van gewapende benden, zeeroof, vermissing van geld
etc. (een en ander ter bevordering van de coördinatie en eenheid van
beleid) hadden nauwelijks effect. Ook op centraal niveau ondervond hij
weinig medewerking: zo werden de rapporten van adviseurs voor
Inlandse Zaken en van de ambtenaren voor Chinese Zaken hem niet automatisch toegezonden. In deze situatie kwam rond 1914 verandering. De
Eerste Wereldoorlog en de ontwikkelingen in Rusland stimuleerden de
nationalistische en communistische bewegingen. De keuze van het islamitische Turkije voor de Asmogendheden Duitsland en Oostenrijk leek
een bedreiging te vormen voor de Nederlandse neutraliteit. De jonge
republiek China oefende grote aantrekkingskracht uit op veel Chinezen in
de archipel. Onder die omstandigheden besloot de Indische regering om
de positie van de procureur-generaal te versterken. In mei 1916 kreeg
deze de beschikking over een Politieke Inlichtingendienst (tot april 1919),
153
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
die moest rapporteren over verdachte vreemdelingen en revolutionaire
stromingen in heel Nederlandsch-Indië. De PID werd vervangen door de
Dienst der Algemene Recherche, die zich in de jaren ’20 ook ging bezighouden met de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en
valsemunterij. In 1941 werd de vreemdelingenpolitie opgericht, die eveneens onder leiding kwam van de procureur-generaal.
Onder invloed van de economische crisis van 1920 gaf de Indische regering aan handhaving van rust en orde de hoogste prioriteit. De procureurgeneraal nam deel aan buitengewone vergaderingen van de Raad van
Indië, waar onder voorzitterschap van de gouverneur-generaal werd
gesproken over maatregelen ter bestrijding van onrust en extremisme.
Op zijn instigatie werden o.a. de beperkingen van het vergaderrecht verscherpt (1925) en werd het Wetboek van Strafrecht aangevuld met artikelen waarin ‘haatzaaien’ tegen het wettig gezag strafbaar werd gesteld
(1925). Gouverneur-generaal A.C.D. de Graeff (1926-1931) poogde het
vertrouwen van de Indonesische bevolking in de ‘koloniale rechtsstaat”
te herstellen door de beleidsruimte van de PG te beperken: zo mocht er
geen strafvervolging meer worden ingesteld tegen ‘zgn. extremisten’
voordat de landvoogd was geïnformeerd en zich over de zaak een oordeel
had kunnen vormen (1926). Mede naar aanleiding van klachten van bestuursambtenaren liet hij de procureur-generaal weten dat de recherchedienst bij het uitoefenen van zijn taak zorgvuldiger en tactvoller te werk
moest gaan (1931). Tijdens de depressie, volgend op de economische
crisis van 1929, herstelde De Graeffs opvolgers het verkrampte weten- ordebeleid.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Adviezen en rapporten van de procureur-generaal zijn te vinden met
behulp van de toegangen (indices) op het openbaar verbaal, in de
rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): (Benoeming
van) ambtenaren (in O.-Indië); Gevangenissen; Justitiewezen in
O.-Indië; Onlusten in O.-Indië; Rechtswezen.
b. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Ambtenaren (bij bureaudienst en rechterlijke macht);
Bannelingen; Chinezen/Chinese aangelegenheden, zaken; Cocaïne,
opium en-; Gevangeniswezen; (bestrijding van) Handel in vrouwen
en kinderen en (van de) handel in ontuchtige uitgaven; In- en exter154
Pagina 154
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 155
III JUSTITIE
neringsprocedures; Japanse zaken; Muntwezen; Naamloze vennootschappen en verenigingen; Oost-Aziatische zaken; Opium; Persbreidel(ing); Politie (rechtswezen en-); Politieke stromingen (en maatregelen); Rechtswezen (en politie; – in O.-Indië); Reisregeling;
Revolutionaire woelingen; Toelating; Vennootschappen; Verenigingen;
Vreemde Oosterlingen; Zeeroof.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over de PG na 1921 zijn
de toegangen van de 1e en de 4e afdeling van belang: zie code toegang
2.10.36.011.
Het geheim- en kabinetsarchief na 1900 en de serie mailrapporten vanaf
1914 bevatten zeer veel stukken van de procureur-generaal, evenals de
zgn. Politiek-politionele overzichten: code toegangen 2.10.36.051;
2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
Adviezen en rapporten van de procureur-generaal zijn opgenomen in de
bronnenpublicaties:
Kwantes: Nationalisme
N.B.: deze bronnenpublicatie is ook geraadpleegd voor dit hoofdstuk.
Van der Wal: Onderwijs
Van der Wal: Nationalisme
H.A. Poeze ed.: Politiek-politioneele overzichten van Nederlandsch-Indië
1927-1941, 4 dln (‘s-Gravenhage-Dordrecht-Leiden 1982-1994).
N.B.: deze overzichten werden opgesteld door de Dienst der Algemene
Recherche.
2.
Particulier archief van A.J. Immink, 1892-1901,
code toegang 2.21.091.01
Immink maakte carrière bij de Indische rechterlijke macht.
Inventarisnummer 22 bevat het manuscript van zijn studie ‘De rechterlijke
organisatie van Nederlandsch-Indië’ (Den Haag 1882), waarin ook de functie
van procureur-generaal bij het Hooggerechtshof wordt behandeld.
3. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor dit stuk is gebruik gemaakt van Ind. Staatsblad 1847 nrs. 23 en 57.
155
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Literatuur
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/projecten/BWN/lemmata): lemmata
over G. André de la Porte (procureur-generaal 1914-1916) en
D.G. Wolterbeek Muller (procureur-generaal 1922-1926).
Albert Dekker en Hanneke van Katwijk: Recht en rechtspraak in
Nederlands-Indië (KITLV, serie werkdocumenten nr. 12, Leiden 1993).
Voortaan geciteerd als Dekker en Van Katwijk: Recht.
Encyclopaedie NI: lemma Politie (III, pag. 441-447; VI, pag. 809-810).
P.H. Fromberg: Nota betreffende de leiding der politie in NederlandschIndië, in Mr. P.H. Fromberg’s verspreide geschriften, verzameld door Chung
Hwa Hui Chineesche Vereeniging in Nederland (Leiden 1926), pag. 795-810
M.G.H.A. de Graaff: Inleiding op de Inventaris van het archief van de procureur-generaal bij het Hooggerechtshof van Nederlandsch-Indië 1945-1949
(Den Haag 1995).
Kleintjes: Staatsinstellingen, hoofdstukken II, XXII.
H.M. Vrijheid bew.: De Nederlandsch-Indische wetboeken zooals zij zijn
gewijzigd en aangevuld tot op 1 juli 1941 benevens de belangrijkste der
tot hunne verklaring dienstige algemeene verordeningen, met verwijzing
naar de betrekkelijke Nederlandsche, Fransche en Nederlandsch-Indische
wetsbepalingen (deel 1, Soerabaja 1941). Voortaan geciteerd als Vrijheid:
Wetboeken.
156
Pagina 156
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 157
III JUSTITIE
32 Het Departement van Justitie
Het departement werd opgericht bij Koninklijk Besluit van 30 januari 1870
(Ind. Staatsblad 1870 nr. 42). Hiermee kwam een einde aan de praktijk om
wetgevingsaangelegenheden te laten behandelen door het Hooggerechtshof in Nederlandsch-Indië. De procureur-generaal bij dit college, mr. T.H.
der Kinderen, werd de eerste directeur van Justitie.
Nederlandsch-Indië was een multiculturele samenleving. Officieel waren
er drie bevolkingsgroepen: de Europeanen; de Inlanders en de Vreemde
Oosterlingen (met name Chinezen). De Inlandse bevolking volgde het
regionale adatrecht: een veelkleurig mozaïek met Mohammedaanse,
Hindoe- en Polynesische elementen. In dit recht was de groep belangrijker dan het individu. In het 19e-, en 20e eeuwse westerse recht staat
de bescherming van individuele vrijheid en eigendommen centraal. Het
Nederlands recht was in 1848 met het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel ingevoerd voor de Europeanen op Java en Madoera.
De beide andere bevolkingsgroepen konden zich vrijwillig daaraan onderwerpen, of konden daartoe door de gouverneur-generaal worden verplicht. Zo verklaarde de landvoogd in 1855 het Burgerlijk Wetboek en het
Wetboek van Koophandel van toepassing op Vreemde Oosterlingen, die
op Java en Madoera woonden. De beperkte invloed van het Nederlandse
recht vloeide voort uit het feit, dat het Nederlands gezag afhankelijk was
van de medewerking van inlandse zelfbestuurders en hoofden.
Onder het departement vielen de rechterlijke macht (met uitzondering
van de president van het Hooggerechtshof), de rechterlijke ambtenaren,
procureurs, notarissen, advocaten, deurwaarders en beëdigde vertalers.
Het werkterrein omvatte ook het burgerlijk-, handels- en strafrecht; de
toelating van Nederlanders, westerse en oosterse vreemdelingen; uitlevering van misdadigers; verzoeken om naturalisatie, naamsverandering,
wettiging en legalisatie. De directeur van Justitie adviseerde de gouverneur-generaal over amnestie, abolitie en dispensatie in rechtszaken. Hij
was nauw betrokken bij de toepassing van de zgn. exorbitante rechten:
hiermee kon de landvoogd personen, die naar zijn mening een gevaar
vormden voor de openbare rust en orde, uitwijzen; het verblijf in bepaalde gebieden ontzeggen, of een bepaalde verblijfplaats toewijzen.
Bestrijding van slavernij/pandelingschap (schuldslavernij) behoorde
eveneens tot het takenpakket (officieel tot 1924). Het pandelingschap
was, met de strandvonderij, overgenomen van het departement van
157
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Binnenlands Bestuur. Dan was er nog het (preventief) toezicht op de
drukpers en het toezicht op het recht van vereniging en vergadering. Tot
in het begin van de 20e eeuw waren verenigingen en vergaderingen van
staatkundige aard verboden. Hetzelfde gold voor verenigingen en vergaderingen, waardoor de openbare orde kon worden bedreigd. De overige
taken betroffen het gevangeniswezen; de gevangenis- en de gerechtelijke
statistiek; het toezicht op de wees (voor Europeanen)- en boedelkamers
(voornamelijk voor Vreemde Oosterlingen) en het onderzoek naar reglementen en keuren inzake politie, die waren opgesteld door de hoofden
van gewestelijk bestuur.
Na 1900 werd de overheidsbemoeienis uitgebreid en geïntensiveerd. Dit
geschiedde in het kader van de Ethische politiek, die tot doel had om
Nederlandsch-Indië te ontwikkelen in de richting van zelfbestuur naar
westers model. Onder Nederlandse leiding zou het bestaande dualisme
in de bestuursvoering op den duur moeten plaatsmaken voor associatie:
een synthese van westerse en oosterse normen en waarden. Unificatie
was een onderdeel van dit emancipatieproces: het vervangen van weten regelgeving voor iedere bevolkingsgroep afzonderlijk door uniforme
wet- en regelgeving voor allen.
Een grotere invloed van het Nederlands recht blijkt o.a. uit de vervanging
van het preventief toezicht op de drukpers door een repressief (1906). De
bescherming van Indonesische werknemers tegen misbruik van (westerse) werkgevers kreeg gestalte in de Arbeidsinspectie, die in 1908 voor
heel Nederlandsch-Indië werd ingesteld. Aanleiding daarvoor was het,
in opdracht van de regering uitgevoerde, onderzoek naar misstanden bij
26
de toepassing van de Koelieordonnantie op Sumatra . De inspectie viel
onder de directeur van Justitie. Die werd tevens belast met het toezicht
op de koeliewerving: wervingsagenten moesten in het vervolg een
vergunning hebben. Een wet tot regeling van het recht van vereniging en
vergadering werd afgekondigd in 1915, een jaar vóór de instelling van de
Volksraad. Eveneens in 1915 verscheen een nieuw Wetboek van Strafrecht
voor alle bevolkingsgroepen in Nederlandsch-Indië.
De Eerste Wereldoorlog en de Russische revolutie brachten een schokeffect teweeg. Het politiek élan moest wijken voor economische belangen.
Nederland versterkte zijn greep op de kolonie. De economische crises
van de jaren ’20 en ’30 bevorderden dit proces. In 1919 werd een maatregel afgekondigd waarmee het recht van vereniging en vergadering kon
worden beperkt; verdere restricties volgden in 1925. De onlusten van
1925/1926 hadden tot gevolg, dat in Boven-Digoel op Nieuw-Guinea een
concentratiekamp werd opgericht voor diegenen die naar de mening van
het gouvernement een bedreiging vormden voor de openbare rust en
orde.
158
Pagina 158
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 159
III JUSTITIE
Bij een hernieuwde afbakening van werkterreinen voor de departementen
van algemeen bestuur in 1924 nam Justitie van het departement van
Onderwijs en Eredienst de armenzorg en het loterijwezen over; van
Binnenlands Bestuur het kadaster en van Landbouw, Nijverheid en
Handel de bemoeienis met het industriële eigendom. Het takenpakket
werd verder uitgebreid met de zorg voor minderjarigen, die ter beschikking van de regering waren gesteld; de reclassering; toepassing van de
onteigeningsordonnantie en bestrijding van de zgn. handel in vrouwen en
meisjes.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16
Stukken over de organisatie en de taakuitoefening van het departement
(op hoofdlijnen), adviezen en rapporten van de directeur Justitie zijn te
vinden met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar archief, in
de rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): (Benoeming
van) ambtenaren (in O.-Indië); Boedels en nalatenschappen in O.Indië; Boeken en geschriften; Burgerlijke stand; Drukkerijen en dagbladen; Drukpers; Gevangenissen; Huwelijken; Justitiewezen in O.Indië; Naamloze maatschappijen/vennootschappen;
Nalatenschappen; Onlusten in O.-Indië; Paspoorten; Rechtswezen;
Slavenstand; Slavenhandel; Slavernij en zeeroof; Statistiek.
De inventarisnummers 9195-9198 (code toegang 2.10.02) bevatten agenda’s
en klappers op stukken betreffende de wees- en boedelkamers in Nederlandsch-Indië 1897-18908, en een klapper op de erflaters 1825-1886. In
deze toegangen wordt verwezen naar verbalen en Javasche Couranten.
b. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Ambtenaren; Arbeidsaangelegenheden; Arbeidsinspectie,
kolonisatie, landverhuizing, koelies; Armenzorg (- en opvoedingswezen, loterijen); Bannelingen; (Bestrijding) handel in vrouwen en kinderen en van de handel in ontuchtige uitgaven; Boeken en geschriften; Burgerlijke stand; Dactyloscopie; Departementen van algemeen
bestuur; Drukpers; Gevangeniswezen; Gratieverzoeken; Industriële
eigendom, octrooien; In- en externeringsprocedures; Ingezetenen/
ingezetenschap; Kinderwetgeving; Koelies; Loterijen; Naamloze vennootschappen (en verenigingen); Nalatenschappen; Naturalisatie;
Notarisambt, wet op het- ; Octrooien; Onderdaanschap; Onteigening;
Opvoedingswezen (tucht- en); Pandelingschap, slavernij en -; Pas-
159
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
poorten; Penitentiair congres; Persbreidel(ing); Politieke stromingen
(en maatregelen); Rechtswezen(in Oost-Indië); Regering in de koloniën; Reisregeling; Revolutionaire woelingen; Slavernij; Statistiek(en);
Toelating(/verwijdering); Uitleveringen; Vennootschappen; Verenigingen; Vreemde Oosterlingen; Weeskamers; Werving, koelies; Zeeroof
(slavernij en -).
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over Justitie na 1921 zijn
de toegangen van de 1e en de 4e afdeling van belang: zie code toegang
2.10.36.011.
Het geheim- en kabinetsarchief (met name na 1900) en de serie geheime
mailrapporten vanaf 1914 bevatten veel stukken van de directeur. Zie voor
de periode 1850-1900 code toegang 2.10.02, voor de periode na 1900 code
toegangen 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07
Adviezen en rapporten van de directeur Justitie zijn opgenomen in de
bronnenpublicaties:
Kwantes: Nationalisme
Van der Wal: Nationalisme
Van der Wal: Onderwijs
2.
Archieven inzake de wetgeving van Nederlands-Indië
1830-1923, code toegang 2.10.47
Het betreft de archieven van C.J. Scholten van Oud-Haarlem (o.a. president van het Hooggerechtshof) 1839-1849; H.L. Wichers (o.a. voorzitter
van de civiele en militaire Hoge gerechtshoven) 1846-1849; de Commissie
voor de strafwetgeving in Nederlandsch-Indië 1861 (fragment) en de
Bijzondere commissie herziening Indisch privaat- en strafrecht 1907-1923
(fragment).
3.
Archief van de Staatscommissie voor slavenemancipatie
1853-1856, code toegang 2.10.32
De inventarisnummers 19 t/m 21 hebben betrekking op Nederlandsch-Indië.
4.
Collectie van het Documentatiebureau voor Overzees Recht
1894-1958, code toegang 2.20.61
Bevat stukken inzake rechtspleging, rechtspraak en adatrecht.
5.
Particulier archief van C. van Vollenhoven 1886-1934,
code toegang 2.21.169
Van Vollenhoven was hoogleraar in het adatrecht te Leiden en auteur
van het standaardwerk Het adatrecht in Nederlandsch-Indië (3 dln., Leiden
1918-1933).
160
Pagina 160
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 161
III JUSTITIE
6. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Verslag van den Dienst der Arbeidsinspectie en Koeliewerving in Nederlandsch-Indië, 1912-1914 voortgezet als Verslag van den Dienst der Arbeidsinspectie in Nederlandsch-Indië, 1917-1922 (Batavia), voortgezet als
Verslag van den dienst van de Arbeidsinspectie voor de Buitengewesten,
1923-1939 (Batavia).
Verslag omtrent het beheer en den toestand van de landsopvoedingsgestichten te Semarang, Malang, Ngawi en Tangerang gedurende de dienstjaren
1918-1928 (Pekalongan).
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Hierin o.a. teksten van redevoeringen van de directeur Justitie.
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor dit stuk is gebruik gemaakt van Ind. Staatsblad 1870 nr. 42;
1874 nr. 302; 1903 nr. 82; 1908 nr. 399; 1912 nr. 234; 1919 nr. 2; 1924 nr. 576.
Literatuur
L.W.C. van den Berg: Levensbericht van mr. T.H. der Kinderen, in
Levensberichten, 1898-1899 (Leiden 1899), pag. 158-210.
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata): lemma over
J.J. Schrieke (directeur Justitie 1929-1934).
A.M.C. Bruinink-Darlang: Het penitentiair stelsel in Nederlands-Indië van
1905 tot 1940 (Alblasserdam 1986).
Catalogus der bibliotheek van het departement van Justitie
(Batavia 1909, 1913).
Dekker en Van Katwijk: Recht.
Encyclopaedie NI: lemmata Departementen van algemeen bestuur
(I, pag. 585-588); Koelie / koeliecontract / koelieordonnanties
(II, pag. 360-366); Rechtswezen (III, pag. 558-575; V, pag. 52-55);
Slavernij (III, pag. 800-808); Wees- en boedelkamers (IV, pag. 735-738).
J. Keuning: Het adatrecht en de rechtsbedeling over de inheemse
bevolking, in Baudet en Brugmans: Balans, pag. 223-237.
Kleintjes: Staatsinstellingen, hoofdstukken III, XXIII.
Vrijheid: Wetboeken.
De Waal: Aanteekeningen.
161
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
162
03-11-2009
10:34
Pagina 162
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 163
IV FINANCIËN
IV Financiën
<
Een dorpsbank, waar
tegen rente geld kon
worden geleend.
Robert van Niel: The
emergence of the modern
Indonesian elite (serie
Indonesische herdrukken
van het Koninklijk Instituut
voor Taal-, Land- en Volkenkunde. Foris publications,
Dordrecht/Cinnaminson 1984).
Zie hoofdstuk 5.
163
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
164
03-11-2009
10:34
Pagina 164
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 165
IV FINANCIËN
33 Het Departement van Financiën
De oprichting van het departement vond plaats bij Koninklijk Besluit van
21 september 1866 (Ind. Staatsblad 1866 nr. 127), enkele maanden voordat
de Indische Comptabiliteitswet in werking trad (1867). Die wet bevatte
voorschriften voor de inrichting van de Indische begroting, waardoor de
positie van Nederlandsch-Indië als een aparte bestuurseenheid binnen
het rijk werd geaccentueerd.
Het departement van Financiën was verantwoordelijk voor de middelen
en de uitgaven. De middelen bestonden uit de opbrengst van directe (o.a.
de landrente) en indirecte belastingen (met name in- en uitvoerrechten
en accijnzen); uit de verkoop van gouvernementsproducten zoals koffie
27
en Bankatin; uit verpachte middelen (opium) , en uit de opbrengst van
openbare verkopingen. Tot het takenpakket behoorde ook het uitoefenen
van toezicht op de Landschapskassen en de vendukantoren; het samenstellen van verslagen van handel en scheepvaart (vanaf 1910 alleen van de
handel); het opstellen van (algemene) rekeningen van ontvangsten en uitgaven en van de algemene begroting van Nederlandsch-Indië. De begroting werd vastgesteld door de wetgevende macht in Nederland.
Belangrijk was de bemoeienis met het munt- en bankwezen. Tussen
Nederland en Indië bestond een muntunie. In overleg met de Javasche
Bank moest de directeur van Financiën moest de pariteit en de stabiliteit
van de wisselkoersen bewaken.
Het begin van de Ethische politiek viel samen met een periode van
opgaande conjunctuur. De groeiende economische bedrijvigheid had een
gunstig effect op de belastinginkomsten. De herendiensten op Java en
Madoera werden rond 1900 vervangen door een individueel hoofdgeld. De
geldhuishouding verbreidde zich binnen de archipel. Om de Indonesische
nijverheid te stimuleren werden op diverse plaatsen gouvernementspandhuizen opgericht, waar goederen tegen geld konden worden beleend.
De pandhuizen vielen onder het departement van Financiën. De Indische
regering streefde ernaar de welvaart te bevorderen door rendabele werken
te laten uitvoeren. Hiervoor kon naar gangbare inzichten worden geleend.
Met het oog daarop werd de begroting in 1907 gesplitst in een gewone en
buitengewone dienst. Toen Indië in 1912 rechtspersoonlijkheid kreeg, kon
de kolonie zelfstandig leningen aangaan. Het beheer over de vaste en
vlottende schulden berustte bij Financiën.
165
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
De economische crisis van 1920 maakte duidelijk hoe gevoelig Indië was
voor conjunctuurschommelingen. De uitgaven, die na de Eerste Wereldoorlog sterk waren gestegen, o.a. in verband met noodzakelijke voedselaankopen, konden niet direct in overeenstemming worden gebracht met
de dalende inkomsten. Bij het wegwerken van de omvangrijke begrotingstekorten speelde het departement van Financiën een belangrijke rol.
Tijdens die bezuinigingsoperatie onderkende het gouvernement de noodzaak van een beter, nauwgezetter begrotingsbeheer. Dit leidde tot de
instelling van een Generale Thesaurie (1924), die met de Gouvernementsaccountantsdienst (1925) bij Financiën werd ondergebracht.
Na de crisis van 1929 en de daarop volgende depressie steeg de schuldenlast tot grote hoogte. De muntunie kwam onder druk te staan. De spanningen tussen Batavia en Den Haag liepen op. Vanuit Nederland werd
krachtig aangedrongen op ingrijpende bezuinigingen en terugbetaling van
leningen. Indië zuchtte onder de dure gulden, waardoor de export sterk
werd afgeremd. Een omvangrijke conversieoperatie (1934-1938), waarbij
de directeur van Financiën nauw betrokken was, en de devaluatie van de
gulden (1936) brachten verlichting.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Stukken over de organisatie en de taakuitoefening van het departement
(op hoofdlijnen), adviezen en rapporten van de directeur Financiën zijn te
vinden met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar archief, in
de rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Algemene
Rekenkamer en comptabiliteit; Ambtenaren; Belasting in Oost-Indië/
belastingen in het algemeen; Benoeming van ambtenaren voor OostIndië; Financiën en begroting van Oost-Indië; Inkomende en uitgaande rechten in Oost-Indië / in- en uitgaande rechten en accijnzen;
Invordering en uitbetaling van gelden; Javasche Bank; Kasbeheer en
wisseltrekking; Kortingen; Kwijtscheldingen; Landrente; Leningen;
Muntwezen in Oost-Indië; Oost-Indische begroting; Opium (pacht in
Oost-Indië); Pensioenen van ambtenaren voor Oost-Indië; Staatsbegroting; Successierechten; Verkoop van producten; Verpachtingen
in Oost-Indië / verpachte middelen; Wissels van Oost-Indië; Zeebrieven
en uitklaringen; Zegel en leges.
b. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Accijnzen (in- en uitgaande rechten en -; in en uitvoerrechten en -); Accountants; Algemene Rekenkamer en Comptabiliteit;
166
Pagina 166
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 167
IV FINANCIËN
Ambtenaren (belastingen/in- en uitvoerrechten accijnzen/pandhuisdienst); Bank, Javasche; Bankwezen, Nederlandsch-Indisch-; Begroting (comptabiliteit en -; Oost-Indische-); Begrotingsaangelegenheden/
kwesties; Belasting(en)/belastingwezen; Bestuur (binnenlands);
Bezoldigingen; Bezuiniging; Financiële aangelegenheden / financieel
beheer; Inkomsten (onverpachte middelen en -); Invoerrechten; Invorderingen en belastingschuld; Kasbeheer (en wisseltrekking); Koersen
(wissel-); Kwijtscheldingen en dispensatiën; Landrente; Landschapskassen; Muntwezen; Opium (fabriek); Pand-huizen; Pensioenen/pensioenfonds; Salarissen; Schuld (Indische-; vlottende-); Successierechten; Tolrechten; Venduhuizen; Verkoop van producten; Verpachte
middelen; Verponding; Zegels en leges/zegel-recht; Zoutregie.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over financiën na 1921
zijn de toegangen van de 2e en 3e afdeling van belang (resp. geldwezen
en belastingen; begrotingen en comptabiliteit): zie code toegang
2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1850 en de serie geheime mailrapporten vanaf 1914 bevatten stukken van de directeur: code toegangen
2.10.02; 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.26.07.
Adviezen en rapporten van de directeur Financiën zijn opgenomen in de
bronnenpublicatie:
Creutzberg: Ekonomisch beleid
2.
Particulier archief van B.C. de Jonge, 1885-1958,
code toegang 2.21.095
Hierin o.a. notulen van buitengewone vergaderingen van de Raad van
Indië ter bespreking van de begrotingen voor 1933 t/m 1937 en de economische situatie (inventarisnummers 82-83). De directeur Financiën nam
aan deze vergaderingen deel.
3. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
De circulaires en beschikkingen van het departement van Financiën,
1875-1933 (Batavia).
Statistiek van den handel, de scheepvaart en de in- en uitvoerrechten in
Nederlandsch-Indië, 1877-1925 (Batavia), voortgezet als Jaaroverzichten
van den in- en uitvoer van Nederlandsch-Indië gedurende de jaren 1925
tot 1942 (samengesteld door het Centraal Kantoor voor de Statistiek,
Weltevreden).
167
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Verslag betreffende den (van den) Gouvernements-pandhuisdienst over het
(dienst)jaar..., 1902-1940 (Batavia).
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Hierin o.a. teksten van redevoeringen van de directeur. In de bijlagen de
begrotingsstukken.
Handelingen en bijlagen van de Staten-Generaal
Voor de behandeling en vaststelling van de Indische begroting.
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor dit stuk is gebruik gemaakt van: Ind. Staatsblad 1866 nr. 127; 1878
nr. 11; 1907 nr. 406; 1910 nr. 193; 1919 nr. 2; 1924 nr. 576; 1925 nr. 345; 1933
nr. 509.
Literatuur
Francien van Anrooij: Crisis en financieel beleid in Nederlandsch-Indië
(1920-1925), in Francien van Anrooij e.a. red.: Between people and
statistics. Essays on modern Indonesian history presented to P. Creutzberg
(Den Haag 1979), pag. 119-132.
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/projecten/BWN/lemmata): lemmata
over E.P. Wellenstein (wnd. directeur Financiën 1919-1920) en L. Götzen
(directeur Financiën 1938-1942).
L. de Bree: Gedenkboek van de Javasche Bank 1828 – 24 januari – 1928.
(2 dln., Weltevreden 1928-1930)
Creutzberg: Ekonomisch beleid, inleidingen op de hoofdstukken.
Leningbevoegdheid, Muntwezen, Financiële en monetaire vraagstukken
in het kielzog van de expansie na 1900.
P. Creutzberg: Public finance 1816-1939 (Den Haag 1976).
N.B.: deel 2 van de serie Changing economy in Indonesia.
Encyclopaedie NI: lemmata Departementen van algemeen bestuur
(I, pag. 585-588); Accountantsdienst (gouvernements) (I, pag. 5-6; VI, pag.
822-824); Javasche Bank (I, pag. 145-158); Kasbeheer (II, pag. 280-283);
Pandhuisdienst (III, pag. 284-285); Verkopingen (openbare), verhuringen,
venduties, vendukantoren (IV, pag. 557-561; VII, pag. 1344-1346);
Zeebrieven en jaarpassen (IV, pag. 815).
G. Keller: Levensbericht van H.J. Bool, in Levensberichten 1898-1899
(Leiden 1899), pag. 31-56.
N.B.: Bool was in de periode 1872-1874 directeur van Financiën.
Kleintjes: Staatsinstellingen, hoofdstukken XXIV, XXV.
De Waal: Aanteekeninge.n
168
Pagina 168
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 169
IV FINANCIËN
169
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
170
03-11-2009
10:34
Pagina 170
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 171
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
V Landbouw, Nijverheid, Handel
en Economische Zaken
<
Tjong A Fie, majoor der
Chinezen te Medan en
adviseur-honorair voor
Chinese Zaken
Fotoverzameling KITLV,
nr. 3595.
Zie hoofdstuk 18.
171
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
172
03-11-2009
10:34
Pagina 172
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 173
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
34 Het Departement van Landbouw,
Nijverheid en Handel
In de laatste twee decennia van de 19e eeuw werd Indië getroffen door
een economische crisis. De Indonesische bevolking nam sterk in aantal
toe. Het welvaartspeil daalde. In de Troonrede van 1901 werd een onderzoek aangekondigd naar de oorzaken van deze ‘mindere welvaart’.
Vooruitlopend op de resultaten probeerde de regering daadwerkelijk het
economisch leven te verbeteren. Bij Koninklijk Besluit van 28 juli 1904
(Ind. Staatsblad 1904 nr. 380) werd het departement van Landbouw opgericht. Prof.dr. Melchior Treub, directeur van de Plantentuin in Buitenzorg,
kreeg de leiding (1904-1909). Het nieuwe departement nam taken over
van de departementen van Binnenlands Bestuur en van Onderwijs,
Eredienst en Nijverheid. Het eerste stootte behalve de landbouw ook de
veeteelt en de paardenfokkerij af, de gouvernementskoffiecultuur, het
boswezen, de uitroeiing van schadelijk gedierte, en enkele jaren later
(Ind. Staatsblad 1910 nr. 253) het beheer van vogelnestklippen, vleermuizengrotten en schildpadeieren. OEN leverde het landbouwonderwijs in;
de visserij; de Plantentuin; het natuurwetenschappelijk onderzoek; relaties met de betreffende wetenschappelijke instellingen en het uitgeven
28
van publicaties op de zojuist genoemde vakgebieden .
De verbreiding van vakkennis en de toepassing van nieuwe methoden en
technieken in de landbouw hadden prioriteit. Zonen uit regentenfamilies
en uit de opkomende middenstand werden opgeleid tot landbouwleraar.
In overleg met het departement OEN werd het vak landbouwhuishoudkunde op het lesprogramma van volksscholen en Opleidingsscholen voor
Inlandse Ambtenaren gezet. Her en der werden demonstratievelden
aangelegd, waar boeren onder leiding van Indonesische opzichters aanschouwelijk onderricht kregen. De Landbouwvoorlichtingsdienst werkte
nauw samen met de irrigatiedienst van het departement van Burgerlijke
Openbare Werken. Bestuursambtenaren met hun grote kennis van land
en volk adviseerden en bemiddelden.
Na 1900 vertoonde de conjunctuur een stijgende lijn. Dit had een gunstig
effect op de handel. Tegelijkertijd probeerde het gouvernement om de
inheemse nijverheid te stimuleren. In dit kader werd de afdeling
Nijverheid en Handel in 1911 overgebracht van het departement OEN naar
het departement van Landbouw (Ind. Staatsblad 1911 nrs. 467, 480, 482).
Voor het oprichten van fabrieken was het departement BB verantwoordelijk. Handelsaangelegenheden bleven gedeeltelijk ressorteren onder
het departement van Financiën.
173
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) vervulde het
departement een spilfunctie in de voedselvoorziening. Door misoogsten
in ZO-Azië en belemmeringen in het scheepvaartverkeer dreigde hongersnood. Middels een systeem van rijstopkoop en rijstdistributie werd
de particuliere handel uitgeschakeld en prijsopdrijving voorkomen. De
binnenlandse voedselaanplant, ook van substituut-gewassen als cassave
en maïs, werd zoveel mogelijk uitgebreid. Het belang van goede statistieken werd hierbij onderkend. Statistische afdelingen van andere departementen werden met de afdeling Handels- en landbouwstatistiek van
het departement LNH samengevoegd tot een Centraal Kantoor voor de
Statistiek (1925), dat o.a. ook de volkstelling van 1930 organiseerde.
De economische crisis van 1929 en de daarop volgende depressie leidden
tot het inzicht dat ‘de oude beginselen van open deur en vrije handel plaats
moesten maken voor een geleide economie’, zoals gouverneur-generaal
29
B.C. de Jonge (1931-1936) het in zijn Herinneringen formuleerde .
Deze koersverandering kreeg zijn beslag in een departementale reorganisatie, waarbij het departement van Landbouw, Nijverheid en Handel
werd omgevormd tot een departement van Economische Zaken (1933).
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale serie in
Otten: Gids, hoofdstuk 16
Stukken over de organisatie en de taakuitoefening van het departement
(op hoofdlijnen), adviezen en rapporten van de directeur LNH zijn te vinden met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar archief, in de
rubrieken:
a. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Agrarische aangelegenheden (zaken); Ambtenaren (bij
het boswezen; landbouw); Bedrijvenwetten; Boeken en geschriften;
Bosbouw/Boswezen (congressen); Botanische congressen; (Internationale) Conferenties, congressen; Consulaire zaken; Cultures;
(Politieke en) Economische toestand / zaken / rapporten en statistieken; Handel (binnenlandse; - en scheepvaart; - en nijverheid; begroting dep. LNH); Handelspolitiek (- voorlichting; - wetgeving); Indische
30
Centrale Aanschaffingsdienst; Industriële eigendom ; In- en uitvoer;
Kamers van Koophandel; Kina; Koffie; Landbouw (- en tuinbouw; instellingen; - verdragen); Nijverheid; Rubber; Rijst (politiek);
Statistiek; Suiker; Thee; Veeteelt (en veeartsenijkunde); Veterinaire
dienst; Visserij; Voedselvoorziening; Welvaartsdiensten; IJkwezen.
174
Pagina 174
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 175
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over landbouw, nijverheid en handel na 1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang:
zie code toegang 2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1900 en de serie geheime
mailrapporten vanaf 1914 bevatten stukken van de directeur. Zie code
toegangen 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
Adviezen en rapporten van de directeur LNH zijn opgenomen in de
bronnenpublicaties:
Creutzberg: Ekonomisch beleid
Van der Wal: Onderwijs
2.
Particulier archief van H.M. Gutteling, 1906-1960,
code toegang 2.21.205.21
Gutteling heeft gewerkt op het departement van LNH en een proefstation
voor rijst. Hij was landbouwconsulent en landbouwleraar aan de
Nederlandsch-Indische Veeartsenschool te Buitenzorg.
3.
Particulier archief van C.G.G.J. van Steenis, 1917-1986,
code toegang 2.21.205.61
Van Steenis was als botanicus o.a. werkzaam bij de Plantentuin te Bogor.
4.
Particulier archief van Th. Wurth, 1893-1918,
Verzameling Losse aanwinsten Indische bestuursambtenaren,
code toegang 2.22.09, bijlage 13
Wurth was directeur van het particuliere proefstation Malang (Oost-Java),
waar met name onderzoek naar de koffiecultuur werd verricht.
Particuliere proefstations werkten samen met het departement LNH.
5.
Particulier archief van J.W. Meijer Ranneft, 1907-1967,
code toegang 2.21.121
Bevat stukken over zijn lidmaatschap van de Economische Commissie,
ingesteld door de gouverneur-generaal bij besluit van 16 oktober 1931
nr. 12. De commissie, waarvan ook de directeur LNH deel uitmaakte, had
tot taak om de Indische regering voor te lichten over sociaal-economische
vraagstukken (inventarisnummers 91-92).
6. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
175
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Economisch Weekblad voor Nederlandsch-Indië, orgaan van het departement van Landbouw, Nijverheid en Handel / departement van Economische
Zaken, 1932-1946 (Batavia).
Bevat o.a. landbouweconomische verslagen; persberichten met betrekking tot Oost-Azië, verzameld door de Dienst voor Oost-Aziatische Zaken
en diens rechtsvoorgangers; marktberichten; statistische gegevens zoals
wisselkoersen en opbrengsten van landsmiddelen.
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Hierin o.a. teksten van redevoeringen van de directeur LNH.
Jaarboeken van het departement van Landbouw / Landbouw, Nijverheid en
Handel in Nederlandsch-Indië 1907-1930 (Weltevreden).
Bevat gegevens over de afdelingen van het departement, alsmede over
de daaronder ressorterende diensten, laboratoria, proefstations en
ondernemingen.
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor dit stuk is gebruik gemaakt van Ind. Staatsblad 1904 nr. 380; 1910
nr. 253; 1911 nr. 467; 1911 nr. 480; 1911 nr. 482; 1914 nr. 194; 1918 nr. 583;
1919 nr. 2; 1924 nr. 576; 1925 nr. 345.
Literatuur
Ch.J. Bernard: Gedenkschrift ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan
van het departement van Landbouw, Nijverheid en Handel 1905-1930
(Weltevreden 1930).
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versi.e
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/projecten/BWN/lemmata): lemmata
over de directeuren van Landbouw, Nijverheid en Handel M. Treub,
H.J. Lovink, A.A.L. Rutgers, E.P. Wellenstein en de eerste directeur van
het Centraal Kantoor voor de Statistiek J. van Gelderen.
P. Boomgaard: The Welfare Services in Indonesia 1900-1942, in Itinerario,
dl X, afl. 1, 1986, pag. 57-81.
Creutzberg: Ekonomisch beleid, inleidingen op de hoofdstukken
Welvaartsplannen en Rijst.
Encyclopaedie NI: lemmata Departementen van algemeen bestuur
(I, pag. 585-588) en Statistiek (IV, pag. 103-108).
Van Dijk: Netherlands Indies.
W.M.F. Mansvelt, P. Creutzberg e.a.: Changing economy in Indonesia: a
selection of statistical source material from the early 19th century up to 1940
(16 dln, Amsterdam KIT / Royal Tropical Institute 1975-1996). Voortaan
geciteerd als Mansvelt, Creutzberg: Changing economy.
176
Pagina 176
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 177
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
N.B.: o.a. met betrekking tot boswezen, handel, nijverheid, rijstprijzen,
bevolkingsgroei.
H.J. van Oorschot: De ontwikkeling van de nijverheid in Indonesië
(Den Haag-Bandoeng 1956).
A.Perk: Historische ontwikkeling van de landbouwvoorlichting in Indonesië
(5 dln., Wageningen ca. 1957).
Gé Prince: Dutch economic policy in Indonesia, 1870-1942, in Angus
Maddison en Gé Prince: Economic growth in Indonesia 1820-1940 (Foris
publications, Dordrecht-Holland / Providence-U.S.A. 1989), pag. 203-226
E. de Vries: De welvaartsdiensten, in Baudet en Brugmans: Balans,
pag. 267-289.
S.L. van der Wal ed.: Herinneringen van jhr. mr. B.C. de Jonge, met brieven
uit zijn nalatenschap (Groningen 1968).
177
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
178
03-11-2009
10:34
Pagina 178
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 179
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
35 Het Departement van Economische Zaken
Bij Gouvernementsbesluit van 22 december 1933 (Ind. Staatsblad 1933 nr.
509) werd het departement van Economische Zaken opgericht: het ging
op 1 januari 1934 van start. De economische crisis van 1929 en de daarop
volgende depressie hadden Nederlandsch-Indië zwaar getroffen. De uitvoer van landbouwproducten en grondstoffen was sterk gedaald. De dure
gulden was voor Indië rampzalig. Voorraden hoopten zich op. Zowel het
westers grootbedrijf als de Indonesische bevolkingslandbouw zagen hun
inkomsten teruglopen. Werknemers werden op grote schaal ontslagen.
De Indonesische nijverheid, nog voornamelijk huisindustrie, werd
bedreigd door een massale import van goedkope Japanse textiel. De desa
kon de werkelozen niet meer opnemen. De overheid ontving minder
inkomsten uit belastingen en uit de verkoop van gouvernementsproducten.
Het nieuwe departement werd een belangrijk instrument in het streven
om de neerwaartse spiraal om te buigen.
Het takenpakket van EZ was grotendeels overgenomen van het departement van Landbouw, Nijverheid en Handel. Het werkterrein omvatte de
land- en tuinbouw, de veeteelt en de visserij. Met voorlichting, onderwijs
(met name landbouwonderwijs) en onderzoek werd gestreefd naar kwaliteitsverbetering en productieverhoging. Het departement verstrekte
vergunningen voor het vissen op o.a. parelschelpen en sponzen, en gaf
huur- of pachtcontracten uit voor het verzamelen van eetbare vogelnesten, vleermuizennesten en schildpadeieren. Binnen- en buitenlandse
handelswaarnemingen werden verwerkt in handelsstatistieken. Ook
ander statistisch materiaal werd verzameld. Illustratief voor de omslag
van een ‘laissez-faire’ beleid naar een geleide economie was de bevoegdheid om ‘in bijzondere omstandigheden’ maatregelen te treffen ten aanzien
van handel, cultures en nijverheid. Ook de binnenlandse groot- en kleinindustrie moest worden bevorderd. Van het departement van
Gouvernementsbedrijven werd het beheer van landsondernemingen van
land- en mijnbouw overgenomen; de verkoop van de betreffende producten en de landsdrukkerij. Ten slotte werden het bos- en ijkwezen met de
centrale aanschaffingsdienst bij EZ ondergebracht.
Binnen het departement vervulde de hoofdambtenaar van Economische
Zaken de functie van spil. Samen met een kleine staf assisteerde hij de
directeur en zorgde voor een efficiënte taakvervulling. H.J. van Mook
bezette als eerste deze post, die voor hem de opstap vormde naar het
directoraat EZ (1937).
179
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Samen met ambtenaren van Nederlandse ministeries (Koloniën, Economische Zaken) nam de directeur EZ deel aan internationale bijeenkomsten waar afspraken werden gemaakt over te leveren quota rubber,
suiker, thee en tin. Door middel van contingentering hoopte men het
productieproces gedeeltelijk veilig te stellen en daardoor een zeker percentage werkgelegenheid en inkomsten te garanderen. Binnenslands
werd over de toepassing van de restricties overleg gevoerd met diverse
koepelorganisaties in het bedrijfsleven: de Indische Ondernemersbond,
de Nederlandsch-Indische Vereeniging voor de Afzet van Suiker, het
Algemeen Landbouwsyndicaat en de Algemeene Vereeniging voor
Rubberplanters ter Oostkust van Sumatra. De voorzitters van beide
laatstgenoemde organisaties werkten mee aan nieuwe regelgeving. Door
uitgifte van individuele licenties, gebaseerd op gedetailleerd onderzoek,
werd geprobeerd om de bevolkingsrubbercultuur op peil te houden.
In de handel werd eveneens gewerkt met contingenteringen. In overleg
met handelspartners streefde EZ naar een koppeling van afzetquota van
Indonesische producten aan invoerquota. Met Japan vonden moeizame
onderhandelingen plaats over de beperking van de invoer van goedkope
textiel, ter bescherming van de opkomende Indonesische weefnijverheid:
de besprekingen leidden in 1936 en 1937 tot overeenkomsten. Ook met
Nederland werd onderhandeld, o.a. over een beperkte invoer van Twents
textiel. Den Haag toonde zich weinig begripvol. Die opstelling leidde, in
combinatie met het te lang handhaven van de gouden standaard, tot
toenemende spanningen. In 1936 reisde een ambtelijke delegatie onder
leiding van de directeur Economische Zaken G.H.C. Hart, oud-voorzitter
van de Indische Ondernemersbond, naar Nederland voor overleg over
een betere economische samenwerking. Bij die gelegenheid besloot Den
Haag 25 miljoen gulden van de Indische staatsschuld over te nemen. Dit
bedrag moest worden besteed aan maatregelen, waardoor de welvaart
zou worden bevorderd. Veel aandacht werd geschonken aan het op peil
houden van lage rijst-prijzen. Dit lukte door manipulatie van beschikbare
voorraden, gerichte plaatselijke opkoop en beperking van de invoer. De
ervaringen die tegen het einde en vlak na de Eerste Wereldoorlog met de
voedseldistributie waren opgedaan, kwamen in de jaren ’30 goed van pas.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale serie in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Stukken over de organisatie en de taakuitoefening van het departement
(op hoofdlijnen), adviezen en rapporten van de directeur EZ zijn te vinden
met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar archief, in de
rubrieken:
180
Pagina 180
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 181
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
a.
periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Agrarische aangelegenheden (zaken); Ambtenaren;
Bedrijfsreglementeringen; Bedrijvenwetten; Bodemkunde; Bosbouw/
Boswezen (congressen); Botanische congressen; (Internationale)
Conferenties, congressen; Consulaire zaken; Cultures; (Politieke en)
Economische toestand / zaken / rapporten en statistieken; Handel
(binnenlandse; - en scheepvaart); Indische Centrale Aanschaffingsdienst; In- en uitvoer; Kamers van Koophandel; Kina; Koffie; Landbouw (- en tuinbouw; - internationale instellingen; - verdragen); Landsproducten; Mijnwezen; Nijverheid; Rubber; Rijst (politiek); Statistiek;
Suiker; Thee; Tin; Veeteelt (en veeartsenijkunde); Veterinaire dienst;
Visserij; Voedselvoorziening; Welvaartsdiensten; IJkwezen.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over economische zaken
na 1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang. Binnen die afdeling werd in 1933 een apart Bureau Economische Zaken opgericht. Dit
bureau hield eigen agenda’s bij, met klappers. In 1938 kwam bij de 4e
afdeling nog een Bureau Welvaartszaken. De behandeling van alle aangelegenheden, behorende tot het departement van Economische Zaken en
de buitenlandse handel, werd in 1938 ondergebracht in een nieuwe, 8e
afdeling. Zie code toegang 2.10.36.011, pag. 25-29.
Zie voor stukken over het mijnwezen en de tin (ook vóór 1921) de toegangen van de 5e afdeling: code toegang 2.10.36.011, inventarisnummers 620
en 624-625.
Ook het geheim- en kabinetsarchief en de serie geheime mailrapporten
vanaf 1914 bevatten stukken van de directeur EZ.: code toegangen
2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07.
Adviezen en rapporten van de directeur EZ zijn opgenomen in de bronnenpublicatie:
Creutzberg: Ekonomisch beleid
Archief van het Commissariaat voor Indische Zaken (agentschap van de
Nederlandsch-Indische regering in Nederland), (1880) 1927-1949 (1950),
code toegang 2.10.49.
Bevat stukken over crisisaangelegenheden, o.a. de restricties (inventarisnummers 3458-3479).
2.
Het archief van de Directie Handel en Nijverheid van het ministerie van Economische Zaken, 1905-1943, code toegang 2.06.001
Bevat stukken over economische aangelegenheden van
Nederlandsch-Indië en de economische betrekkingen met Nederland
(zie pag. 200-201).
181
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Zie voor de restricties ook het archief van het ministerie van Buitenlandse
Zaken, directie Economische Zaken, 1919-1940, code toegang 2.05.37.
De bronnenpublicatie van B.G.J. de Graaff, W.J.M. Klaassen, J. Woltring:
Documenten betreffende de buitenlandse politiek van Nederland 1919-1945,
periode B 1931-1940 4 dln. (’s-Gravenhage 1985-1996, Rijks Geschiedkundige Publicatiën gr. serie 191, 199, 212, 234) bevat stukken (o.a. uit de hier
genoemde archieven) over de Nederlandse/Indische deelname aan internationale onderhandelingen inzake restricties.
3.
Particulier archief van A. Groothoff, 1895-1969,
code toegang 2.21.076
Groothoff was in de jaren ’30 voorzitter van de Nederlandsch-Indische
delegatie bij de Internationale Tin Commissie te Londen; lid van de
Commissie inzake contingenteringen en lid van het International Rubber
Regulation Committee.
4.
Particulier archief van J.W. Meijer Ranneft, 1907-1967,
code toegang 2.21.121
Bevat stukken over de handelsbesprekingen met Japan. Meijer Ranneft
leidde de Nederlandse delegatie, waarvan de directeur EZ deel uitmaakte
(inventarisnummers 93-98).
5.
Particulier archief van B.C. de Jonge, 1885-1958,
code toegang 2.21.095
Hierin o.a. notulen van buitengewone vergaderingen van de Raad van
Indië over de rubberrestrictie (inventarisnummer 84). De directeur EZ
nam hieraan deel.
6.
Archief van het hoofdkantoor van de Nederlandsche
Handel-Maatschappij N.V. code toegang 2.20.01
en van de hierbij gedeponeerde archieven (1784) 1824-1964 (1994), (2 dln).
Zie onder de Tweede Afdeling (vanaf 1915 de afdeling voor cultuurzaken in
de Oost): stukken inzake thee-, kina-, en rubberrestricties in de jaren ’30
(inventarisnummers 8955-8962; 9007; 9147; 9163). Het materiaal geeft
ook inzicht in het beleid van het departement EZ.
7.
Archief van de Nederlandsch-Indische Vereeniging voor de
Afzet van Suiker (NIVAS), 1932-1958, code toegang 2.20.09.03
Bevat stukken over bijeenkomsten van de International Sugar Council;
de benoeming van een regeringscommissaris bij de NIVAS; regelgeving
inzake de beperking van de suikerproductie en de toepassing daarvan.
Zie hoofdstuk 38.
182
Pagina 182
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 183
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
8.
Archief van de Federatie van Verenigingen van de Bergcultuurondernemingen (Federabo), 1935-1969, code toegang 2.20.50
Van deze in Den Haag gevestigde koepelorganisatie waren lid: de Internationale Vereniging voor Rubbercultuur in Nederlandsch-Indië; de
Vereniging voor de Theecultuur in Nederlandsch-Indië; de Koffie- en
Cacao-producenten Vereniging; de Vereniging voor de Kinacultuur en de
Vereniging voor Kapok- en cacaocultuur. De Federatie behartigde o.a. de
belangen van de leden bij de regering en haar organen. Het archief bevat
stukken over de restricties van rubber, thee, kina en kapok.
Zie hoofdstuk 39.
9.
Archief van de Ondernemersraad voor Nederlandsch-Indië /
Indonesië te ’s-Gravenhage, 1921-1968, code toegang 2.20.02.01
Bevat stukken betreffende de in Nederlandsch-Indie gevestigde Indische
Ondernemersbond. Zie hoofdstuk 40.
10. Particulier archief van G.W.J. Bruins, 1895-1948,
code toegang 2.21.191.01
Bruins, een autoriteit op financieel-economisch en monetair terrein,
was o.a. voorzitter van een adviescommissie nopens de bevordering van
economische samenwerking tussen Nederland en Nederlandsch-Indië
(1932-1934): zie inventarisnummers 410-427 en 1016-1019.
11. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl)
Economisch Weekblad voor Nederlandsch-Indië, orgaan van het departement van Landbouw, Nijverheid en Handel / departement van Economische
Zaken, 1932-1946 (Batavia)
Bevat o.a. Landbouweconomische verslagen; persberichten met betrekking tot Oost-Azië, verzameld door de Dienst voor Oost-Aziatische Zaken
en diens rechtsvoorgangers; marktberichten; statistische gegevens zoals
wisselkoersen en opbrengsten van landsmiddelen.
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Hierin o.a. teksten van redevoeringen van de directeur EZ
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor dit stuk is gebruik gemaakt van Ind. Staatsblad 1933 nr. 509
183
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Literatuur
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/projecten/BWN/lemmata): lemmata
over de directeuren van Economische Zaken E.P. Wellenstein,
G.H.C. Hart, H.J. van Mook.
Creutzberg: Ekonomisch beleid, inleidingen op de capita selecta Rijst,
De restricties, Nijverheid en Handelspolitiek.
Albert Kersten ed.: Inleiding op Het dagboek van dr. G.H.C. Hart, Londen
mei 1940-mei 1941 (Den Haag 1976).
Mansvelt en Creutzberg: Changing economy.
N.B.: o.a. met betrekking tot boswezen, handel, nijverheid, rijstprijzen,
bevolkingsgroei.
H.J. van Oorschot: De ontwikkeling van de nijverheid in Indonesië
(Den Haag-Bandoeng 1956).
Gé Prince: Dutch economic policy in Indonesia, 1870-1942, in Angus
Maddison en Gé Prince: Economic growth in Indonesia 1820-1940 (Foris
publications, Dordrecht-Holland / Providence-U.S.A. 1989), pag. 203-226.
Arjen Taselaar: De Nederlandse koloniale lobby. Ondernemers in de
Indische politiek 1914-1940 (Leiden 1998). Voortaan geciteerd als Taselaar:
Koloniale lobby.
184
Pagina 184
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 185
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
36 J.Th. Cremer (1847-1923)
Jacob Theodoor Cremer (1847-1923) was een echte ‘Deli-man’. Hij kende
de streek uit de tijd toen hij agent van de Nederlandsche Handel-Maatschappij te Singapore was (1870-1871). In 1871 trad hij in dienst van de
Deli-Maatschappij; als administrateur, later hoofdadministrateur, bracht
hij het bedrijf tot grote bloei. Het benodigde personeel wierf hij in China.
Op zijn initiatief kwam de Deli Plantersvereniging tot stand (1879).
Cremer was ook de man achter het rekest van 1876, waarin de planters
de gouverneur-generaal verzochten om de poenale sanctie te handhaven.
Hiermee werd gereageerd op een in de Tweede Kamer ingediende motie
(1875) voor afschaffing van strafbepalingen tegen koelies die contractbreuk pleegden. Met zijn brochure ‘Een woord uit Deli tot de Tweede
Kamer der Staten-Generaal’ (1876) bekrachtigde Cremer het rekest: daarin
stelde hij, dat de poenale sanctie voor de ondernemer een onmisbaar
instrument was om rust en orde te handhaven, ter bevordering van de
welvaart. De actie had succes: de strafbepalingen werden opgenomen in
een nieuwe Koelieordonnantie (1880), waarvoor Cremer een ontwerp had
gemaakt.
Na terugkeer in Nederland bleef hij zijn talenten voor Indië inzetten.
Zo richtte hij in 1883 de Deli-Spoorwegmaatschappij op, waarvan hij de
eerste directeur werd. Een jaar later volgde de Nederlandsch-Indische
Landbouwmaatschappij. Deze onderneming moest kredieten verstrekken
aan cultuurondernemingen en banken, die door de suikercrisis in de
problemen waren gekomen. In ‘Deli(sche) schetsen’, gepubliceerd in het
weekblad Eigen Haard (1888-1890, 1908-1909) en in de brochure ‘Ons land
van onbeperkte mogelijkheden, reisschetsen’ beklemtoonde Cremer de
betekenis van westerse ondernemingen voor de welvaart van de Indonesische bevolking. Hij schetste het dagelijks leven van de koelies, hun
vrijetijdsbesteding, huisvesting; hij wees op de sterk verbeterde geneeskundige zorg, en constateerde een groeiende hunkering naar kennis bij
de Indonesische bevolking. Jaargang 1885 van het Tijdschrift van Nederlandsch-Indië bevat zijn pleidooi voor openlijke toelating van Klingalezen
uit Brits-Indië in Sumatra’s Oostkust: die waren volgens hem bij uitstek
geschikt voor de suiker- en koffiecultuur, terwijl Chinezen beter in de
tabak konden werken. Hij toonde zich voorstander van immigratie van
verschillende rassen in de regio: naar zijn mening bevorderde kolonisatie
de stabiliteit.
185
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Cremer was lid van de Liberale Unie. Gedurende 1884-1897 en 1901-1905
vertegenwoordigde hij deze organisatie in de Tweede Kamer. Hij moest
zijn lidmaatschap van de Eerste Kamer (1912-1922) onderbreken toen hij
de regeringsopdracht kreeg om Nederland als gezant in de Verenigde
Staten te vertegenwoordigen (1918-1920). In het kabinet Goeman-Borgesius
(1897-1901) beheerde hij de portefeuille Koloniën. Als minister zorgde hij
o.a. voor uitbreiding en verbetering van de infrastructuur en voor de totstandkoming van de Indische Mijnwet (1899). Na afloop van zijn Tweede
Kamerlidmaatschap keerde hij terug naar de Nederlandsche HandelMaatschappij, eerst als president (1907-1912), later als koninklijk commissaris (1914-1918). In 1910 nam hij het initiatief tot oprichting van het
Koloniaal Instituut te Amsterdam (nu het Tropeninstituut), dat tot taak
kreeg om kennis en materiaal te verzamelen over de Nederlandse overzeese gebiedsdelen, voornamelijk ter bevordering van de economische
ontwikkeling. In 1916 organiseerde het instituut een onderwijscongres,
met als thema assimilatie-adaptatie. Eén van de sprekers was de nationalist Soewardi Soerianingrat, die op grond van zijn politieke activiteiten
in 1913 uit Indië was verbannen en in Nederland o.a. een onderwijzersopleiding volgde. Hij pleitte voor het gebruik van inheemse talen op lagere
31
scholen en voor Nederlands in het voortgezet en hoger onderwijs . Een
verslag van dit congres berust in Cremers archief.
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Particulier archief van het geslacht Cremer en aanverwante
geslachten, 1618-1941, code toegang 2.21.043
De inventarisnummers 184-331 bevatten de papieren van J.Th. Cremer.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de nummers: 244; 268;
322; 324-325; 331.
2.
Archief van de Deli-Maatschappij, 1869-1967,
code toegang 2.20.46
Zie hoofdstuk 37.
3.
4.
Archief van de Deli Spoorwegmaatschappij, 1883-1970,
code toegang 2.20.11
Particulier archief van C.H.A. van der Wijck, 1892-1898,
code toegang 2.21.183.98
Van der Wijck was gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië
1893-1899. Inventarisnummer 3 bevat brieven, gewisseld tussen hem
en minister van Koloniën Cremer.
186
Pagina 186
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 187
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
5. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Minuten van brieven van minister Cremer in het openbaar, geheim en
kabinetsarchief 1897-1901, code toegangen 2.10.02; 2.10.36.011; 2.10.36.04;
2.10.36.051; 2.10.36.013.
In de brieven worden uiteenlopende onderwerpen behandeld. Zie voor
een overzicht van de rubrieken in de indices op het openbaar verbaalarchief hoofdstuk 44.
Brieven van minister Cremer zijn opgenomen in de bronnenpublicaties:
Creutzberg: Ekonomisch beleid
Van der Wal: Onderwijs
6.
Archief van het hoofdkantoor van de Nederlandsche
Handel-Maatschappij, code toegang 2.20.01
en de hierbij gedeponeerde archieven, 1784-1994, (2 dln).
Inventarisnummers 5874-5875 bevatten minuten van uitgegane geheime
en confidentiële brieven van de president J.Th. Cremer.
7. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via overzichtspagina KB (www.kb.nl)
Handelingen en Bijlagen van de Staten-Generaal, 1884-1905; 1912-1922
Hierin o.a. teksten van redevoeringen van Kamerlid en minister Cremer.
Literatuur
C.J.K. van Aalst: J.Th. Cremer, in Levensberichten, 1923-1924
(Leiden 1924), pag. 48-64.
J.F.L. de Balbian Verster samensteller: Deli-Maatschappij 1869-1919.
Gedenkschrift bij gelegenheid van het vijftigjarig bestaan (Amsterdam 1919).
Voortaan geciteerd als Balbian Verster: Deli-Maatschappij.
J.F.L. de Balbian Verster ed.: Jeugd en jongelingsjaren van Jacob Theodoor
Cremer (30 juni 1847 – 14 augustus 1923) (Den Haag 1924, autobiografie).
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/projecten/BWN/lemmata): lemma over
J.Th. Cremer.
J. Breman: Koelies, planters en koloniale politiek: het arbeidsregime op de
grootlandbouwondernemingen aan Sumatra’s Oostkust in het begin van de
twintigste eeuw (Leiden 1992, 3e dr). Vootaan geciteerd als Breman: Koelies.
187
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
R. Broersma: Oostkust van Sumatra, 2 dln (Batavia 1919, Deventer 1922),
deel 1: De ontluiking van Deli.
J.Th. Cremer: Een woord uit Deli tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal
(Amsterdam 1876).
N.B. Overdruk in zijn archief, inventarisnummer 325.
J.Th. Cremer: Deli(sche) schetsen, in Eigen Haard (1888, afl. 3 en 17
november; 1889, afl. 2 februari, 1 juni; 1890, afl. nrs. 37 en 43; 1908,
afl. 14 november; 1909, afl. 30 januari).
N.B. Ook in zijn archief, inventarisnummer 324.
J.Th. Cremer: Emigratie van Hindu’s naar Sumatra’s Oostkust, in
Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië, 14e jrg., 1885, pag. 301-311.
N.B. Overdruk in zijn archief, inventarisnummer 325.
J.Th. Cremer: Ons land van onbeperkte mogelijkheden, reisschetsen
(bijvoegsel van het Nieuws van den dag 1 juli 1914.
N.B. Zie zijn archief, inventarisnummer 325.
Encyclopaedie NI: lemmata over J.Th. Cremer (V, pag. 290-291) en
Instituten (Koloniaal Instituut, II, pag. 155-157; VI, pag. 957).
P.W. Modderman, T. Volker en G. van der Veen: Gedenkboek uitgegeven ter
gelegenheid van het vijftig jarig bestaan van de Deli Planters Vereeniging
(Weltevreden 1929).
J. Weisfelt: De Deli Spoorweg Maatschappij als factor in de economische
ontwikkeling van de Oostkust van Sumatra (Rotterdam 1972).
188
Pagina 188
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 189
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
37 N.V. Deli-Maatschappij
De Deli-Maatschappij (1869) was de eerste naamloze vennootschap in
Nederlandsch-Indië. Eén van de aandeelhouders was de Nederlandsche
Handel-Maatschappij. Blijkens de statuten was de doelstelling: het ontginnen en bebouwen van gronden in de regio; het verwerken, vervoeren
en (in commissiehandel) verkopen van producten; het verrichten van
mijnbouwkundig en geologisch onderzoek, en het ontginnen van mijnen
en bronnen; het financieren van, en het deelnemen aan andere ondernemingen, vennootschappen en consortia. Onder de leiding van de administrateur (later hoofdadministrateur) J.Th. Cremer (1871-1881) kwam het
bedrijf tot grote bloei. Cremer was de hoogste vertegenwoordiger in Indië
van de in Nederland gevestigde directie. Tabak was het voornaamste product. In het begin van de 20e eeuw werd de rubbercultuur ontwikkeld.
De Deli-Maatschappij had grote invloed in de Deli Planters Vereeniging
(1879, DPV) en later ook in de Algemeene Vereeniging voor Rubberplanters ter Oostkust van Sumatra (1910, AVROS): beide organisaties
behartigden de belangen van de westerse landbouw en industrie.
Aanvankelijk had de onderneming weinig te maken met het koloniaal
bestuur. Landbouwconcessies werden in rechtstreeks overleg met inlandse zelfbestuurders verkregen. In deze situatie kwam verandering toen
Sumatra’s Oostkust in 1873 een aparte residentie werd. Het Gouvernementsbesluit van 28 januari 1877 bepaalde, dat bij gronduitgiften modelakten moesten worden gebruikt, die waren opgesteld en gelegaliseerd
door het hoofd van het gewestelijk bestuur. Dit besluit, dat voortvloeide
uit de Agrarische Wet (1870), had tot doel de uniformiteit te bevorderen
en de inlandse bevolking te beschermen tegen oneerlijke praktijken van
particuliere ondernemers. Na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) werd
de Erfpachtordonnantie voor de zelfbesturende landschappen buiten Java
en Madoera afgekondigd (Ind. Staatsblad 1919 nr. 61): hiermee konden
grondconcessies worden omgezet in erfpacht. Voor ondernemers was
dit aantrekkelijk: erfpacht was beter verhandelbaar. De zelfbestuurders
daarentegen beschouwden de ordonnantie als een aantasting van hun
bestuurlijke bevoegdheden, als vastgelegd in de politieke contracten met
het gouvernement. Het zou tot het einde van de jaren ’30 duren voordat
de betrokken partijen tot een oplossing wisten te komen. Uit het archief
van de maatschappij blijkt dat behalve bestuursambtenaren ook de
32
inspectie voor Agrarische Zaken en de DPV bij deze problematiek
betrokken waren.
189
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Omdat de vraag naar inheemse arbeidskrachten het aanbod in de regio
overtrof, werd nieuw personeel geworven in China en op Java. In de jaren
’80 en ’90 van de 19e eeuw trokken veel Chinezen naar Deli. Daarna stagneerde de toestroom, enerzijds omdat de Chinese regering bezwaren
koesterde tegen een zo massale uittocht van onderbetaalde arbeidskrachten, anderzijds omdat de Nederlandsch-Indische regering bang was
voor politieke en economische spanningen, vooral op het dichtbevolkte
Java. In 1931 werd de werving van Chinezen definitief stopgezet. Migratie
vanuit Java geschiedde met instemming van het gouvernement, dat op
deze wijze probeerde het probleem van de overbevolking op dit eiland aan
te pakken.
De rechtspositie van de koelies was geregeld in Koelieordonnanties,
waarin ook de poenale sanctie was opgemomen. In-, en uitheemse
arbeidskrachten die contractbreuk pleegden, waren strafbaar. De toepassing van de sanctie en meer in het algemeen de behandeling van koelies
door hun werkgever werden fel bediscussieerd in pers en parlement
na de verschijning van ‘De millioenen uit Deli’, de beruchte brochure van
J. van den Brand (1902). Als reactie daarop gaf het gouvernement de
Bataviase officier van Justitie J.C.T. Rhemrev in 1903 opdracht om een
officieel onderzoek naar de werkomstandigheden in te stellen. Daartoe
bezocht Rhemrev ook de ondernemingen van de Deli-Maatschappij, zie
het archief.
Zijn rapport had tot resultaat dat er een Arbeidsinspectie werd ingesteld,
eerst bij wijze van tijdelijke maatregel voor Sumatra’s Oostkust, in 1908
definitief voor heel Nederlandsch-Indië (Ind. Staatsblad 1908 nr. 400).
De inspectie, die viel onder het departement van Justitie, hield toezicht
op de werving van arbeiders en op de uitvoering van de koelieordonnantie
in het algemeen. De Deli Planters Vereeniging en de AVROS schonken in
hun publicaties veel aandacht aan deze nderwerpen.
De zorg voor het personeel omvatte o.a. huisvesting, scholing (op Maleis/
Javaanse grondslag), geneeskundige hulp, het organiseren van selamatans (rituele maaltijden) en wajangvoorstellingen. Kinderen van Europese
werknemers konden vanaf 1926 naar de ‘Plantersschool’ met internaat te
Brastagi, gebouwd op kosten van de DPV. Na de onlusten op Java en
Sumatra (eind 1926 - begin 1927) richtte de DPV een inlichtingendienst op,
‘to trace the circumstances that may disturb peace and order on the estates
of the Eastcoast of Sumatra and in Atjeh’. De dienst rapporteerde over activiteiten van diverse Indonesische organisaties zoals de Partai Nasional
Indonesia, Mohammadjah, de communistische partij.
Onderzoek naar de tabakscultuur werd verricht in het uit 1895 daterende
Proefstation voor de Deli-tabak. Aanvankelijk was het instituut ondergebracht in de Plantentuin te Bogor, in 1906 werd het verplaatst naar
Medan, de hoofdplaats van Sumatra’s Oostkust. De serie Mededelingen
190
Pagina 190
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 191
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
van het proefstation bevat artikelen over tabakszaden, bemestingsproeven,
barometer- en regenwaarnemingen, etc. Ook de AVROS exploiteerde een
proefstation.
Het archief van de Deli-Maatschappij omvat ook archieven van dochtermaatschappijen en ondernemingen, waarmee een fusie was aangegaan.
De NV Waterleidingmaatschappij Ajer Beresih was zo’n dochteronderneming. Ze werd opgericht in 1905, nadat de gouverneur-generaal daartoe
een concessie had verleend. De Ajer Beresih moest in de eerste plaats de
hoofdplaats Medan via buiswaterleidingen van drinkwater voorzien, en
vervolgens het hele gewest.
Foto’s en kaarten geven inzicht in de wijze waarop de Deli-Maatschappij
heeft gefunctioneerd en heeft bijgedragen aan de openlegging en ontwikkeling van de Oostkust.
Na de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) verlegde de maatschappij een
groot deel van zijn activiteiten naar de Verenigde Staten. De ondernemingen werden in 1959 door de Indonesische regering genationaliseerd.
Archieven en gedrukte bronnen
1.
Archieven van de Deli-Maatschappij en daarmee gefuseerde
bedrijven, 1869-1967, code toegang 2.20.46
In dit bestand zijn opgenomen de archieven van: Deli Cultuur Maatschappij; Deli-Batavia Maatschappij en Deli-Batavia Rubber Maatschappij;
Tabak Maatschappij Arendsburg; Cultuur Maatschappij De Oostkust;
Cultuur Maatschappij Batang Sangir; Amsterdam-Langkat Compagnie;
Holland-Deli Compagnie; Rimboen Tabak Maatschappij; Cultuur
Maatschappij Kota Pinang; N.V. Purperhoedenveem; N.V. Pakhuizen
Exploitatie maatschappij; J. Goldschmidt & Zonen N.V.; N.V. Beleggingsen Beheersmaatschappij de Amstel; N.V. Assurantie Bemiddeling
Maatschappij A.B.M.; Handelmaatschappij, voorheen fa. P. Jennen;
Jennen Automaten N.V.; N.V. Gazan, Van der Linden & Co., Tabakhandel
Maatschappij; HTL Tabak-Maatschappij N.V.; Waterleiding Maatschappij
Ajer Beresih N.V.
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inleiding en de nummers 4; 7; 16; 29;
38-39; 60-61; 159; 165; 171; 228; 283-284; 293; 305; 307; 314; 324-326;
330-331; 378; 416; 424.
2. Particulier archief van J.Th. Cremer, code toegang 2.21.043
onderdeel van het archief van het geslacht Cremer en aanverwante
geslachten, 1618-1941,
Zie hoofdstuk 36.
191
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
3.
Particulier archief van G. Jansen, 1908-1960,
code toegang 2.21.228
Zie hoofdstuk 18. Het archief bevat gegegevens over aan de
Deli-Maatschappij uitgeven gronden.
4.
Archief van het hoofdkantoor van de Nederlandsche
Handel-Maatschappij N.V. code toegang 2.20.01
en van de hierbij gedeponeerde archieven (1784) 1824-1964 (1994), (2 dln.).
Zie bij voorbeeld de Series algemene correspondentie. Deze zijn over de
periode 1824-1902 toegankelijk met behulp van algemene indicateurs. De
indicateurs vormen tevens een toegang op de dagelijkse notulen over
1832-1879 en op de confidentiële notulen van de vergaderingen der directie 1824-1902: rubriek Deli;
Eerste afdeling: die hield zich in de periode 1828-1919 bezig met cultuurzaken in de Oost. Zie bij voorbeeld inventarisnummer 7956 uit de dossierserie cultuurzaken;
Tweede afdeling: deze nam in 1919 de cultuurzaken over van de Eerste
Afdeling. Zie bij voorbeeld uit de dossierserie betreffende cultuurondernemingen en cultuurproducten de inventarisnummers 9075, 9098-9100;
uit de dossierserie bergcultures inventarisnummer 9277; inventarisnummer 9188 (consignatiecontracten).
5. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Stukken over landbouw, concessieverleningen, arbeidsaangelegenheden
en de Deli Maatschappij c.a. zijn te vinden met behulp van de toegangen
(indices) op het openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Afstand en
verhuringen van land; Agrarische aangelegenheden; Kolonisatiën/
kolonisatie, landverhuizingen, koelies; Kunsten en wetenschappen;
Ministerie; Naamloze maatschappijen.
b. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Agrarische aangelegenheden/zaken;
Arbeidsaangelegenheden; Erfpacht; Geneeskunde/volksgezondheid;
Grond (-bezit, -rechten); Kolonisatie (hieronder ook. emigratie, transmigratie, arbeidsinspectie, poenale sanctie, werving, koelies, koelieaanslagen); Landbouw (cultuur in het algemeen); Naamloze vennootschappen en verenigingen; Onderwijs; Poenale sanctie; Politieke
stromingen (en maatregelen); Politieke en economische toestand.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over de Deli-Maatschappij
192
Pagina 192
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 193
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
na 1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang: zie code toegang
2.10.36.011.
Ook het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1850 en de serie geheime
mailrapporten vanaf 1914 bevatten belangrijk materiaal: code toegangen
2.10.02 (periode 1850-1900); 2.10.36.051; 2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07
(periode na 1900).
6. Archieven van het ministerie van Buitenlandse Zaken
Zie voor stukken over de werving bij voorbeeld de serie A-dossiers,
1871-1918, code toegang 2.05.03, o.a. dossier A119; archieven van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in China (Peking, Chungking,
Nanking), (1862) 1872-1954, code toegang 2.05.90, o.a. inventarisnummer
514; archief van het Nederlandse consulaat-generaal te Shanghai, (1852)
1877-1951, code toegang 2.05.91.
7. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B. raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Handelingen en Bijlagen van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.
O.a. voor behandeling van koelieordonnanties, de brochure van Van den
Brand en het Rhemrevrapport.
Handelingen en Bijlagen van de Volksraad
Een goede toegang tot deze bron vormen de jaarverslagen van de Deli
Planters Vereeniging 1918-1939, zie de paragraaf ‘Deli in de Volksraad’
(archief Delimij., inventarisnummers 304-305).
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor deze notitie zijn gebruikt Ind. Stbld 1908 nr. 400; 1919 nr. 61.
Literatuur
Balbian Verster: Deli-Maatschappij 1869-1919.
H.L. Bool: De landbouwconcessies in de residentie Oostkust van Sumatra
[Utrecht 1903].
Breman: Koelies.
N.B.: Hierin zijn zowel de brochure van J. van den Brand als het rapport
van J.C.T. Rhemrev integraal opgenomen.
R. Broersma: Oostkust van Sumatra. I: De ontluiking van Deli, II:
De ontwikkeling van het gewest (2 dln Batavia 1919 – Deventer 1922).
A.M.C. Bruinink-Darlang: Het penitentiair stelsel in Nederlands-Indië van
1905 tot 1940 (Alblasserdam 1986).
193
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
A.H.P. Clemens en J.Th. Lindblad: Het belang van de Buitengewesten.
Economische expansie en koloniale staatsvorming in de Buitengewesten
van Nederlands-Indië 1870-1942 (Amsterdam NEHA 1989).
N.B.: Hierin een bijdrage van A. van Kommer: De Deli-maatschappij aan
de Oostkust van Sumatra.
H. Cremer, P.H. Ledeboer: Gedenkschrift aangeboden aan den heer Herbert
Cremer directeur NV Deli-Maatschappij. Gedenkschrift Deli-Maatschappij
1916-1941 (Amsterdam 1941).
E. Enthoven: NV Deli-Maatschappij. Gedenkschrift bij gelegenheid van het
zestigjarig bestaan aansluitende bij het gedenkboek van 1 november 1919
(Amsterdam 1929).
K.J. Pelzer: Planter and peasant. Colonial policy and the agrarian struggle
in East Sumatra 1863-1947 (Den Haag 1978).
A.L. Stoler: Capitalism and confrontation in Sumatra’s plantation belt,
1870-1979 (Yale University Press, New Haven and London 1985).
194
Pagina 194
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 195
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
38 Suikerpolitiek
Bij Gouvernementsbesluit van 24 december 1906 (Bijblad nr. 6584) werd
een commissie benoemd, die de regering, de departementshoofden en de
hoofden van gewestelijk bestuur moest adviseren over aangelegenheden
betreffende de suikerindustrie op Java. De hoofdambtenaren moesten de
adviezen van de commissie als bijlagen bij hun voorstellen voegen.
De Ethische politiek, waartoe in de Troonrede van 1901 officieel het startsein was gegeven, was gericht op bevordering van de welvaart van de
Indonesische bevolking. In dit verband was de suikerindustrie van belang:
suiker, zo had de president van de Javasche Bank N.P. van den Berg eens
opgemerkt, was de kurk waarop Java dreef. De bedrijfstak was goed
georganiseerd. Dit had tot gevolg, dat het Algemeen Syndicaat (A.S.)
van Suikerfabrikanten met het werk van de commissie werd belast.
Het syndicaat, dat in 1894 was opgericht, behartigde de belangen van de
leden in de meest ruime zin. Zo had de organisatie een belangrijk aandeel
33
in de totstandkoming van de inspectie voor Agrarische Zaken (1903) ,
die moest zorgen voor een eenduidige, onpartijdige toepassing van de
Grondhuur- en Fabriekenordonnanties. De Indonesische maatschappij
droeg nog een feodaal karakter: adatrechtelijke verhoudingen overheersten. Bestuursambtenaren waren geneigd op te komen voor de belangen
van de bevolking ten koste van die van de ondernemers. Intern streefde
het A.S. naar kennisuitbreiding en kwaliteitsverbetering. Hiertoe werden
bijeenkomsten georganiseerd en prijsvragen uitgeschreven. Het syndicaat
onderhield nauwe relaties met het door de suikerfabrikanten opgerichte
en bekostigde Proefstation voor de Java Suikerindustrie, dat o.a. rietsoorten onderzocht, proeven nam met bemesting en regenmetingen en
maalstaten uitgaf. Uitkomsten van onderzoek en relevante regelgeving
werden gepubliceerd in het Archief voor de Suikerindustrie, het officiële
syndicaatsorgaan. In Nederland was het syndicaat vertegenwoordigd
door een commissie.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) hoopten de exportproducten zich op. De oorlogvoering en het daarmee samenhangende
gebrek aan scheepsruimte belemmerden het transport. Ook de noodzakelijke invoer van rijst kwam vrijwel stil te liggen. Er dreigde ontwrichting
van het economisch leven en hongersnood. In 1917 verenigden 60% van de
suikerfabrikanten zich in de Java Suiker Vereeniging, die werd belast met
de verkoop van de onverkochte voorraden. Het gouvernement achtte deze
oplossing niet toereikend. Bovendien speelde de Indische regering met
195
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
de gedachte om middels een gedwongen inkrimping van het suikerareaal
de rijstproductie te verhogen. Tijdens een door gouverneur-generaal
J.P. van Limburg Stirum (1916-1921) georganiseerde bijeenkomst voor een
aantal suikerproducenten, bankiers en handelaren werd besloten tot de
oprichting van een vereniging van alle suikerfabrikanten, die samen met
de exporteurs de handel zou moeten leiden. Een commissie zou een en
ander moeten uitwerken. Deze aanpak mislukte. In de afgelopen jaren
had de leiding van de suikerindustrie zich van Indië naar Nederland verplaatst. De in Nederland wonende eigenaren van suikerondernemingen
vonden dat zij door de commissie van het Algemeen Syndicaat onvoldoende vertegenwoordigd werden en richtten in 1917 de Bond van Eigenaren
van Nederlandsch-Indische Suikerondernemingen (Beniso) op. Op instigatie van de Beniso kwam in 1918 de vereniging Vereenigde Java Suiker
Producenten tot stand, onder voorzitterschap van de Nederlandsche
Handel-Maatschappij. De VJSP, die in Amsterdam werd gevestigd en
bijna de gehele doelgroep omvatte (90%), moest de belangen van de
leden behartigen, voor zover die betrokken waren bij de verkoop van en
de handel in op Java geproduceerde suiker en bij de afwikkeling van de
daarop betrekking hebbende transacties. In Indië kwam een vertegenwoordiging. Van Limburg Stirum had de hoofdzetel van de organisatie
in Indië willen hebben, om zo nodig dwang tot toetreding te kunnen uitoefenen. Nu de fabrikanten voor deze oplossing hadden gekozen trok het
gouvernement zich terug. De plannen voor een gedwongen inkrimping
van het suikerareaal werden evenmin uitgevoerd.
De economische problemen bevorderden de maatschappelijke onrust.
Indonesische nationalistische- en vakverenigingen uitten steeds meer
klachten over arbeidstoestanden in de suikerindustrie en andere bedrijfstakken. De Indische regering benoemde een Suikerenquêtecommissie
(1918) en een Arbeidscommissie (1919) met de opdracht onderzoeken in
te stellen. In 1921 werden deze ad-hoc maatregelen omgezet in een meer
beleidsmatige aanpak met de oprichting van het Kantoor van Arbeid
(Ind. Staatsblad 1921 nr. 813), waarin ook de Arbeidsinspectie werd opgenomen. Het kantoor pleegde bij het maken van regelgeving waar nodig
overleg met de Java Suiker Werkgevers Bond. Die organisatie was in 1920
opgericht met het doel om binnen de bedrijfstak eenheid van beleid tot
stand te brengen op het gebied van arbeidsverhoudingen en arbeidsregelingen, en eventuele conflicten tot een oplossing te brengen.
De economische crisis van 1929 en de daarop volgende depressie hadden
hun weerslag op de suikerexport. De Indische regering voerde als uitvloeisel van een door Nederland ondertekende internationale overeenkomst (Chadbourne-overeenkomst) een suikerrestrictie door: via uitvoervergunningen kregen suikerondernemingen een evenredig aandeel in het
exportquotum. Toen binnen de VJSP onenigheid ontstond over de afzet
van onverkochte suikervoorraden, werd onder auspiciën van het gouver196
Pagina 196
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 197
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
nement in 1932 de Nederlandsch-Indische Vereeniging voor den Afzet van
Suiker opgericht, die het monopolie kreeg van de verkoop. Een regeringscommissaris moest de gouverneur-generaal verslag doen van de wijze
waarop de NIVAS zich van haar taak kweet. Bij de voorbereidingen op een
nieuwe internationale restrictieovereenkomst (Londen 1937) werd het
systeem van uitvoervergunningen vervangen door uitgifte van productieaandelen: die konden door de producenten onderling worden verhandeld.
Op deze wijze hoopte de Indische regering de bedrijfstak te saneren,
zodat alleen de economisch meest gezonde bedrijven een aandeel in de
suikerexport zouden houden.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Stukken over de suikerpolitiek zijn te vinden met behulp van de toegangen
(indices) op het openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10): Afstand en
verhuringen van land; Agrarische aangelegenheden; Belastingen;
Cultures; Fabrieken en trafieken; Handel; In – en uitgaande rechten
en accijnzen; Landbouw; Naamloze vennootschappen; Spoor- en
tramwegen en stoomwezen; Suiker; Verkoop van producten.
b. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Accijnzen; Arbeid(saangelegenheden); Arbeidsinspectie;
Agrarische aangelegenheden/zaken; Belastingen; Binnenlands
Bestuur; Cultures; Erfpacht; Grondbezit (rechten)/gronden;
Handel(en nijverheid; -swetgeving); Inkomsten; Irrigatie; Landbouw;
Naam-loze vennootschappen en verenigingen; Octrooien; Politieke
stromingen; (Politieke en) economische toestanden/zaken/rapporten
en statistieken: Rechtswezen; Spoor- en tramwegen (en stoomwezen); Statistiek; Suiker; Uitvoer; Verenigingen; Verkoop van producten.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over de suikerpolitiek na
1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang. Binnen die afdeling
werd in 1933 een apart Bureau Economische Zaken opgericht. Het bureau
hield eigen agenda’s bij, met klappers.
De behandeling van alle aangelegenheden, behorende tot het departement van Economische Zaken en de buitenlandse handel werd in 1938
ondergebracht in een nieuwe, 8e afdeling. Belastingen vielen onder de
2e afdeling. Zie code toegang 2.10.36.011.
197
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Het geheim- en kabinetsarchief en de serie geheime mailrapporten vanaf
1914 bevatten stukken over de suikerpolitiek. Zie code toegangen 2.10.02
(periode 1850-1900); 2.10.36.051; 2.10.36.13; 2.10.36.06; 2.10.36.07 (periode
na 1900).
Stukken over de inkrimping van de suikercultuur in relatie tot de voedselproblematiek; de suikerrestricties in
Creutzberg: Ekonomisch beleid
Stukken over de arbeidstoestanden in de suikerindustrie, en de
activiteiten van de Personeel Fabriek Bond (PFB, organisatie van inlands
personeel in de suikerindustrie) in
Kwantes: Nationalisme
2.
Archief van het Algemeen Syndicaat van Suikerfabrikanten
in Nederlandsch-Indië, 1913-1961, code toegang 2.20.33.02
Inventarisnummer 4 bevat Mededeelingen van de Java Suiker
Werkgevers Bond 1930-1939
3.
Archief van de Vereeniging ‘Het proefstation voor de
Java-Suikerindustrie‘, 1930-1974, code toegang 2.20.33.03
4.
Archief van de Bond van Eigenaren van Nederlandsch-Indische
Suikerondernemingen, 1917-1950, code toegang 2.20.33.01
en van de Bond van Eigenaren van in Indonesië gelegen Suikerondernemingen, 1950-1981.
Inventarisnummer 17 bevat stukken over de oprichting, het 10- en het
25-jarig bestaan van de Beniso.
5.
Archief van de Java Suiker Vereeniging, 1916-1920,
code toegang 2.20.09.01
6.
Archief van de vereniging Vereenigde Java Suiker-Producenten,
1918-1938, code toegang 2.20.09.02
7.
Archief van de Nederlandsch-Indische Vereeniging voor den
Afzet van Suiker (NIVAS), 1932-1958, code toegang 2.20.09.03
8.
Archief van de Cultuur-, Handels- en Industriebank Koloniale
Bank / Cultuurbank N.V., 1881-1969, code toegang 2.20.04
De inventarisnummers 1616 t/m 1620 bevatten ingekomen stukken van de
Beniso.
198
Pagina 198
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 199
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
9.
Archief van het hoofdkantoor van de Nederlandsche
Handel-Maatschappij N.V. code toegang 2.20.01
en van de hierbij gedeponeerde archieven (1784) 1824-1964 (1994), (2 dln)
Zie onder de Tweede Afdeling (Cultuurzaken) voor ingekomen stukken
van de Beniso, het Algemeen Syndicaat, het Proefstation en de Java
Suiker Werkgevers Bond (toegang, pag. 485 t/m 497).
10. Lijst van archieven van suikerondernemingen
Hieronder volgt een opgave van de archiefvormers, de archiefjaren, de
code van de toegang, de regio waar de onderneming was gevestigd:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Cultuurmaatschappij Kremboong en Toelangan, 1850-1967,
geen toegang. Java
N.V. Cultuurmaatschappij Kanigoro, 1882-1958,
code toegang 2.20.04 en 2.20.05. Java
Gedeponeerd archief Koloniale Bank (Kol.B)
Klattensche Cultuurmaatschappij te ’s-Gravenhage, 1884-1966,
code toegang 2.20.02.04. Java
N.V. Cultuurmaatschappij Gending, 1888-1972,
code toegang 2.20.04 en 2.20.05. Java
Gedeponeerd archief Kol.B
N.V. Cultuurmaatschappij Klampok, 1889-1936,
code toegang 2.20.01. Java
Gedeponeerd archief Nederlandsche Handel Maatschappij (NHM)
N.V. Maatschappij tot exploitatie van de suikeronderneming Koning
Willem II, 1891-1939, code toegang 2.20.01. Java
Gedeponeerd archief NHM
N.V. Maatschappij tot exploitatie van de suikerfabriek Wonoredjo,
1892-1907, en de N.V. Landbouwmaatschappij en suikerfabriek
Wonoredjo, 1907-1939, code toegang 2.20.01. Java
Gedeponeerd archief NHM
Cultuurmaatschappij Wonolangan te ’s-Gravenhage, 1895-1963,
code toegang 2.20.02.03. Java
N.V. Cultuurmaatschappij Ploembon, 1896-1938,
code toegang 2.20.01. Java
Gedeponeerd archief NHM
N.V. Cultuurmaatschappij Doekoewringin, (1867) 1897-1956,
code toegang 2.20.01. Java
Gedeponeerd archief NHM
N.V. Maatschappij tot exploitatie van de suikeronderneming Tjomal,
1898-1968, code toegang 2.20.39. Java
N.V. Cultuurmaatschappij Tersana, 1898-1905 en de N.V. Landbouwmaatschappij Tersana, 1905-1964, code toegang 2.20.01. Java
Gedeponeerd archief NHM
199
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Cultuurmaatschappij Balapoelang, 1901-1951,
code toegang 2.20.02.07. Java
Gedeponeerd archief N.V. Dusseldorp en Co Cultuurmaatschappijen
te Amsterdam
N.V. Cultuurmaatschappij Ketanggoengan-West, 1904-1963,
code toegang 2.20.01. Java
Gedeponeerd archief NHM
N.V. Landbouwmaatschappij Poerwodadi, 1904-1951,
code toegang 2.20.01. Java
Gedeponeerd archief NHM
Cultuurmaatschappij S.F. Kadhipaten N.V., (1858) 1905-1957 (1959),
code toegang 2.20.08. Java
N.V. Cultuurmaatschappij Peterongan, 1907-1940,
code toegang 2.20.01. Java
Gedeponeerd archief NHM
N.V. Cultuurmaatschappij Bandjaratma, 1908-1958,
code toegang 2.20.04 en 2.20.05. Java
Gedeponeerd archief Kol.B.
N.V. Cultuurmaatschappij Kebon Hardjo, 1911-1922,
code toegang 2.20.01. Java
Gedeponeerd archief NHM
Maatschappij tot exploitatie der Baud-landen, 1920-1944,
code toegang 2.20.37.03. Java
Cultuurmaatschappij Seboroh, 1920-1922,
code toegang 2.20.02.05. Java
Gedeponeerd archief Firma Waller en Plate
11. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl)
Archief voor de suikerindustrie in Nederlandsch-Indië: orgaan van het
Algemeen Syndicaat van Suikerfabrikanten in Nederlandsch-Indië,
1909-1934 (Soerabaja)
Jaarboek voor suikerfabrikanten in Nederlandsch-Indië, 1896-1925
(Amsterdam)
Hierin o.a. een alfabetische lijst van suikerfabrieken op Java; wet- en
regelgeving met betrekking tot de suikerindustrie; opgaven omtrent de
suikerstatistiek; ledenlijsten van het Algemeen Syndicaat.
Mededeelingen van het Proefstation voor de Java-Suikerindustrie, 1907-1950
(Pasoeroean)
Overzicht van mededeelingen, voorschriften en regelingen van den Java
Suiker Werkgevers Bond te Soerabaja (4e dr, bijgewerkt tot 1 december
1939, Soerabaja)
200
Pagina 200
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 201
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
Verslag van de Suiker-Enquêtecommissie (Soerabaja 1921)
Handelingen en Bijlagen van de Volksraad
Zie o.a. de redevoeringen van de directeuren van Landbouw, Nijverheid
en Handel; Economische Zaken en van de Regeringsgemachtigde voor
Algemene Zaken in de Volksraad
Staatsblad van Nederlandsch-Indië, met Bijbladen
Voor dit stuk zijn geraadpleegd Ind. Staatsblad 1921 nr. 813 en Bijblad
nr. 6584
Literatuur
A.G. Bak: Geschiedenis van het ontstaan van den Beniso geschetst ter
gelegenheid van zijn 25-jarig bestaan (Den Haag 1942).
N.B.: Ook aanwezig in het archief van de Beniso, inventarisnummer 17.
Creutzberg: Ekonomisch beleid, inleiding op het hoofdstuk De restricties
Van Dijk: Netherlands Indies.
Encyclopaedie NI: lemmata Suiker (IV, pag. 174-184; VI, pag. 882-885),
Fabriekenordonnantie (I, pag. 697-698) en Kantoor van Arbeid (V, pag.
390-399).
Bob de Graaff en Elsbeth Locher-Scholten: J.P. Graaf van Limburg Stirum,
1873-1948: tegendraads landvoogd en diplomaat (Zwolle 2007)
Handboek van cultuur- en handelsondernemingen in Nederlandsch-Indië,
52 dln. (Amsterdam 1888-1940). Voortaan geciteerd als Handboek ondernemingen.
H.Ch.G.J. van der Mandere: De Javasuikerindustrie in heden en verleden,
gezien in het bijzonder in hare sociaal-economische beteekenis
(Amsterdam 1928).
N.B.: Van der Mandere was secretaris van de Beniso.
Taselaar: Koloniale lobby.
J.J. Tichelaar: De Java-Suikerindustrie en hare beteekenis voor land en
volk (1927).
N.B.: Tichelaar was chef van de Economisch-Statistische afdeling van
de Java Suiker Werkgevers Bond.
201
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
202
03-11-2009
10:34
Pagina 202
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 203
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
39 Gouvernement en bergcultures
Bij Gouvernementsbesluit van 23 juni 1913 (Bijblad nr. 7858) werd een
commissie benoemd, die de regering, de departementshoofden en de
hoofden van gewestelijk bestuur moest adviseren over de landbouwnijverheid op Java, met uitzondering van de suikerindustrie. Met de uitvoering van de werkzaamheden werd het dagelijks bestuur van het Nederlandsch-Indisch Landbouwsyndicaat (1908) belast. Dat was een samenwerkingsverband van verenigingen en particulieren in de bergcultures
op Java: koffie, thee, kina en rubber. Het NILS stelde zich ten doel om de
belangen van de leden in de meest ruime zin te behartigen. Evenals zijn
evenknie, het Algemeen Syndicaat van de Suikerfabrikanten, voerde het
regelmatig overleg met de Indische regering, bij voorbeeld over belastingkwesties, minimumlonen en vervoerstarieven. In 1925 werd het NILS
gereorganiseerd tot het Algemeen Landbouwsyndicaat, een federatie van
vier bonden van eigenaren, resp. van koffie-, thee-, kina- en rubberondernemingen. Het ALS kreeg een vertegenwoordiging in Nederland. De
advisering over algemene zaken, zoals belastingen en arbeidswetgeving,
werd in 1929 overgedragen aan de Indische Ondernemersbond: het Landbouwsyndicaat beperkte zich vervolgens tot de specifieke problematiek
van de bergcultures.
De economische crisis van 1929 en de daarop volgende depressie waren
voor de Indische regering aanleiding om zich daadwerkelijk met de bergcultures te bemoeien. De ontwikkeling daarvan was geleidelijk verlopen.
De koffiecultuur, die in de laatste decennia van de 19e eeuw geteisterd
was door bladziekten, was na 1900 weer tot bloei gekomen. De theecultuur kwam tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) sterk
op. De rubbercultuur maakte na 1920 een explosieve groei door. Op het
gebied van de kina had Nederlandsch-Indië een monopoliepositie: in de
twintigste eeuw kon het 97% van de wereldbehoefte dekken.
De scherpe prijsdaling van de rubber leidde in 1934 tot een internationale
overeenkomst tussen Nederland, Engeland, Frankrijk en Thailand om
de productie te beperken. De Indische regering heeft met succes geprobeerd om de bevolkingsrubbercultuur bij de levering van de toegestane
quota te betrekken. De overeenkomst, die voor 5 jaar gold, werd in 1939
met eenzelfde periode verlengd. Nadat internationaal overleg tussen de
theeproducenten om de productie te verminderen was mislukt, sloten de
regeringen van Nederlandsch-Indië, Brits-Indië en Ceylon in 1933 een
restrictieovereenkomst voor 5 jaar. Met de uitvoering daarvan werd het
203
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
International Tea Committee belast, waarin de betrokken regeringen vertegenwoordigd waren. Ook deze overeenkomst werd in 1938 verlengd. In
het kader van de economische samenwerking tussen Nederland en Nederlandsch-Indië kwam in 1936 een koffiesteunregeling tot stand, waarbij
Nederland zich verplichtte een bepaalde hoeveelheid Indische koffie af te
nemen. Anders dan bij de rubber- en theerestricties (en bij de suiker!)
het geval was, had de kinarestrictie (1934, verlengd in 1938) niet zozeer tot
doel om een redelijk prijsniveau te handhaven, dan wel om de productie
af te stemmen op het verbruik: technische verbeteringen maakten een
potentiële productieverhoging mogelijk.
De overeenkomsten werden uitgewerkt in regelgeving, die tot stand kwam
in overleg en samenwerking met het Algemeen Landbouwsyndicaat (Ind.
Staatsblad 1933 nrs. 202 t/m 209; Javasche Courant 26 mei 1933 nr. 42).
Er werden Crisiscentrales ingesteld voor koffie, thee, kina en rubber. De
gouverneur-generaal benoemde de bestuursleden, op voordracht van de
directeur van Landbouw Nijverheid en Handel. De centrales verstrekten
uitsluitend aan leden vergunningen voor de export van de betreffende producten (o.a. het ALS). De inkomsten van de vier centrales werden gestort
in Ondernemingsfondsen, waaruit o.a. de proefstations werden gefinancierd.
Hiermee werd tegemoetgekomen aan een verzoek van de ALS-bonden.
Zij hadden de hulp van de regering ingeroepen, omdat zij door het teruglopen van hun ledental en de daarmee gepaard gaande inkomstenvermindering niet langer in staat waren de stations zelfstandig te financieren.
De economische ontwikkelingen in Indië hadden tot gevolg, dat de vertegenwoordiging van het ALS in Nederland in 1935 werd vervangen door de
Federatie van Vereenigingen van Bergcultuurondernemingen (Federabo).
Hiervan werden lid: de Internationale Vereeniging voor de Rubbercultuur
in Nederlandsch-Indië (1913), waartoe ook buitenlandse producenten konden toetreden; de Vereeniging voor de Theecultuur in Nederlandsch-Indië
(1918); de Koffie- en Cacao producenten Vereeniging (1925); de Vereeniging
voor de Kinacultuur (1935) en de Vereeniging voor de Kapok- en Cacaocultuur (1936). De Federabo voerde de administratie van de aangesloten
verenigingen; verstrekte sociaal-economische, juridische en fiscale
voorlichting; bevorderde de onderlinge samenwerking en behartigde de
belangen, in het bijzonder bij de regering en haar organen. Regelmatig
werd overleg gevoerd met de Indische koepelorganisaties, zoals het ALS
en de Ondernemersbond.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
204
Pagina 204
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 205
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
Stukken over de bergcultures en het gouvernementsbeleid dienaangaande zijn te vinden met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar
archief, in de rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2,.10.02; 2.10.10): Afstand en
verhuringen van land; Agrarische aangelegenheden; Belastingen;
Cultures; Handel; In- en uitgaande rechten en accijnzen; Kina; Koffie;
Landbouw; Naamloze maatschappijen/vennootschappen; Spoor- en
tramwegen en stoomwezen; Verkoop van producten.
b. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Accijnzen; Arbeids(saangelegenheden); Arbeidsinspectie;
Agrarische aangelegenheden/zaken; Belastingen; Binnenlands
Bestuur; Cultures; Erfpacht; Grondbezit (rechten)/gronden; Handel
(en nijverheid; -swetgeving); Inkomsten; Kinine (bast), kina en coca;
Koffie; Landbouw; Naamloze vennootschappen en verenigingen;
Octrooien; (Politieke en) economische toestanden / zaken / rapporten
en statistieken; Rechtswezen; Rubber; Spoor- en tramwegen (en
stoomwezen); Statistiek; Thee; Uitvoer; Verenigingen; Verkoop van
producten.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over dit onderwerp na
1921 zijn de toegangen van de 4e afdeling van belang. Binnen die afdeling
werd in 1933 een apart Bureau Economische zaken opgericht.
Het bureau hield eigen agenda’s bij, met klappers. De behandeling van
alle aangelegenheden, behorende tot het departement van Economische
Zaken en de buitenlandse handel werd in 1938 ondergebracht in een
nieuwe, 8e afdeling. Belastingen vielen onder de 2e afdeling. Zie code
toegang 2.10.36.011.
Het geheim- en kabinetsarchief en de serie geheime mailrapporten vanaf
1914 bevatten stukken over het beleid ten aanzien van de bergcultures:
code toegangen 2.10.36.051; 2.10.36.13; 2.10.36.06; 2.10.36.07 (periode na
1900).
Stukken over de restricties in
Creutzberg: Ekonomisch beleid
2.
Archief van de Federatie van Verenigingen van de Bergcultuurondernemingen (Federabo), 1935-1969, code toegang 2.20.50
Bevat ook archief van de Rubberstichting, voortgekomen uit de propagandaafdeling, later de technische afdeling, van de Internationale Vereeniging
voor de Rubbercultuur in Nederlandsch-Indië
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de inventarisnummers 97, 277 en 498
205
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
3.
Archief van het hoofdkantoor van de Nederlandsche
Handel-Maatschappij N.V. code toegang 2.20.01
en van de hierbij gedeponeerde archieven (1784) 1824-1964 (1994), (2 dln)
Zie onder de Tweede Afdeling (Cultuurzaken) voor stukken over bergcultures, bergcultuurondernemingen, ALS, Federabo en de in de tekst
genoemde verenigingen (toegang, pag. 457 e.v.)
4.
Particulier archief van A. Groothoff, 1895-1969,
code toegang 2.21.076
Inventarisnummer 72 bevat dossiers over Groothoffs lidmaatschap van
het International Rubber Regulation Committee
5.
Particulier archief van B.C. de Jonge, 1885-1958,
code toegang 2.21.095
Inventarisnummer 84 bevat notulen van buitengewone vergaderingen
van de Raad van Indië over de rubberrestrictie
6. Lijst van archieven van bergcultuurondernemingen
Hieronder volgt een opgave van de archiefvormers, de archiefjaren, de
code van de toegang, de producten en de regio waar de onderneming /
maatschappij opereerde:
•
•
•
•
•
•
•
206
N.V. Deli-Maatschappij en daarmee gefuseerde bedrijven, 1869-1967,
code toegang 2.20.46. o.a. Rubber, koffie en thee. Sumatra
Zie hoofdstuk 37
Cultuurmaatschappij Sitiardja, 1877-1908,
code toegang 2.20.37.08. o.a. Koffie, kina. Java
N.V. Cultuurmaatschappij Boekit Gompong, 1880-1915 en de N.V.
Landbouwmaatschappij Boekit Gompong, 1915-1968,
code toegang 2.20.01. o.a. Koffie, kina, thee. Sumatra
Gedeponeerd archief NHM
Maatschappij tot exploitatie van het land Widowaren (ook:
Widodaren), 1885-1914, code toegang 2.20.02.13. Koffie. Java
Cultuurmaatschappij Soekawana, 1887-1965,
code toegang 2.20.02.07. Kina, thee. Java
Gedeponeerd archief N.V. Dusseldorp en Co Cultuurmaatschappijen
te Amsterdam (Dusseldorp)
Koffie-onderneming Silosanen, 1891-1972,
code toegang 2.20.04 en 2.20.05. Koffie. Java
Gedeponeerd archief Koloniale Bank (Kol.B)
Cultuurmaatschappij Pasir Malang, 1891-1966,
code toegang 2.20.02.07. Kina. Java
Gedeponeerd archief Dusseldorp
Pagina 206
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 207
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
N.V. Cultuurmaatschappij Belirie, 1891-1958,
code toegang 2.20.04. Koffie. Java
Gedeponeerd archief Kol.B.
Cultuurmaatschappij Broembong, 1892-1914,
code toegang 2.20.07. Koffie. Java
Gedeponeerd archief N.V. Maatschappij tot exploitatie der Verenigde
Majanglanden te Amsterdam (Majanglanden)
N.V. Cultuuronderneming Way Lima, 1892-1910,
code toegang 2.20.41. Koffie. Sumatra
Cultuurmaatschappij Goenoeng Majang, 1893-1932,
code toegang 2.20.07. Koffie. Java
Gedeponeerd archief Majanglanden
Cultuurmaatschappij Djolotigo, 1893-1959,
code toegang 2.20.37.12. Thee. Java
N.V. Lebak Roto Cultuurmaatschappij, (1887) 1893-1958,
code toegang 2.20.01. o.a. Koffie, rubber. Java
Gedeponeerd archief Nederlandsche Handel Maatschappij (NHM)
N.V. Cultuuronderneming Kedongdong, 1894-1901,
code toegang 2.20.41. o.a. Koffie, cacao. Sumatra
Cultuurmaatschappij Kali Badjing, 1895-1914,
code toegang 2.20.07. Koffie. Java
Gedeponeerd archief Majanglanden
Preanger Landbouwmaatschappij, 1895-1939,
code toegang 2.20.02.07. o.a. Koffie, thee, cacao. Java
Gedeponeerd archief Dusseldorp
Cultuurmaatschappij Redjo Agoeng, 1896-1926,
code toegang 2.20.07. Koffie. Java
Gedeponeerd archief Majanglanden
Cultuurmaatschappij Goenoeng Malang, 1896-1966,
code toegang 2.20.02.07. Thee, kina. Java
Gedeponeerd archief Dusseldorp
Cultuurmaatschappij Soember Bopong, 1897-1923,
code toegang 2.20.07. Koffie. Java
Gedeponeerd archief Majanglanden
Cultuurmaatschappij Wono Djati, 1897-1914 (1917),
code toegang 2.20.07. Koffie, rubber. Java
Gedeponeerd archief Majanglanden
Cultuurmaatschappij Soekaboemi, 1898-1919,
code toegang 2.20.07. Koffie. Java
Gedeponeerd archief Majanglanden
Oost-Java Rubbermaatschappij N.V., 1898-1969,
code toegang 2.20.02.12. Rubber, koffie. Java
Bevat jaarverslagen van (koffie)cultuurmaatschappijen die met de
Oost-Java Rubbermaatschappij zijn gefuseerd, nl.: Pantjoer Sari;
Soember Djeroe; Soember Bokor; Kali Klepoe; Soemer Kerto.
207
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
208
Landbouwmaatschappij Kalassan, 1900-1906,
code toegang 2.20.07. o.a. Koffie. Java
Gedeponeerd archief Majanglanden
N.V. Cultuurmaatschappij Alas Tledek, 1901-1925,
code toegang 2.20.07. o.a. Koffie. Java
Gedeponeerd archief Majanglanden
N.V. Cultuurmaatschappij Klein Getas, 1901-1959,
code toegang 2.20.04 en 2.20.05. Koffie, rubber. Java
Gedeponeerd archief Kol.B.
N.V. Landbouwmaatschappij Pager Alam, 1902-1971,
code toegang 2.20.04 en 2.20.05. Koffie. Sumatra
Gedeponeerd archief Kol.B
Landbouwmaatschappij Geboengan, 1904-1942,
code toegang 2.20.37.10. o.a. Koffie, rubber, kina. Java
Cultuurmaatschappij Penataram, 1905, 1955-1970,
code toegang 2.20.07. o.a. Koffie. Java
Gedeponeerd archief Majanglanden
N.V. Java Caoutchouc Company, 1907-1970,
code toegang 2.20.02.05. Rubber. Java
Gedeponeerd archief Firma Waller en Plate (W.P.)
Landbouwmaatschappij Ngroesrie (ook: Ngoesrie), 1908-1932,
code toegang 2.20.07. o.a. Koffie, rubber. Java
Gedeponeerd archief Majanglanden
Preanger Rubbermaatschappij, 1909-1968,
code toegang 2.20.07 en 2.20.37.07. Rubber. Java
Gedeponeerd archief Majanglanden
Cultuurmaatschappij Mangli, 1909-1957,
code toegang 2.20.07. Koffie, rubber. Java
Gedeponeerd archief Majanglanden
N.V. Landbouwmaatschappij Soekamadjoe, 1909-1959,
code toegang 2.20.04. Thee, rubber. Java
Gedeponeerd archief Kol.B.
Nederlandsche Rubbermaatschappij te Amsterdam, 1909-1923,
code toegang 2.20.02.11. o.a. Rubber. o.a. Sumatra
N.V. Nederlandsch-Indisch Landsyndicaat, 1910-1964,
code toegang 2.20.01. o.a. Koffie, rubber, thee, kina. o.a. Sumatra
Gedeponeerd archief NHM
N.V. Thee-onderneming Patoeahwattee, 1910-1926,
code toegang 2.20.06.01. Thee. Java
Gedeponeerd archief N.V. Handelsvennootschap v/h Maintz en Co
Theecultuuronderneming Pangheotan, 1911-1974,
code toegang 2.20.37.11. Thee. Java
N.V. Cultuurmaatschappij Ngredjo, en enkele dochterondernemingen,
1911-1970, code toegang 2.20.02.05. o.a. Koffie. Java
Gedeponeerd archief W.P.
Pagina 208
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 209
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
N.V. Serdang Cultuurmaatschappij, 1917-1964,
code toegang 2.20.01. o.a. Rubber, thee. Sumatra
Maatschappij tot exploitatie der Baud-landen, 1920-1944,
code toegang 2.20.37.03. o.a. Thee, rubber. Java
N.V. Cultuurmaatschappij tot exploitatie der d’Abolanden, 1924-1954,
code toegang 2.20.04. o.a. Thee, koffie, kina. Java
Gedeponeerd archief Kol.B.
Rubber- en Handelsmaatschappij Djambi, 1925-1970,
code toegang 2.20.07. Rubber. Sumatra
Gedeponeerd archief Majanglanden
N.V. Cultuurmaatschappij Meloewoeng, (1907) 1927-1957,
code toegang 2.20.01. Rubber. Java
Gedeponeerd archief NHM
Cultuurmaatschappij Lodaja, 1927-1966,
code toegang 2.20.02.07. Kina. Java
Gedeponeerd archief Dusseldorp
N.V. Cultuurmaatschappij Leidong West (Leidwest), 1927-1960,. code
toegang 2.20.04. Rubber. Sumatra
Gedeponeerd archief Kol.B.
Cultuurmaatschappij Pasir Nancha, 1929-1965,
code toegang 2.20.02.07. Thee. kina. Java
Gedeponeerd archief Dusseldorp
N.V. Sumatra Caoutchouc Maatschappij (Sumcana), 1930-1960,
code toegang 2.20.04. Rubber. Sumatra
Gedeponeerd archief Kol.B.
N.V. Landbouwmaatschappij Mergokarahardjan, 1930-1958. Rubber.
Java
Cultuurmaatschappij Lidjeng, 1935-1955,
code toegang 2.20.07. Koffie, rubber. Java
Gedeponeerd archief Majanglanden
N.V. Nederlandsch-Indische Rubber- en Koffie Cultuurmaatschappij
(Nedinrub), 1938-1960,
code toegang 2.20.04. Rubber, koffie. Java, Sumatra
Gedeponeerd archief Kol.B.
N.V. Cultuurmaatschappij Batoe Lempit, 1940-1960,
code toegang 2.20.04. Koffie. Java
Gedeponeerd archief Kol.B.
N.V. Cultuurmaatschappij Goenoeng Boeleud, 1941-1967,
code toegang 2.20.02.05. Thee, rubber. Java
Gedeponeerd archief W.P.
209
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
7.
De volgende persoons- en familiearchieven bevatten stukken
over bergcultuurondernemingen:
•
Indisch thee- en familiearchief Van der Hucht, code toegang 2.21.181.22.
Het betreft een verzameling familie- en bedrijfsarchieven met daaraan toegevoegde documentatie over een complex thee- en kinaondernemingen op Java. De belangrijkste families zijn: Van der Hucht,
Kerkhoven, Holle en Van den Berg. Het Nationaal Archief beheert
nog slechts een deel van dit bestand, namelijk archivalia van en
betreffende K.F. Holle, 1867-1992.
•
Archivalia, afkomstig van leden van het geslacht Gevers en aanverwante geslachten, code toegang 2.21.070.
Hierin stukken van jhr. Abraham Gevers, koopman en landeigenaar
te Batavia. Het materiaal betreft de Koffielanden Djati Rongo en
Soedomoekti 1847-1855, en de Theeonderneming Indramajoe,
1847-1894 (allen op Java).
•
Particulier archief van H.W.S. van Hooff sr., code toegang 2.21.183.31.
Van Hooff was administrateur bij enkele cultuurondernemingen. Het
archief bevat veel stukken over de theecultuur in het algemeen, en
over de Cultuurmaatschappij Tjiboengoer (1904-1928; o.a. thee en
rubber; Java); de Cultuurmaatschappij Parakan-Salak (1916-1927;
thee, rubber; Java); de Cultuurmaatschappij Tjibarenno (1917-1924;
thee, rubber; Java); de Landbouwmaatschappij Melattie (1921-1927;
thee, rubber; Java) en de Rubberonderneming Mataram (1923-1924;
Java).
•
Particulier archief van A. Groothoff, 1895-1969, code toegang 2.21.076.
Groothoff was deelgenoot in enkele cultuurondernemingen.
Zijn archief bevat stukken over de cultuurondernemingen Baros
(1923-1934; thee, rubber; Java); Tjirangkasbitoeng en Bangsasinga
(1924-1929; rubber; Java).
•
Particulier archief van mevrouw W.J. Haisma-Rahder, 1922-1941,
code toegang 2.21.183.27.
Mevrouw Haisma was vertegenwoordigster van de Algemeene
Vereeniging van Rubberplanters ter Oostkust van Sumatra (AVROS)
bij de Indische Ondernemersbond. Het archief bevat Mededelingen
van het bestuur van de AVROS en stukken betreffende de internationale theerestrictie overeenkomst (1938).
210
Pagina 210
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 211
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
•
Ten slotte moeten hier worden genoemd de archieven van de N.V.
Neder-landse Rubber-Unie, 1925-1932, code toegang 2.20.44 (opkoop
en verwerking van bevolkingsrubber) en van de Vereniging van
Kinabastproducenten, 1928-1966, code toegang 2.20.04 (gedeponeerd
archief Kol.B.).
8. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via overzichtspagina KB (www.kb.nl).
Archief voor de Koffiecultuur in Nederlandsch-Indië, 1927-1949 (Batavia).
Archief voor de Theecultuur in Nederlandsch-Indië, 1927-1953 (Batavia).
Cinchona, archief voor de Kinacultuur, 1924-1951 (Tjinjiroean).
Archief voor de Rubbercultuur in Nederlandsch-Indië, 1917-1953
(Buitenzorg).
Verslag van het Nederlandsch-Indisch Landbouw Syndicaat, 1908-1927
(Soerabaja).
De Bergcultures: officieel orgaan van het Algemeen Landbouw Syndicaat,
1926-1957 (Batavia).
Dit tijdschrift was behalve het officieel orgaan van het ALS ook het
orgaan van het Zuid- en West Sumatrasyndicaat, de Centrale Vereniging
tot beheer van Proefstations voor overjarige cultures in Indonesië en de
Algemene Vereniging van Rubberplanters ter Oostkust van Sumatra
(AVROS).
Agrarisch, fiscaal, juridisch, sociaal: vraagstukken Nederlandsch-Indië
betreffende. Federatie van vereenigingen van Nederlandsch-Indische
bergcultuurondernemingen, 1938-1940 (Amsterdam).
Handelingen en Bijlagen van de Volksraad
Zie o.a. de redevoeringen van de directeuren van Landbouw Nijverheid
en Handel, en van Economische Zaken in de Volksraad.
Staatsblad van Nederlandsch-Indië, met Bijbladen
Voor dit stuk zijn geraadpleegd Ind. Staatsblad 1933 nrs. 202 t/m 209 en
Bijblad nr. 7858.
211
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Literatuur
Creutzberg: Ekonomisch beleid, inleiding op het hoofdstuk De restricties
Encyclopaedie NI: lemmata Kantoor van Arbeid (V, pag. 390-399); Koffie,
gouvernements (II, pag. 385-399); Verenigingen (IV, pag. 540-554).
W.K.H. Feuilletau de Bruyn: Tien moeilijke jaren voor landbouw en industrie
in Nederlands-Indië 1930-1940 (Deventer z.j.).
Handboek ondernemingen.
Th.G.E. Hoedt: Indische bergcultuurondernemingen voornamelijk in
Zuid-Sumatra (Wageningen 1930).
Jan Bartholomeus van der Kamp: De bedrijfsverenigingen in de overjarige
ondernemingsculturen van Indonesië: in het bijzonder in het gebied van het
Algemeen Landbouw Syndicaat en het Zuid- en West Sumatra Syndicaat
(Jakarta 1955).
Taselaar: Koloniale lobby.
S.L. van der Wal ed.: Herinneringen van jhr. mr. B.C. de Jonge, met brieven
uit zijn nalatenschap (Groningen 1968).
N.B.: veel aandacht voor de rubberrestrictie.
212
Pagina 212
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 213
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
40 Gouvernement en ondernemers
Op 24 augustus 1921 werd op initiatief van de president van de Nederlandsche Handel-Maatschappij C.J.K. van Aalst de Ondernemersraad voor
Nederlandsch-Indië (Onrani) opgericht. Dit gebeurde uit onvrede over het
beleid van gouverneur-generaal J.P. van Limburg Stirum (1916-1921), die
in de ogen van het bedrijfsleven meer waarde had gehecht aan het
belang van de Indonesische bevolking dan aan de economische belangen.
Dat was o.a. gebleken uit zijn voornemen om een deel van het suikerareaal voor gedwongen rijstteelt te bestemmen. De korte periode van hoogconjunctuur na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) had geleid tot een uitbreiding van het ambtenarenapparaat en tot verhoging van de overheidsuitgaven: vooral de buitengewone uitgaven, waarvoor kon worden geleend,
waren sterk gestegen. Al die ambtenaren met hun voorschriften en
regeltjes hadden niet alleen hinderwaarde, maar kostten ook veel belastinggeld. De hoge schulden tastten de kredietwaardigheid van Indië aan.
Niet de regering, maar de westerse ondernemers waren het best in staat
om de kolonie tot welvaart te brengen: zij hadden de kennis in huis, die
nodig was voor het exploiteren van de natuurlijke rijkdommen en zij zorgden voor werkgelegenheid. De regering moest hen dus vrij baan geven.
De Ondernemersraad behartigde de algemene belangen van in Nederland wonende eigenaren en hoofddirecties van Indische bedrijven, met
name op het gebied van belastingen en arbeidswetgeving. Dit gebeurde
door bijeenkomsten te beleggen, relevante wet- en regelgeving te verspreiden, adviezen op te stellen over economische beleidsvoornemens en
zich in- en extern als één organisatie te presenteren. Toonaangevende
ondernemingen zoals de NHM, de Deli-Maatschappij, de Billiton-Maatschappij en de Koninklijke Paketvaart-Maatschappij en een aantal cultuur- en handelsondernemingen, vervoersmaatschappijen en nutsondernemingen waren lid. Te samen vormden zij een machtige lobby met relaties in de politiek. Het hoofdkantoor van de Raad aan de Kneuterdijk in
Den Haag lag op loopafstand van het ministerie van Koloniën.
Het bestuur bestond uit vertegenwoordigers van alle groepen, waarin de
deelnemende bedrijven waren ondergebracht: verkeerswezen te land;
transoceanische en Oost-Aziatische stoomvaart; suiker-, rubber-, theeen koffiecultuur; kinacultuur en kinafabricatie; Sumatra- en Oost-Java
tabakscultuur; Vorstenlandse cultures; nieuwere cultures (oliepalm;
cassave en sisal); bankwezen (de Nederlandsche Handel-Maatschappij
213
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
vormde een aparte groep); industrie in het algemeen; petroleum- en
mijnbouwindustrie; export- en importhandel; gas- en elektriciteitsbedrijven. In 1931 kwam daar nog een groep luchtvaart bij. Veel aandacht werd
geschonken aan de benoeming van een voorzitter. De eerste, tevens
langstzittende (1921-1931) was M.W.F. Treub, hoogleraar, publicist en politicus. Hij had als minister van Financiën in het kabinet Cort van der
Linden (1913-1918) belangrijke belastingherzieningen tot stand weten te
brengen en gold als een fiscaal expert: niet onbelangrijk in een periode
waarin de Indische regering voorbereidingen trof tot herziening van
het belastingstelsel. Dat onderwerp stelde Treub dan ook aan de orde
tijdens zijn eerste bezoek aan Indië, waarvan hij verslag deed in zijn boek
‘Nederland in de Oost’ (1923). Na aankomst werd hij ontvangen door
gouverneur-generaal D. Fock (1921-1926) en voerde hij talloze besprekingen, o.a. met de secretaris van de Belastingherzieningscommissie,
E.P. Wellenstein. Hij was ook aanwezig bij de oprichting van de Indische
Ondernemersbond (11 november 1922), de evenknie van de Ondernemersraad voor in Indië wonende eigenaren en directies van bedrijven. Evenals
de raad werd de bond een lobby van betekenis. Beide organisaties werkten zelfstandig, maar stemden in onderling overleg hun strategieën op
elkaar af. Zij oefenden grote invloed uit op de totstandkoming van de
Ordonnantie inzake de vennootschapsbelasting (1925) en wisten te bereiken dat de poenale sanctie tot 1931 onverkort gehandhaafd bleef. In 1929
besloot gouverneur-generaal A.C.D. de Graeff (1926-1931) dat de Ondernemersbond de Indische regering in het vervolg over algemene zaken
(belastingen en arbeidsaangelegenheden) moest adviseren: tot dusver
had het Algemeen Landbouw Syndicaat dat gedaan. De bond was in de
Volksraad vertegenwoordigd in de Economische Groep. Bondsvoorzitter
G.H.C. Hart werd in 1934 directeur van het departement van Economische
Zaken.
De Ondernemersraad werd door de sociaal-democraat W.H. Vliegen eens
gekarakteriseerd als een ‘opperregering’. De oud-directeur van Financiën
C.W. Bodenhausen was dezelfde mening toegedaan: in 1927 deed hij bij
de landvoogd zijn beklag over de minister van Koloniën, die zijn adviezen
direct na ontvangst voor commentaar naar de raad had gezonden.
Gouverneur-generaal De Graeff probeerde de raad uit te schakelen door
de minister voor te stellen om de Bond als officieel adviesorgaan van de
Indische regering te laten functioneren. In dit verband wees hij op de
autonome positie, die Indië als gevolg van het in werking treden van de
Wet op de Staatsinrichting (1925) binnen het koninkrijk had gekregen.
De Ondernemersraad reageerde hierop met de mededeling, dat de bond
geen adviezen meer zou verstrekken als de landvoogd zijn zin zou krijgen.
De minister van Koloniën J.C. Koningsberger (1926-1929) wees daarop het
voorstel van De Graeff af.
214
Pagina 214
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 215
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
De crisis van 1929 en de daarop volgende depressie zorgden voor toenadering tussen de ondernemers en de Indische regering. Het gouvernement sprong bij toen de ondernemers niet meer in staat waren hun
proefstations zelfstandig te financieren. De Indische Ondernemers Bond
werd ingeschakeld bij het maken van crisisregelgeving. Mede als gevolg
daarvan werden de ondernemers betrokken bij de groeiende spanningen
tussen Batavia en Den Haag over de financieel-economische samenwerking.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Stukken betreffende de Ondernemersraad / Ondernemersbond, brieven
en adviezen van deze belangenorganisaties zijn te vinden met behulp van
de toegangen (indices) op het openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Agrarische zaken; Arbeidsaangelegenheden/poenale
sancties; Belastingen; Erfpacht; Grondbezit/gronden; Handel.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over de raad en de bond
na 1921 zijn de toegangen van de 1e, 2e en 4e afdeling van belang.
Binnen de 4e afdeling werd in 1933 een apart Bureau Economische
Zaken opgericht. Het bureau hield eigen agenda’s bij, met klappers. De
behandeling van alle aangelegenheden, behorende tot het departement
van Economische Zaken en de buitenlandse handel, werd in 1938 ondergebracht in een nieuwe, 8e afdeling. Zie code toegang 2.10.36.011.
Het geheim- en kabinetsarchief en de serie geheime mailrapporten vanaf
1914 bevatten eveneens belangrijk materiaal: code toegangen 2.10.36.051;
2.10.36.13; 2.10.36.06; 2.10.36.07 (periode na 1900).
2.
Archief van de Ondernemersraad voor Nederlandsch-Indië /
Indonesië, 1921-1968, code toegang 2.20.02.01
Bevat ook stukken van de Indische Ondernemersbond.
3.
Archief van het hoofdkantoor van de Nederlandsche
Handel-Maatschappij N.V. code toegang 2.20.01
en van de hierbij gedeponeerde archieven (1784) 1824-1964 (1994), (2 dln).
Zie voor stukken over de Ondernemersraad pag. 479-484 van de inventaris.
215
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
4.
Particulier archief van Ch.J.I.M. Welter, 1900-1973,
code toegang 2.21.175
Welter was voorzitter van de Ondernemersraad in de jaren ’30:
zie de inventarisnummers 11 t/m 15.
5.
Particulier archief van G.A.Ph. Weijer (ook gespeld als Weyer),
1936-1966, code toegang 2.21.183.95
Weyer volgde G.H.C. Hart op als voorzitter van de Indische Ondernemersbond. Zie de inventarisnummers 31, 42, 45.
6.
Lijst van archieven van ondernemingen, instellingen en
bedrijven, volgens de indeling van de Ondernemersraad.
Opgenomen zijn archieven van organisaties, die vallen onder de groepen
van de Onrani. Enkele groepen zijn samengevoegd. Waar mogelijk wordt
verwezen naar hoofdstukken in de gids. Vermeld worden de archiefvormer, de archiefjaren en de code van de toegang.
Verkeerswezen te land (groep 1)
• Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij te ’s-Gravenhage,
1842-1979,
code toegangen 2.20.10 en 2.20.52
• Vier Zustermaatschappijen (Semarang-Cheribon; Semarang-Joana;
Oost-Java; Serajoedal) in Nederlandsch-Indië, 1880-1970,
code toegangen 2.20.14.01 en 2.20.15 (klapper op de personeelsdossiers).
N.B.: zie ook hierna
• Oost-Java Stoomtrammaatschappij, 1881-1944,
code toegang 2.20.16
• Semarang-Joana Stoomtrammaatschappij, 1881-1952,
code toegang 2.20.18
• Deli-Spoorwegmaatschappij te Amsterdam, 1883-1970,
code toegang 2.20.11
• Bataviase Ooster-Spoorwegmaatschappij te Amsterdam, 1884-1914,
code toegang 2.18.18.01
• Java-Spoorwegmaatschappij te ’s-Gravenhage, 1884-1922,
code toegang 2.20.13.01
• Probolingo-Stoomtrammaatschappij, 1885-1972,
code toegang 2.20.13.02
• Semarang-Cheribon Stoomtrammaatschappij, 1890-1953,
code toegang 2.20.17
• Kediri-Stoomtrammaatschappij en Malang-Stoomtrammaatschappij
te Amsterdam, 1894-1970,
code toegang 2.20.12
• Serajoedal-Stoomtrammaatschappij, 1894-1948,
code toegang 2.20.19
216
Pagina 216
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 217
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
•
•
•
•
Modjokerto-Stoomtrammaatschappij, 1895-1970,
code toegang 2.20.13.05
Pasoeroean-Stoomtrammaatschappij, 1895-1969,
code toegang 2.20.13.03
Batavia Electrische Trammaatschappij, 1896-1953,
code toegang 2.20.37.09
N.V. Madoera-Stoomtrammaatschappij, 1896-1973,
code toegang 2.20.48
Stoomvaart (transoceanisch en Oost-Aziatisch) (groepen 2 en 3)
• Stoomvaartmaatschappij Nederland, 1853-1972,
code toegang 2.20.23
• Koninklijke Paketvaartmaatschappij te Amsterdam, 1892-1970,
code toegangen 2.20.58.01; 2.20.59; 2.20.21; 2.20.35
• Koninklijke Java China Paketvaart Lijnen te Amsterdam, 1903-1970,
code toegangen 2.20.58.02; 2.20.59; 2.20.22; 2.20.35
Suikercultuur (groep 4)
• Zie voor een opgave van de ondernemingen hoofdstuk 38
(Suikerpolitiek)
Bergcultures (Rubber, thee, koffie, kina) (groepen 5 t/m 8)
• Zie voor een opgave van de ondernemingen de hoofdstukken 39 en 37
(Gouvernement en bergcultures en N.V. Deli-Maatschappij)
Tabakscultuur (groepen 9 en 10)
• Tabaksmaatschappij Sumatra te Rotterdam, 1888-1894,
code toegang 2.20.02.10
• Langkat Tabaksbouwmaatschappij te Amsterdam, 1898-1904,
code toegang 2.20.02.09
• Borneo Tabaksmaatschappij, 1901-1904,
code toegang 2.20.02.08
• Onderneming en Cultuurmaatschappij Medan, 1920-1923,
code toegang 2.20.07
Gedeponeerd archief N.V. Maatschappij tot exploitatie der Verenigde
Majanglanden te Amsterdam (Majanglanden)
• Deli-Maatschappij (Zie ook hoofdstuk 37)
Vorstenlandse cultures (groep 11)
Ondernemingen in de Vorstenlanden zijn ingedeeld op product
Nieuwere cultures (groep 12)
• N.V. Deli-Maatschappij, 1869-1967,
code toegang 2.20.46 (o.a. olie-palm)
217
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
•
•
N.V. Cultuurmaatschappij Birnie I, 1899-1910,
code toegang 2.20.07 (o.a. cassave)
Gedeponeerd archief Majanglanden
N.V. Nederlandsch-Indisch Landsyndicaat, 1910-1964,
code toegang 2.20.01 (o.a. palmolie)
Gedeponeerd archief Nederlandsche Handel Maatschappij
Bankwezen (groep 13)
• Nederlandsch-Indische Escomptomaatschappij (Nedescobank N.V.),
1859-1975,
code toegang 2.20.37.04
• N.V. Nederlandsch-Indische Handelsbank, 1863-1950,
code toegang 2.20.03
• Cultuur-,Handel- en Industriebank Koloniale Bank/Cultuurbank N.V.,
1881-1973,
code toegangen 2.20.04; 2.20.05
Industrie (inclusief petroleum- en mijnbouwindustrie) (groepen 14 t/m 16)
• Directiearchief van de N.V. Billiton-Maatschappij, 1852-1973,
code toegang 2.20.51 (deel I: Nederlandsch-Indische en Indonesische
activiteiten)
• N.V. Droogdok-Maatschappij Tandjong Priok, 1891-1978,
code toegang 2.20.37.13
• Droogdok-Maatschappij Soerabaja, 1910-1970,
code toegang 2.20.58.05
• Nederlandsch-Indische Portland Cementmaatschappij, 1910-1971,
code toegang 2.20.37.02
• N.V. Mijnbouwmaatschappij Salida, 1910-1933,
code toegang 2.20.55
• Syndicaat voor Brandstoffenveredeling Brickcarbo, 1931-1967,
code toegang 2.20.37.06
Handel (import en export) (groepen 17, 18)
• Handelsvereeniging Amsterdam, 1870-1974,
code toegang 2.20.32
• Handelsvennootschap v/h Maintz en Co te Amsterdam, 1874-1970,
code toegang 2.20.06.01
• Michiels Arnold Cultuur- en Handelmaatschappij te Amsterdam,
1887-1957,
code toegang 2.20.02.02
De maatschappij exploiteerde ook rijstlanden op Java
• N.V. Handelmaatschappij v/h G. Hoppenstedt, 1892-1976,
code toegang 2.20.56
218
Pagina 218
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 219
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
Nederlandsche Handel-Maatschappij (groep 19)
• Archief van het hoofdkantoor van de Nederlandsche HandelMaatschappij N.V. en van de hierbij gedeponeerde archieven (1784)
1824-1964 (1994),
code toegang 2.20.01 (2 dln.)
Gas- en elektriciteitsbedrijven (groep 20)
• Algemene Nederlandsch-Indische Electriciteitsmaatschappij
(ANIEM), 1909-1970, code toegangen 2.20.06.01 en 2.20.06.02
Deels gedeponeerd archief Handelsvennootschap v/h Maintz en Co
te Amsterdam (Maintz)
• Gemeenschappelijk Electriciteitsbedrijf Bandoeng en omstreken,
1918-1927,
code toegang 2.20.06.01
Gedeponeerd archief Maintz
• Nederlandsch-Indische Waterkrachtexploitatiemaatschappij,
1926-1939,
code toegang 2.20.06.01
Gedeponeerd archief Maintz
7. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de verzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Notulen der jaarlijksche algemeene ledenvergadering van den Ondernemersraad voor Nederlandsch-Indië, met jaarverslagen en ledenlijsten,
1923-1939 (Den Haag).
Bericht aan de leden / Ondernemersraad voor Nederlandsch-Indië,
1922-1944 (Den Haag).
Ook in archief Onrani, inventarisnummers 26-33, 213-215. Betreft berichten over agrarische-, arbeids-, bedrijfs-, belasting-, bestuurs-, handelsen verkeers-, en organisatorische aangelegenheden.
Jaarverslagen van den Indischen Ondernemersbond, 1922-1947 (Batavia).
Handelingen en bijlagen van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal
Handelingen en Bijlagen van de Volksraad
De Indische Ondernemersbond was vertegenwoordigd in de Economische
groep in de Volksraad.
219
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Literatuur
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/projecten/BWN/lemmata): lemma
over M.W.F. Treub.
Catalogus van boekwerken, enz. uitmakende de bibliotheek van den
Ondernemersraad voor Nederlandsch-Indië (Den Haag 1925).
Encyclopaedie NI: lemmata Ondernemersraad (V, pag. 128) en Indische
Ondernemersbond (V, pag. 249).
N.E.H. van Esveld: Treub. Over de drempel der nieuwe samenleving
(Assen 1958).
W.G.F. Jongejan: Rede ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van
den Ondernemersraad voor Nederlandsch-Indië op 24 augustus 1946,
uitgesproken door den Voorzitter van den Raad (z.p, z.j.).
Taselaar: Koloniale lobby.
M.W.F. Treub: Nederland in de Oost. Reisindrukken (Haarlem 1923).
M.W.F. Treub: Regeeringsbemoeienis met het bedrijfsleven in Nederland
en Ned.-Indië. Rede uitgesproken op 9 december 1924 te Wageningen voor
de 6e wetenschappelijke samenkomst voor Indische landbouwtechnici,
met verlof hier te lande (Roermond, z.j.).
220
Pagina 220
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 221
V LANDBOUW, NIJVERHEID, HANDEL, ECONOMISCHE ZAKEN
221
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
222
03-11-2009
10:34
Pagina 222
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:34
Pagina 223
VI OPENBARE WERKEN
VI
Burgerlijke Openbare Werken
Gouvernementsbedrijven en
Verkeer en Waterstaat
<
Sayyid ‘Uthmân,
adviseur-honorair
voor Arabische Zaken
Rosemarijn Hoefte, Peter
Meel en Hans Renders
red.: Tropenlevens. De
(post)koloniale biografie
(Leiden-Amsterdam 2008).
Zie hoofdstuk 22.
223
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
224
03-11-2009
10:34
Pagina 224
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 225
VI OPENBARE WERKEN
41 Departement van Burgerlijke Openbare
Werken
Het departement van Burgerlijke Openbare Werken (BOW) was één van
de vier departementen van algemeen bestuur, die bij Koninklijk Besluit
van 21 september 1866 (Ind. Staatsblad 1866 nr. 127) werden ingesteld.
Het was de rechtsopvolger van het Bureau van Openbare Werken (1854),
dat was opgericht op instigatie van gouverneur-generaal J.J. Rochussen
(1845-1851). Die was van mening dat een efficiënte en doelmatige uitvoering van het Cultuurstelsel was gebaat bij een professionele aanpak van
de infrastructuur op centraal niveau. Tot dusver waren de ‘natte’ en
‘droge’ waterstaat een zaak van de gewestelijke bestuurshoofden. Slechts
enkele residenties hadden een ingenieur in dienst. Rochussen vond
modernisering niet alleen uit economisch, maar ook uit sociaal oogpunt
wenselijk: met de bouw van nieuwe waterwerken door goed geschoolde
krachten zou hongersnood onder de Indonesische bevolking kunnen
worden voorkomen.
Het takenpakket van het departement omvatte de waterstaat; de wegen;
’s lands burgerlijke openbare werken; het stoomwezen, inclusief de
inspectie van stoomwerktuigen en het toezicht op het gebruik ervan; de
telegrafie; de spoorwegen en de zorg voor het personeel dat bij al deze
dienstonderdelen werkte. In 1872 werd van het departement van Binnenlands Bestuur de brieven- en paardenposterij overgenomen. Enkele jaren
later kwamen de staatsspoorwegen erbij. Het departement kreeg in 1887
de zorg voor alle gebouwen van het departement van Marine, ook voor de
kustverlichting. De postspaarbank (1897) viel onder BOW. Alle taken, die
er na 1872 bijkwamen (uitgezonderd die voor het Marinedepartement)
zouden later worden overgedragen aan het nieuwe departement van
Gouvernementsbedrijven (1907).
BOW was een vakdepartement, dat aanvankelijk weinig bestuurlijk gezag
had. De zorg voor en het onderhoud van de openbare werken berustte bij
de technici; het beheer lag in handen van de gewestelijke bestuurshoofden.
De ingenieurs en het lagere technisch personeel in de gewesten stonden
onder de bevelen van de resident. De ontwikkeling van de koloniale staat
versterkte de positie van BOW. Dankzij het departement verbeterde de
communicatie binnen de archipel door de aanleg van (water)wegen,
spoorwegen en de aanleg van een nieuwe haven voor Batavia, Tandjoeng
Priok (1877-1883). In 1885 werd een irrigatiebrigade opgericht, die vooral
in dichtbevolkte gebieden bevloeiingswerken moest aanleggen; vijf jaar
later werd een algemeen irrigatieplan gepresenteerd, waarin 19 projecten
waren opgevoerd. In 1912 volgde een algemeen wegenplan.
225
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
De introductie van de Ethische politiek bracht meer werk met zich mee:
de uitbreiding van het koloniaal bestuursapparaat en van de overheidszorg had tot gevolg, dat er meer gebouwen voor gouvernementsdiensten
en dienstwoningen voor ambtenaren moesten komen. Er werden meer
scholen, ziekenhuizen en gevangenissen gebouwd; er kwam betere huisvesting voor de Indonesische bevolking; er werden waterleidingen, rioleringen, openbare bad- en wasgelegenheden aangelegd. Er kwam uitbreiding van het wegennet: dat werd tevens aangepast aan nieuwe vervoersmiddelen zoals auto en fiets. Er werden havenwerken aangelegd en
geëxploiteerd. In 1912 kreeg het departement een laboratorium waar
bouwmaterialen vóór gebruik werden getest. In architectonisch opzicht
bepaalde BOW in belangrijke mate het ‘gezicht’ van Nederlandsch-Indië.
Na 1920 werd het departement geleidelijk ontmanteld. Met de invoering
van de Wet op de Bestuurshervorming (1922) werden de nieuwe provincies
en stadsgemeenten verantwoordelijk voor de ‘natte’ en ‘droge’ waterstaat
(inclusief gebouwen) in hun gebied. BOW mocht deze bestuursorganen
alleen nog maar adviseren en hield verder slechts de projecten van landelijke betekenis in portefeuille. Daarbij kwam, dat in 1924 (Ind. Staatsblad 1924 nr. 576) de Burgerlijke Geneeskundige Dienst (onderdeel van
het departement van Onderwijs en Eredienst) werd gereorganiseerd tot
een Dienst voor de Volksgezondheid, die uitgebreide bevoegdheden kreeg
op het terrein van de riolering, de drinkwatervoorziening, de bodemsanering en de volkshuisvesting. Tot dusver waren dat taken van BOW
geweest. En ten slotte leidde de economische crisis van 1929 tot ingrijpende bezuinigingen, ook op het departement van Burgerlijke Openbare
Werken. De overgebleven taken werden in 1933 geïntegreerd in het nieuwe
departement van Verkeer en Waterstaat.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1850
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Stukken over de organisatie en de taakuitoefening van het departement
(op hoofdlijnen), adviezen en rapporten van de directeur BOW, zijn te
vinden met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar archief,
in de rubrieken:
a. periode 1850-1900 (code toegangen 2.10.02; 2.10.10):
Constructiewinkel in O.-Indië; Gebouwen en werken in O.-Indië;
Openbare werken; Postwezen in O.-Indië/Posterijen, telegrafen
en telefonen; Spoor-, tramweg- en stoomwezen; Stoomwezen in
O.-Indië; Transportmiddelen in O. Indië/Transportwezen.
226
Pagina 226
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 227
VI OPENBARE WERKEN
b.
periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Ambtenaren (bij de waterstaat, burgerlijke openbare werken, de PTT-dienst, de Staatsspoorwegen); Automobielen; Bestuur
(departementen van -); Beveiliging (fabrieken en werkplaatsen);
Bruggen en wegen; (Burgerlijke) openbare werken;
Drinkwatervoorziening; Elektriciteit (waterkracht en-); Havens
(exploitatie van – en dokinrichtingen); Irrigatie; Onteigening; PTT
(Posterijen, telegrafen en telefonen): Postspaarbank NederlandschIndië; Spoor- en tramweg(en) (– en stoomwezen / gouvernementstransporten); Transporten; Veiligheidstoezicht; Verkeerscoördinatie;
Volksgezondheid; Wegverkeer.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over burgerlijke openbare werken na 1921 zijn de toegangen van de 5e afdeling van belang.
Er zijn aparte indices voor stukken (ook uit de periode vóór 1921) inzake
waterkracht en elektriciteit; burgerlijke openbare werken; spoor- en tramwegen en PTT-aangelegenheden: zie code toegang 2.10.36.011, pag. 29-31.
Het is niet waarschijnlijk dat het geheim – en kabinetsarchief en de serie
geheime mailrapporten vanaf 1914 veel materiaal over BOW bevatten. Als
er vanuit het openbaar archief naar deze bestanden wordt verwezen kan
daarin nader onderzoek worden gedaan.
Adviezen en rapporten van de directeuren BOW zijn opgenomen in de
bronnenpublicatie:
Creutzberg: Ekonomisch beleid
2.
Verzameling Haringhuizen-Schoemaker
code toegangen 2.22.07 en 2.22.08
bestaande uit stukken betreffende openbare werken in Nederlands-Indië
en Suriname, 1872-1970.
J. Haringhuizen en H.J. Schoemaker waren als ingenieur werkzaam bij
resp. het departement van Burgerlijke Openbare Werken en het departement van Verkeer en Waterstaat. De archiefstukken zijn beschreven in
code toegang 2.22.07, een verzameling lantaarnplaatjes in code toegang
2.22.08.
3.
Archief van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI),
1847-1980, code toegang 2.19.047.01
Het KIVI was een beroepsorganisatie van ingenieurs, van wie er velen
in Nederlandsch-Indië werkten, al dan niet in gouvernementsdienst.
Het archief bevat o.a. afleveringen van het tijdschrift De Ingenieur in
Nederlandsch-Indië (met uittreksels uit de BOW-verslagen) en het Indisch
227
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Bouwkundig Tijdschrift, waarin mutaties zijn opgenomen van technisch
personeel, werkzaam bij het departement BOW, de Staatsspoorwegen en
de Genie.
4.
Particulier archief van de familie Stieltjes, 1757-1969,
code toegang 2.21.205.62
Bevat papieren van ir. J.J. Stieltjes, die tijdens zijn dienstverband bij het
departement BOW werkte voor de staatsspoorwegen op Java. Hij was
tevens hoofdinspecteur/chef van de PTT.
5.
Particulier archief van W. Cool jr., 1901-1948,
code toegang 2.21.038
Cool was in de periode 1915-1920 Algemeen adviseur voor havenwerken
en chef van de afdeling Havenwezen van het departement BOW. Zijn
archief bevat o.a. minuten van adviezen en verslagen van dienstreizen.
6.
Particulier archief van F.A.W. Meijneken (ook gespeld als
Meineken), 1921-1946, code toegang 2.21.205.41
Meijneken was als waterstaatsingenieur verbonden aan de departementen BOW en Verkeer en Waterstaat. Hij werkte o.a. aan de haven van
Belawan (Sumatra).
7.
Particulier archief van W. Swaan, 1922-1971,
code toegang 2.21.205.83
Swaan was als waterstaatsingenieur verbonden aan het departement
BOW. Zijn archief bevat stukken over de aanleg van waterstaatswerken op
Java en Bali.
8.
Archief van de NV Ingenieurs Maatschappij Eigen Beheer,
1916-1940, code toegang 2.20.43
Deze NV verrichtte werkzaamheden voor het departement BOW.
De oud-directeur BOW J. Homan van der Heide was lid van de directie.
9.
De archieven van de Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij (1861-1973), code toegangen 2.20.52 en 2.20.10
en van de Pasoeroean Stoomtram Maatschappij (1895-1972),
code toegang 2.20.13.03)
bevatten (registers van) besluiten van de directeur BOW.
10. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl)
228
Pagina 228
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 229
VI OPENBARE WERKEN
Verslagen over de Burgerlijke Openbare Werken in Nederlandsch-Indië,
1892-1930 (Weltevreden).
In de rubriek Mededelingen van algemene aard o.a. prijzen van djatihout.
Voorts gedetailleerde opgave van uitgevoerde projecten met projectomschrijvingen; opgave van gebruikte materialen; kosten; relevante
gouvernementsbesluiten en beschikkingen van de directeur BOW.
Verslagen over de periode 1892-1928 ook in de verzameling
Haringhuizen-Schoemaker, inventarisnummers 87-96.
Mededeelingen en rapporten van het Departement Burgerlijke Openbare
Werken, 1914-1920 (Batavia).
Bevat verslagen van geologisch onderzoek ten behoeve van de waterstaat,
gewestelijke- en gemeentewerken in Nederlandsch-Indië; beoordelingen
van bouwmaterialen.
De afleveringen over de periode 1914-1915, 1918, 1919 ook in de verzameling
Haringhuizen-Schoemaker, inventarisnummer 125.
Verslagen der werkzaamheden in het Laboratorium Burgerlijke Openbare
Werken, 1917-1925 (Weltevreden 1927).
Voorlopige cijfers en gegevens over werkzaamheden van het Departement
Burgerlijke Openbare Werken, 1924-1933 (Weltevreden), voortgezet als
Eenige gegevens en voorlopige cijfers betreffende de werkzaamheden van
het Departement van Verkeer en Waterstaat, 1935-1938 (Batavia)
Bevat gegevens van de afdelingen van het departement en van het laboratorium voor materiaalonderzoek. Ook grafieken, o.a. van werkelijke uitgaven en ontvangsten en van buitengewone uitgaven voor het havenwezen.
De delen over 1924, 1926-1933 en 1938 ook in de verzameling HaringhuizenSchoemaker, inventarisnummer 97.
De Waterstaatsambtenaar in Nederlandsch-Oost-Indië. Handleiding
bevattende alle bepalingen en circulaires betreffende den waterstaat in
Nederlandsch Oost-Indië (2 dln., Semarang 1892, 1905, 1914).
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Hierin o.a. teksten van redevoeringen van de directeur BOW.
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor dit stuk is gebruik gemaakt van Ind. Staatsblad 1866 nr. 127; 1871
nr. 92; 1887 nr. 5; 1897 nr. 296; 1907 nr. 406; 1919 nr. 2; 1924 nr. 576.
229
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Literatuur
Huib Akihary: Architectuur en stedebouw in Indonesië 1870/1970
(Zutphen 1990, 2e dr.).
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/projecten/BWN/lemmata): lemma over
W. Cool jr.
Catalogus der bibliotheek van het Departement der Burgerlijke Openbare
Werken (Weltevreden 1911, 1930).
J.A.A. van Doorn: De laatste eeuw van Indië. Ontwikkeling en ondergang
van een koloniaal project (Amsterdam 1994).
Encyclopaedie NI: lemmata Departementen van algemeen bestuur
(I, pag. 585-588); Waterkracht en electriciteit (V, pag. 303-319).
Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het
Koninklijk Instituut van Ingenieurs 1847-1897 (Den Haag 1897).
N.B.: hoofdstuk XVI betreft Nederlandsch-Indië. Ook aanwezig in het
archief van het KIVI, inventarisnummer 482.
L.F. van Gent, W.A. Penard en D.A. Rinkes red.: Gedenkboek van
Nederlandsch-Indië ter gelegenheid van het regeeringsjubileum van
H.M. de Koningin 1898-1923 (Batavia-Leiden 1923).
N.B.: zie pag. 393-421 en 468-501.
Willem Ravesteijn: De zegenrijke heeren der wateren. Irrigatie en staat op
Java 1832-1942. Een wetenschappelijke proeve op het gebied van Sociale
Wetenschappen (Delft 1997).
Wim Ravesteijn en Jan Kop red.: Bouwen in de archipel. Burgerlijke Openbare Werken in Nederlands-Indië en Indonesië 1800-2000 (Zutphen 2004).
230
Pagina 230
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 231
VI OPENBARE WERKEN
42 Departement van Gouvernementsbedrijven
Het departement werd opgericht bij Koninklijk Besluit van 27 juli 1907
(Ind. Staatsblad 1907 nr. 406). De regering wilde de industrieel-technische
gouvernementsbedrijven onder één dak brengen. Die bedrijven waren tot
dusver verspreid geweest over enkele departementen van algemeen
bestuur, met name Onderwijs, Eredienst en Nijverheid; Financiën en
Burgerlijke Openbare Werken. Verouderde werkmethoden en onvoldoende kennis stonden een efficiënte bedrijfsvoering in de weg. De spreiding
bevorderde de onoverzichtelijkheid: bestuursambtenaren hadden met
verschillende loketten en uiteenlopende richtlijnen te maken. Onder
invloed van de Ethische politiek groeide de behoefte aan concentratie,
modernisering en eenheid van beleid. Als gevolg daarvan zou de (kwaliteit van de) productie toenemen, de marktpositie worden versterkt, de
inkomsten worden verhoogd. Dit laatste was van belang gezien de uitbreiding en intensivering van de overheidsbemoeienis,
Het nieuwe departement kreeg van Onderwijs, Eredienst en Nijverheid
het mijnwezen, de zoutregie en de landsdrukkerij. Tot het mijnwezen
behoorde het verrichten van bodemonderzoek, de behandeling van particuliere concessieaanvragen, het toezicht op de ontginning van delfstoffen
en het beheer en de exploitatie van enkele kolenmijnen (Ombilin en
Boekit Asem op Sumatra; Poeloe Laoet ten zuiden van Borneo), van de
tinmijnen op Banka en later ook van de goud- en zilvermijnen in
Benkoelen (Sumatra). De zoutregie was een gouvernementsmonopolie.
Zout was een onmisbaar ingrediënt in de Indonesische huishouding:
voor de aanmaak was een vergunning vereist. Het gewonnen zout werd
gedeeltelijk verwerkt tot briketten, die tegen een vaste prijs werden
verkocht. De eerste directeur van de Gouvernementsbedrijven, H.J.E.
Wenckebach, noemde de zoutregie een louter fiscaal bedrijf, uitsluitend
bedoeld om geld in de landskas te brengen. De landsdrukkerij verzorgde
uitgaven van diverse overheidspublicaties, waaronder de Javasche
Courant, de regeringsalmanak, staats- en bijbladen.
Van BOW werden de brieven- en paardenposterij overgenomen, de telegrafie, de telefonie en de postspaarbank. In 1909 werden de afdeling
spoorwegaangelegenheden (met uitzondering van de Dienst voor het
Stoomwezen) en het bedrijf der staatsspoorwegen overgedragen. Financiën stond de opiumfabriek af. De fabriek was onderdeel van de opiumregie, die tot doel had om het gebruik van dit genotmiddel te reguleren
en de kwaliteit te waarborgen. Het gouvernement had een monopolie op
de invoer en de verkoop van opium: in de fabriek werd de stof volgens
231
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
voorschriften bereid en verpakt. Het departement van Binnenlands
Bestuur ten slotte stootte in 1910 de aanbesteding en het eigen beheer
van transporten van gouvernementsreizigers- en goederen af.
De gouvernementsbedrijven waren in hoge mate zelfstandig. Ze publiceerden hun eigen jaarverslagen. De directeuren waren als hoofdambtenaar rechtstreeks ondergeschikt aan de directeur GB. Het departement
fungeerde als koepel, ondersteunde en coördineerde. Het maakte beleid
en regelgeving; het voerde bij de bedrijven commerciële boekhouding in.
Technisch-economische en sociale bureaus verstrekten adviezen aan
overheid en particuliere organisaties. De verkoop van gouvernementsmijnbouwproducten werd geregeld door een commercieel bureau.
Mede ter bevordering van de industriële ontwikkeling werd in 1913 de
afdeling Elektriciteitswezen opgericht. Uit een fusie met het Waterkrachtbureau van de Staatsspoorwegen (1917) ontstond de Dienst voor Waterkracht en Elektriciteit. De DWE ontwierp staatswaterkrachtwerken en
elektriciteitsvoorzieningen; behandelde particuliere concessieaanvragen;
gaf voorlichting en advies aan overheidsorganen en de industrie en
oefende toezicht uit op elektriciteitsbedrijven. In 1928 ging het departement zich met luchtvaart bemoeien: hiervoor werd een apart bureau
ingesteld.
Toen het departement van Economische Zaken werd opgericht (1933)
moest het departement van Gouvernementsbedrijven het beheer van de
landsmijnen en de verkoop van de betreffende producten overdragen,
alsmede de landsdrukkerij. Tegelijkertijd ging de zoutregie naar het
departement van Financiën, dat reeds bij de bestuurlijke reorganisatie
van 1924 de opiumfabriek had overgenomen. Bij diezelfde reorganisatie
was de afdeling Transportwezen opgeheven. Wat overbleef van GB
werd samen met de resterende onderdelen van het departement BOW
omgevormd tot een nieuw departement van Verkeer en Waterstaat
(Ind. Staatsblad 1933 nr. 509).
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten: Gids, hoofdstuk 16.
Voor dit hoofdstuk is archiefonderzoek verricht. De hierna genoemde
stukken over de oprichting en het takenpakket van het departement van
Gouvernementsbedrijven staan vermeld in de toegangen (indices) op het
openbaar archief, in de rubrieken: Departementen van algemeen bestuur
in Oost-Indië; Bestuur, binnenlands.
232
Pagina 232
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 233
VI OPENBARE WERKEN
Voor dit stuk zijn geraadpleegd de verbalen van: 29 januari 1906 nr. 28/291;
1 juni 1906 nr. 73; 20 december 1906 nr. 61; 12 januari 1907 nr. 59;
18 januari 1907 nr. 37; 6 september 1924 nr. 59
Stukken over de organisatie en de taakuitoefening van het departement
(op hoofdlijnen), adviezen en rapporten van de directeur
Gouvernementsbedrijven zijn te vinden met behulp de toegangen (indices) op het openbaar archief, in de rubrieken:
a. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Ambtenaren (bij gouvernementsbedrijven; het mijnwezen;
de Staatsspoorwegen); Bestuur (departementen van -); Bodemkunde; Goud; Gouvernementsbedrijven; Luchtvaart(zaken; -congressen); Monopolies; Mijnwezen; Opium; PTT (Posterijen, telegrafen en
telefonen / post en telegrafie): Postspaarbank Nederlandsch-Indië;
Spoor- en tramweg – en stoomwezen; Spoor- en tramwegen (gouvernementstransporten); Steenkolen; Tin; Transporten; Verkoop van
producten; Waterkracht en elektriciteit; Zilver; Zout.
Het openbaar verbaalarchief 1850-1921 is toegankelijk met behulp van
centrale indices. Voor het opzoeken van stukken over gouvernementsbedrijven na 1921 zijn de toegangen van de 5e afdeling van belang. Er zijn
aparte indices voor stukken (ook uit de periode vóór 1921) inzake gouvernementsbedrijven, de opiumfabriek, de landsdrukkerij, waterkracht en
elektriciteit; mijnwezen; tin; steenkool; spoor- en tramwegen, luchtvaart
en inzake PTT-aangelegenheden. Zie code toegang 2.10.36.011, pag. 29-31.
Het geheim- en kabinetsarchief en de serie geheime mailrapporten vanaf
1914 bevatten stukken van de directeur GB: code toegangen 2.10.36.051;
2.10.36.013; 2.10.36.06; 2.10.36.07 (periode na 1900).
Adviezen en rapporten van de directeur Gouvernementsbedrijven zijn
opgenomen in de bronnenpublicatie:
Creutzberg: Ekonomisch beleid
Serie Jaarboeken van het mijnwezen in Nederlandsch Oost-Indië,
1875-1938, code toegang 2.10.55.
Vanaf 1907 uitgegeven door het departement GB. Bevatten verslagen
van het mijnwezen / jaarverslagen van de Dienst van de mijnbouw.
2. Archief van ir. J. van der Waerden, code toegang 2.10.42
gedelegeerd lid en voorzitter van de Commissie tot ontwikkeling van
de Fabrieksnijverheid in Nederlands-Indië, (1904) 1919-1926 (1940).
De inventarisnummers 27 t/m 29 bevatten stukken over de positie van
de gouvernementsbedrijven.
233
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
3.
Archief van de N.V. Maatschappij tot exploitatie van de
Verenigde Majanglanden, 1890-1970, code toegang 2.20.07
Bevat stukken over de Poeloe Loet steenkolenmijn en de verkoop daarvan aan het Indische gouvernement in 1913 (inventarisnummers 574-576).
4.
Archief van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI),
1847-1980, code toegang 2.19.047.01
Het KIVI was een beroepsorganisatie van ingenieurs, van wie er velen in
Nederlandsch-Indië werkten, al dan niet in gouvernementsdienst. Het
archief bevat stukken over mijnbouw, electrotechniek en telecommunicatie.
5.
Directiearchief van de NV Billiton-Maatschappij, 1852-1970,
code toegang 2.20.51
(deel I: Nederlandsch-Indische en Indonesische activiteiten).
Het bedrijf ontwikkelde zich tot een holding, waarin de staat een aandeel
had. Het archief geeft inzicht in de bemoeienissen van de directeur GB
met deze onderneming.
6.
Archief van de Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij,
1861-1973, code toegangen 2.20.52 en 2.20.10
Bevat (registers van) besluiten van de directeur GB.
7.
Archief van de Handelsvennootschap voorheen Maintz en Co
te Amsterdam, 1874-1970, code toegang 2.20.06.01
Hierin stukken van de Algemene Nederlandsch-Indische Electriciteitsmaatschappij (ANIEM); de Nederlandsch-Indische Waterkracht-exploitatiemaatschappij; de Maatschappij tot exploitatie van waterleidingen in
Nederlandsch-Indië en het Gemeenschappelijk Electriciteitsbedrijf
Bandoeng en omstreken. Ook stukken over concessies en contacten met
de Dienst voor Waterkracht en Electriciteit.
Zie voor de ANIEM ook code toegang 2.20.06.02.
8.
Archief van de regeringscommissaris bij de Koninklijke
Nederlandsch-Indische Luchtvaart Maatschappij, 1928-1947,
code toegang 2.10.46.01
Inventarisnummer 130 bevat enkele ingekomen stukken van het
departement van Gouvernementsbedrijven.
9.
Particulier archief van A. Groothoff, 1895-1969,
code toegang 2.21.077
Groothoff werd in 1917 chef van de hydrotechnische afdeling bij de Dienst
voor Waterkracht en Electriciteit en was vervolgens directeur van het
Technisch-Economisch Adviesbureau bij het departement GB (1920-1922).
Twee jaar (1922-1924) was hij regeringscommissaris bij de Billiton
Maatschappij.
234
Pagina 234
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 235
VI OPENBARE WERKEN
10. Particulier archief van de familie Middelberg, 1820-1960,
code toegang 2.21.232
Bevat papieren van M. Middelberg, o.a. hoofdingenieur ter beschikking
van de directeur GB, en van L. Middelberg, werkzaam bij de Staatsspoorwegen.
11. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl)
Jaarverslagen van den Dienst voor Waterkracht en Electriciteit in
Nederlandsch-Indië (Bandoeng 1917-1933).
De verslagen over 1919-1920 ook in het particulier archief van A. Groothoff,
inventarisnummer 71.
Statistiek van het vervoer op de spoorwegen en tramwegen met machinale
beweegkracht in Nederlandsch-Indië (Batavia 1900-1914), voortgezet als
Verslag betreffende het spoor- en tramwegwezen in Nederlandsch-Indië
(Batavia 1915-1927).
N.B.: publicatie van het departement GB.
Verzameling van concessievoorwaarden der particuliere spoorwegen en
tramwegen met machinale beweegkracht (2 dln., Weltevreden 1910-1914).
De waterkrachtregelingen in Nederlandsch-Indië: overzicht der vroegere en
nu nog bestaande bepalingen en regelingen, welke verband houden met het
gebruik van water als beweegkracht in Nederlandsch-Indië (Weltevreden 1924).
Jaarverslagen van gouvernementsbedrijven, o.a. van de Goud- en zilvermijnen te Benkoelen (1925-1931); de Boekit Asam steenkolenmijnen
(1919-1924); de Dienst van de zoutregie (1912-1934); de Poeloe Laoet
steenkolenontginning (1914-1925); het Bedrijf der Staatsspoor- en tramwegen op Java (1911-1914); de Opiumfabriek (1917-1939); de Landsdrukkerij
(1924-1933); de Ombilinmijnen (1918-1925).
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Hierin o.a. teksten van redevoeringen van de directeur Gouvernementsbedrijven.
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor dit stuk is gebruik gemaakt van Ind. Staatsblad 1907 nr. 406;
1909 nr. 279; 1910 nr. 253; 1913 nr. 512; 1915 nr. 656; 1917 nr. 468; 1919 nr. 2;
1924 nr. 576; 1933 nr. 509.
235
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Literatuur
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie.
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/projecten/BWN/lemmata): lemma over
A. Groothoff.
Marc Dierikx: Bevlogen jaren. Nederlandse burgerluchtvaart tussen de
wereldoorlogen (Houten 1986).
Encyclopaedie NI: lemmata Departementen van algemeen bestuur (I, pag.
585-588); Landsdrukkerij (II, pag. 528); Luchtvaart (II, pag. 624-626; VI,
pag. 575-584); Mijnwezen (Dienst van het) (II, pag. 852-854); Opium (III,
pag. 155-167; VII, pag. 1249-1263); Post- en telegraafdienst (III, pag. 437451, VI, pag. 845-862); Postspaarbank (III, pag. 484-487; V, pag. 32-34;
VI, pag. 798-799); Spoor- en tramwegen (IV, pag. 68-85); Transportwezen
(IV, pag. 423-430); Waterkracht en electriciteit (V, pag. 303-319); Zout
(IV, pag. 865-867).
L.F. van Gent, W.A. Penard en D.A. Rinkes red.: Gedenkboek van
Nederlandsch-Indië ter gelegenheid van het regeeringsjubileum van
H.M. de Koningin 1898-1923 (Batavia-Leiden 1923).
N.B.: zie pag. 393-421 en 468-501.
B.G.J. de Graaff: Kalm temidden van woedende golven. Het ministerie
van Koloniën en zijn taakomgeving, 1912-1940 (Zutphen 1997).
Kleintjes: Staatsinstellingen, hoofdstuk XXVI.
Lijst van periodieken (jaarboeken en jaarverslagen uitgezonderd) van de
Centrale bibliotheek van het Departement van Gouvernementsbedrijven
(Bandoeng 1927).
P.J.C. van der Stok: Gouvernementsexploitatie in Nederlandsch-Indië
(Leiden 1913).
H.J.E. Wenckebach: Het departement van Gouvernementsbedrijven in
Nederlandsch-Indië. Voordracht, gehouden in de vergadering van het
Kon. Instituut van Ingenieurs van 27 maart 1915, in De Ingenieur,
afl. 22 mei 1915, pag. 429-445.
N.B.: zie ook het archief van het KIVI, inventarisnummer 405.
236
Pagina 236
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 237
VI OPENBARE WERKEN
43 Departement van Verkeer en Waterstaat
Het departement, opgericht bij Gouvernementsbesluit van 22 december
1933 (Ind. Staatsblad 1933 nr. 509), ging op 1 januari 1934 van start. V. en
W. was ontstaan uit een fusie van de departementen van Burgerlijke
Openbare Werken en Gouvernementsbedrijven. Bestuurlijke reorganisaties en bezuinigingen hadden tot die samenvoeging geleid. Het gouvernement hoopte zo doeltreffender te kunnen opereren.
Van GB waren de volgende taken overgenomen: de aanleg en exploitatie
van de staatsspoor- en tramwegen; de PTT; de postspaarbank; het elektriciteitswezen; de bouw en exploitatie van waterkrachtwerken; de
bemoeienis met en het toezicht op de burgerlijke luchtvaart en het mijnwezen (met uitzondering van de landsmijnbedrijven, want die vielen nu
onder het nieuwe departement van Economische Zaken). BOW had de
‘natte‘ en ‘droge‘ waterstaat ingebracht. Tot dit werkterrein behoorden de
aanleg, het onderhoud en beheer van rijwegen; het beheer van waterwegen
(rivieren, meren, plassen); de bouw en exploitatie van havenwerken; de
aanleg en exploitatie van drinkwatervoorzieningen, riolerings- en andere
werken in het belang van de volksgezondheid; de bouw, het onderhoud
en beheer van landsgebouwen en het huren van gebouwen voor burgerlijke diensten. Voor waterstaatszaken, die onder andere bestuursorganen
34
zoals provincies en stadsgemeenten vielen, droeg het departement
geen verantwoordelijkheid. Ten slotte moest V. en W. zich gaan bezighouden met algemene vraagstukken op verkeersgebied en met economische
vraagstukken betreffende het scheepvaartverkeer.
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën vanaf 1900
Algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series in
Otten, Gids, hoofdstuk 16
Stukken over de organisatie en de taakuitoefening van het departement
(op hoofdlijnen), adviezen en rapporten van de directeur VW zijn te vinden
met behulp van de toegangen (indices) op het openbaar archief, in de
rubrieken:
a. periode na 1900 (code toegangen 2.10.36.011; 2.10.36.04; 2.10.36.02;
2.10.36.03): Ambtenaren; Automobielen; Bodemkunde; Bruggen en
wegen; (Burgerlijke) openbare werken; Drinkwatervoorziening;
Havens (exploitatie van- en dokinrichtingen); Luchtvaart (zaken; 237
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
congressen); Mijnwezen; PTT; Postspaarbank Nederlandsch-Indië;
Transporten; Verkeerscoördinatie; Volksgezondheid; Waterkracht en
elektriciteit; Wegverkeer.
Omdat dit departement na 1921 is opgericht, kan geen gebruik meer
worden gemaakt van de centrale indices op het openbaar verbaalarchief.
Voor het opzoeken van stukken zijn de toegangen van de 5e afdeling van
belang. Er zijn aparte indices voor stukken inzake waterkracht en elektriciteit; mijnwezen; spoor- en tramwegen; luchtvaart en PTT-aangelegenheden: zie code toegang 2.10.36.011, pag. 29-31.
Het is niet waarschijnlijk dat het geheim- en kabinetsarchief en de serie
geheime mailrapporten vanaf 1914 veel materiaal over verkeer- en waterstaat bevatten. Als er vanuit het openbaar archief naar deze bestanden
wordt verwezen, kan daarin nader onderzoek worden gedaan.
Serie Jaarboeken van het mijnwezen in Nederlandsch Oost-Indië,
1875-1938, code toegang 2.10.55
Hierin verslagen van het mijnwezen / de Dienst van de mijnbouw
2.
Verzameling Haringhuizen-Schoemaker,
code toegang 2.22.07 en 2.22.08
bestaande uit stukken betreffende openbare werken in Nederlands-Indië
en Suriname, 1872-1970.
J. Haringhuizen en H.J. Schoemaker waren als ingenieur werkzaam bij
resp. het departement van Burgerlijke Openbare Werken en het departement van Verkeer en Waterstaat. De archiefstukken zijn beschreven in
code toegang 2.22.07: de inventarisnummers 97 en 111 bevatten jaarverslagen van het departement van Verkeer en waterstaat over 1938-1940.
De lantaarnplaatjes zijn beschreven in code toegang 2.22.08.
3.
Archief van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI),
1847-1980, code toegang 2.19.047.01
Het KIVI was een beroepsorganisatie van ingenieurs, van wie er velen
in Nederlandsch-Indië werkten, al dan niet in gouvernementsdienst.
Het archief bevat o.a. afleveringen van het tijdschrift De Ingenieur in
Nederlandsch-Indië en het Indisch Bouwkundig Tijdschrift.
4.
Particulier archief van F.A.W. Meijneken (ook gespeld als
Meineken), 1921-1946, code toegang 2.21.205.41
Meijneken was als waterstaatsingenieur verbonden aan de departementen BOW en Verkeer en Waterstaat. Hij werkte o.a. aam de haven van
Belawan (Sumatra).
238
Pagina 238
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 239
VI OPENBARE WERKEN
5. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid van deze bronnen Picarta,
via de overzichtspagina van de KB (www.kb.nl).
Algemeene voorwaarden voor de uitvoering bij aanneming van openbare
werken in Nederlandsch-Indië: goedgekeurd bij gouvernementsbesluit van
28 mei 1941 no 9 (Batavia 1941)
Eenige gegevens en voorloopige cijfers betreffende de werkzaamheden
van het Departement van Verkeer en Waterstaat, 1935-1938 (Batavia).
Bevat gegevens van de afdelingen van het departement en van het
laboratorium voor materiaalonderzoek. Ook grafieken, o.a. van de
werkelijke uitgaven en ontvangsten en van buitengewone uitgaven voor
het havenwezen. Het deel over 1938 ook in de verzameling HaringhuizenSchoemaker, inventarisnummer 97.
Luchtvaartatlas van Nederlandsch-Indië (Bandoeng 1934).
Wegenboekjes van Midden-Java en Noord-Sumatra (Batavia 1936).
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Hierin o.a. teksten van redevoeringen van de directeur V en W.
Staatsblad van Nederlandsch-Indië
Voor dit stuk is geraadpleegd Ind. Staatsblad 1933 nr. 509.
Literatuur
Willem Ravesteijn: De zegenrijke heeren der wateren. Irrigatie en staat op
Java 1832-1942. Een wetenschappelijke proeve op het gebied van Sociale
Wetenschappen (Delft 1997)
Wim Ravesteijn en Jan Kop red.: Bouwen in de archipel. Burgerlijke
Openbare Werken in Nederlands-Indië en Indonesië 1800-2000
(Zutphen 2004)
239
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
240
03-11-2009
10:35
Pagina 240
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 241
VII BRONNEN EN BIBLIOGRAFIE
Bronnen en Bibliografie
<
F.L. Winter was ‘translateur’ (tolk-vertaler) bij
het bureau Javaanse taal
te Soerakarta (1861-1866).
Nationaal Archief,
archief ministerie van
Koloniën 1850-1900,
inventarisnummer 4415.
241
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
242
03-11-2009
10:35
Pagina 242
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 243
VII BRONNEN EN BIBLIOGRAFIE
44 Geraadpleegde bronnen met toelichting
Archieven en gedrukte bronnen
1. Archief van het ministerie van Koloniën 1814-1942
Voor algemene informatie over de ordening, toegangen en speciale series
wordt verwezen naar F.J.M. Otten: Gids voor de archieven van de ministeries
en de Hoge Colleges van Staat 1813-1940 (Den Haag 2004). In de hoofdstukken 2 en 16 worden resp. de registratuur van de rijksadministratie en het
archief van het ministerie van Koloniën behandeld. Hieraan zijn gegevens
ontleend voor deze toelichting.
Ordening
Het archief Koloniën is geordend volgens het zogenaamde verbaalstelsel:
een chronologische serie dossiers, geordend op datum van afdoening. De
afdoening bestaat uit een ministerieel besluit, geschreven op een dubbelgevouwen blad papier. De stukken, die tot het besluit hebben geleid
(‘voorstukken’), zijn in de omslag gevoegd. Openbare verbalen zijn voorzien van een datum en een nummer. Geheime verbalen dragen tot 1900
een datum en een nummer met de toevoeging ‘geh’. Kabinetsverbalen
dragen tot 1900 een datum, een letter en de toevoeging ‘kab’. Geheime- en
kabinetsverbalen na 1900 zijn voorzien van een datum en een letter.
Zoeken in een verbaalarchief is mogelijk als bekend is in welke periode
een persoon handelde of een zaak zich afspeelde. Voor het opzoeken van
de relevante stukken moeten eigentijdse toegangen in de vorm van (per
kalenderjaar opgemaakte) indices en klappers worden gebruikt. Indices
zijn onderverdeeld in rubrieken. Alvorens een stuk werd opgeborgen
werd nagegaan in welke rubriek het thuishoorde. Vervolgens werd het in
de betreffende rubriek ingeschreven onder vermelding van datum en
nummer of letter van het afdoeningsbesluit. Aan de omschrijving in de
index werden trefwoorden (persoons-, geografische-, zaaknamen) ontleend, die werden genoteerd in klappers. De trefwoorden in de klappers
verwijzen naar bladzijden van de index.
De aanduiding Exhibitum staat voor ‘behandeld’. Afgekort tot Exh. werd
de term, gevolgd door een datum (N.B.: de maandaanduiding in cijfers
kan vóór de dag staan!) en een nummer/letter, op ingekomen stukken
geschreven.
Een deel van de exhibita kwam als ‘voorstukken’ terecht in verbalen.
243
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
De exhibita die niet tot een afdoeningsbesluit leidden, werden chronologisch opgeborgen: men vindt ze in de ‘dagbundels’ vóór de verbalen.
Het geheim- en kabinetsarchief vanaf 1900 bevat een aparte serie exhibita
over de periode 1916-1940 (zie code toegang 2.10.36.051).
Code toegangen verbaalarchief Koloniën:
periode 1814-1849: 2.10.01 (openbaar, geheim- en kabinetsarchief)
periode 1850-1900: 2.10.02 (idem)
periode na 1900: 2.10.36.011; 2.10.36.04 (openbaar verbaalarchief)
2.10.36.051; 2.10.36.013 (geheim- en kabinetsarchief)
Indices
In ieder hoofdstuk van deze gids wordt verwezen naar relevante rubrieken in de indices op het openbaar verbaalarchief. Deze rubrieken zijn
verdeeld over de perioden 1814-1849; 1850-1900; vanaf 1900: het archief
Koloniën is volgens deze indeling toegankelijk gemaakt. Hier volgt een
overzicht van de genoemde rubrieken:
1814-1849: Binnenlandse aangelegenheden; Boeken en geschriften;
Celebes; Inlandse vorsten en groten; Java en Madoera; C(K)ultures en
landelijke inkomsten; C(K)ultuurstelsel in het algemeen; (Genootschap
van) Kunsten en wetenschappen (te Batavia); Ontdekkingsreizen; OostIndische archipel; Regenten en hoofden; Residenties op Java; Sumatra.
1850-1900: Afstand en verhuringen van land; Agrarische aangelegenheden; Algemene rekenkamer en comptabiliteit; (benoeming van)
Ambtenaren (in het algemeen / oosterse talen en zaken / voor of in OostIndië); Atjeh; Banka; Belastingen in Oost-Indië / belastingen in het algemeen; Binnenlandse aangelegenheden; Boedels en nalatenschappen;
Boeken en geschriften; Borneo; Boswezen; Burgerlijke stand;
Constructiewinkel in OostIndië; C(K)ultures (ook gespecificeerd);
Departementen van algemeen bestuur; Drukkerijen en dagbladen;
Drukpers; Eredienst (niet Mohammedaans / ook Mohammedaans);
Fabrieken en trafieken; Financiën en begroting van Oost-Indië; Gebouwen
en werken in Oost-Indië; (Burgerlijke) Geneeskundige dienst in de koloniën; Gevangenissen; Gewestelijk en plaatselijk Europees bestuur;
Handel; Herendiensten; Huwelijken; Inkomende en uitgaande rechten in
Oost-Indië / in- en uitgaande rechten en accijnzen; Inlands bestuur en
politie; Inlandse vorsten en inlandse hoofden; Invordering en uitbetaling
van gelden; Java en Madoera; Javasche Bank; Justitiewezen in OostIndië; Kasbeheer en wisseltrekking; Kina; Koffie; Koloniale ambtenaren
in het algemeen; Kolonisatie (landverhuizing en koelies); Kortingen;
Kultuurstelsel op Java; Kunsten en wetenschappen; Kwijtscheldingen;
Landbouw (in het algemeen) en veeteelt; Landelijke inkomsten;
Landrente; Leningen; Maatschappij van Weldadigheid; Ministerie;
244
Pagina 244
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 245
VII BRONNEN EN BIBLIOGRAFIE
Mohammedaanse erediensten; Muntwezen in Oost-Indië; Mijnwezen
(in Oost-Indië); Naamloze maatschappijen/vennootschappen; Nalatenschappen; Nationale militie en schutterijen; Natuurkundig onderzoek in
Oost-Indië; Onderwijs; Onlusten (in Oost-Indië); Oost-Indische archipel
(ook uitgesplitst op regio); Oost-Indische begroting; Openbare werken;
Opium(pacht in Oost-Indië); Paspoorten; Pensioenen van ambtenaren
voor Oost-Indië; Postwezen in Oost-Indië / Posterijen, telegrafen en
telefonen; Rechtswezen; Regering der koloniën; Riouw; Schoolwezen
(in Oost-Indië); Slavenstand/ slavenhandel; Slavernij en zeeroof; Spoor-,
tramweg- en stoomwezen; Staatsbegroting; Statistiek; Stoomwezen
in Oost-Indië; Successierechten; Suiker; Sumatra (in het algemeen);
Sumatra’s Westkust; Tractaten, contracten of overeenkomsten met
inlandse vorsten in de kolonie; Transportmiddelen in Oost-Indië / Transportwezen; Verkoop van producten; Verpachtingen in Oost-Indië / verpachte
middelen; Visserijen; Wissels van Oost-Indië; Zeebrieven en uitklaringen;
Zeeroverijen/zeeroof; Zeevrachten en transporten; Zegels en leges; Zoutadministratie (in Oost-Indië).
Vanaf 1900: Accijnzen (in- en uitgaande rechten en -; in en uitvoerrechten
en-); Accountants; Agrarische aangelegenheden/zaken; Algemene Rekenkamer en comptabiliteit; Ambtenaren (belastingen;bij het boswezen; de
bureaudienst; in en uitvoerrechten en accijnzen; de landbouw; de pandhuisdienst; de waterstaat; burgerlijke openbare werken; gouvernementsbedrijven; het mijnwezen; de PTT-dienst; de Staatsspoorwegen; de rechterlijke macht); Arbeid; Arbeidsaangelegenheden; Arbeidsinspectie (kolonisatie, landverhuizing, koelies); Armenzorg/ armwezen (en opvoedingswezen); Automobielen; Bank, Javasche; Bankwezen (NederlandschIndisch-); Bannelingen; Bedevaart; Bedrijfsreglementeringen; Bedrijvenwetten; Begroting (comptabiliteit en -; Oost-Indische-); Begrotingsaangelegenheden / kwesties; Belasting(en) / belastingwezen; Benkoelen;
(Bestrijding) handel in vrouwen en kinderen en van de handel in ontuchtige uitgaven; Bestuur (uitgesplitst in binnenlands / Europees / Inlands /
gewestelijk en plaatselijk / provincies); Bestuurshervorming;
Betrekkingen met inlandse vorsten en staten; Betrekkingen met vreemde
mogendheden; Beveiliging (fabrieken en werkplaatsen); Bezoldigingen;
Bezuiniging; Bodemkunde; Boeken en geschriften (boekwerken/drukwerken); Bosbouw/Boswezen (congressen); Botanische congressen;
Bruggen en wegen; Buitengewesten; (Burgerlijke) openbare werken;
Burgerlijke stand; Celebes; Chinezen; (Dienst voor) Chinese aangelegenheden (zaken); Cocaïne, opium en-; (Internationale) Conferentie(s);
Congressen; Consulaire zaken; Coöperatie; Credietwezen; Cultures;
Dactyloscopie; Decentralisatie; Departementen van algemeen bestuur;
Desawezen; Dienst der Oost-Aziatische zaken; Drinkwatervoorziening;
Drukpers; Elektriciteit (waterkracht en -); Eredienst (uitgesplitst in
Mohammedaans / niet-Mohammedaans / bedevaart / hedjaz); Erfpacht;
245
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Financiële aangelegenheden / financieel beheer; Gevangeniswezen;
Goud; Gouvernementsbedrijven; Gratieverzoeken; Grondbezit(-rechten)/
gronden; Grote Oost; Handel (binnenlandse; - en scheepvaart; - en nijverheid; begroting dep. LNH); Handel in vrouwen en kinderen en (van de)
handel in ontuchtige uitgaven; Handelspolitiek (-voorlichting; -wetgeving);
Havens (exploitatie van- en dokinrichtingen); Hedjaz; Herendiensten;
Hygiëne (conferenties; tentoonstellingen; volkenbondszaken); Indische
Centrale Aanschaffingsdienst; Industriële eigendom; In- en externeringsprocedures; Ingezetenen/ingezetenschap; Inkomsten (onverpachte middelen en -); Inlandse aangelegenheden; Inlandse gemeenten; Inlands
onderwijs; Inlandse zelfbesturen; In- en uitvoer; Invoerrechten;
Invorderingen en belastingschuld; Irrigatie; Japanners; (Kantoor voor)
Japanse zaken; Java en Madoera; Kadaster; Kamers van Koophandel;
Kasbeheer (en wisseltrekking); Kinderwetgeving; Kinine (bast), kina en
coca; Koelies; Koersen, wissel-; Koffie; Kolonisatie (emigratie, inlandse
en transmigratie; landverhuizers en koelies); Kunsten en wetenschappen
(en geschenken); Kwijtscheldingen en dispensatiën; Landbouw (en cultures; - en tuinbouw; -instellingen; -verdragen) ; Landerijen, particuliere-;
Landrente; Landschapskassen; Landsproducten; Loterijen; Luchtvaart(zaken; -congressen); Monopolies; Muntwezen; Mijnwezen; Naamloze
vennootschappen en verenigingen; Nalatenschappen; Naturalisatie;
Notarisambt, wet op het-; Nieuw-Guinea; Nijverheid; Octrooien; Onderdaanschap; Onderwijs (lager, middelbaar / hoger / gesubsidieerd /
Europees / - en eredienst / inlands); Onteigening (-sordonnantie); OostAziatische zaken; Oostkust van Sumatra; Opium(fabriek); Opvoedingswezen (tucht- en-); Opium; Oudheidkundige dienst (Oudheidkunde);
Padangse boven- en benedenlanden; Pakketvaart/stoomwezen;
Palembang; Pandelingaschap (slavernij en-); Pandhuizen; Paspoorten;
Penitentiair congres; Pensioenen / pensioenfonds; Persbreidel(ing);
Poenale sanctie; Politie (rechtswezen en-); Politieke stromingen (en
maatregelen); Politieke en economische toestanden/ zaken/ rapporten
en statistieken; Politieke verslagen (en berichten); PTT (Posterijen,
telegrafen en telefonen); Postspaarbank Nederlandsch-Indië; Prae- en
protohistorie, congressen; Rechtswezen (in Oost-Indië); Regering in de
koloniën; Regering en hoge colleges; Regentschappen; Reisreglement/
reisregeling; Revolutionaire woelingen; Rubber; Rijst (politiek); Salarissen; Schuld (Indische-; vlottende-); Slavernij; Spoor- en tramweg- en
stoomwezen; Spoor- en tramwegen (gouvernementstransporten; Statistiek; Steenkolen; Successierechten; Suiker; Sumatra (-’s Oostkust;
Westkust); Thee; Tin; Toelating/verwijdering; Tolrechten; Transporten;
Uitleveringen; Uitvoer; Veeteelt (en veeartsenijkunde); Veiligheidstoezicht;
Venduhuizen; Vennootschappen; Verenigingen; Verkeerscoördinatie;
Verkoop van producten; Verpachte middelen; Verponding; Veterinaire
dienst; Visserij; Voedselvoorziening; Volkscredietwezen (en coöperatie);
246
Pagina 246
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 247
VII BRONNEN EN BIBLIOGRAFIE
Volksgezondheid (ziekten / hygiëne / quarantaine); Volksraad; Vorstenlanden; Vreemde Oosterlingen; Weeskamers; Wegverkeer; Welvaartsdiensten; Werving, koelies; Wetenschappen; IJkwezen; Zeeroof, slavernij
en -; Zegels en leges / zegelrecht; Ziekten; Zilver; Zout(regie).
Centrale indices (t/m 1921).
Het openbaar verbaalarchief over de periode 1814-1921 is toegankelijk
met behulp van centrale indices. Hierin kan dus ook worden gezocht naar
stukken over Nederlandse overzeese bezittingen in de West en Afrika.
In 1859 werd op het ministerie van Koloniën een aparte afdeling voor
Oost-Indische zaken ingesteld, afdeling A of 1e afdeling genoemd. Die
hield eigen aantekeningenregisters bij: deze waren eveneens onderverdeeld in rubrieken. De twee aparte registers bevatten beschrijvingen uit
de indices op het openbaar, geheim- en kabinetsarchief circa 1830-1859:
het gaat om verbalen en exhibita die voor de afdeling van belang waren
bij het behandelen van lopende zaken (zie code toegang 2.10.02, inventarisnummers 9199-9201). Deze registers vormen een nuttige ingang bij het
verrichten van onderzoek in het archief Koloniën vóór 1850.
Toegangen van de afdelingen van het ministerie (na 1921)
De centrale indices werden in 1921 afgeschaft. Voor onderzoek in de
periode daarna moeten de toegangen van de afdelingen worden gebruikt.
De al genoemde 1e afdeling behandelde tot 1918 alle Oost-Indische zaken.
Daarna werden de werkzaamheden werden over meer afdelingen verspreid,
volgens onderstaand overzicht:
• de 1e afdeling hield zich vanaf 1918 bezig met juridische zaken,
rechtswezen, volkenrecht, weeskamers etc (dus met een deel van
het werkterrein van het departement van Justitie);
• de 2e afdeling nam na 1918 het geldwezen en de belastingen
voor haar rekening;
• onder de 3e afdeling vielen vanaf 1918 de begrotingen en de
comptabiliteit;
• tot de 4e afdeling behoorden vanaf 1918 de werkterreinen van de
Indische departementen van Binnenlands Bestuur; Landbouw,
Nijverheid en Handel. Daarbij kwam vanaf 1924 het werkterrein
van het departement van Onderwijs en Eredienst. Toen in 1933 het
departement van Landbouw, Nijverheid en Handel werd vervangen
door het departement van Economische Zaken, werd binnen de 4e
afdeling een apart Bureau Economische Zaken opgericht: dat hield
eigen agenda’s bij, met klappers. In 1938 kwam daar een Bureau
Welvaartszaken bij;
• de 5e afdeling behandelde in de periode 1918-1924 alle aangelegenheden die behoorden tot het werkterrein van het departement
Onderwijs en Eredienst. In de periode 1928-1950 hield de afdeling
zich bezig met de werkterreinen van de departementen van Burger247
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
•
lijke Openbare Werken, Gouvernementsbedrijven en Verkeer en
Waterstaat. Er zijn aparte indices van stukken (óók uit de periode
vóór 1921) inzake gouvernementsbedrijven; de opiumfabriek; de
landsdrukkerij; waterkracht en elektriciteit; burgerlijke openbare
werken; mijnwezen; tin; steenkool; spoor- en tramwegen, luchtvaart.
de 8e afdeling (opgericht in 1938) nam van de 4e afdeling de behandeling over van alle aangelegenheden, behorende tot het Indische
departement van Economische Zaken en de buitenlandse handel.
Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan code toegang 2.10.36.011.
Deze bevat:
• een beschrijving van de eigentijdse toegangen op het openbaar
archief na 1900;
• een klapper op de indexrubrieken in de indices op het openbaar
verbaal en de mailrapporten van het ministerie van Kokloniën over
de jaren 1901-1950;
• een klapper op geografische namen.
Openbaar archief– geheim / kabinetsarchief
Er is geen strikt onderscheid tussen deze bestanden. Het openbaar
archief bevat ook geheime brieven, rapporten en adviezen van koloniale
functionarissen: in het geheim- en kabinetsarchief zijn ook openbare
stukken opgeborgen. Het verdient aanbeveling om een onderzoek in het
openbaar archief te beginnen en vervolgens na te gaan of het geheim- en
kabinetsarchief relevante stukken bevat.
Hieronder worden enkele thema’s genoemd waarover men (ook) stukken
kan vinden in het geheim- en kabinetsarchief:
onlusten, stakingen; opstanden (b.v. de Djambi-opstand (1916), de opstanden op Java en Sumatra (1926-1927); militaire expedities; oorlogen (b.v.
Atjeh); grensregelingen (b.v. op Borneo); het toekennen en beperken van
het recht op vereniging en vergadering; persbreidel; rapportage over
Indonesische verenigingen / partijen / vakorganisaties en hun leiders en
eventueel te nemen maatregelen; toepassing van de zgn. exorbitante
rechten (in- en externering, kamp Boven-Digoel); bijzonder (ongesubsidieerd) onderwijs (b.v. op Mohammedaanse grondslag, Taman
Siswoscholen); Islamitische aangelegenheden; rapportage over Vreemde
Oosterlingen (Chinezen, Arabieren); betrekkingen met zelfbestuurders en
buitenlandse mogendheden (met name China, Japan); benoemingen van
hoge ambtenaren, b.v. vicepresidenten van de Raad van Indië; aanslagen
op bestuursambtenaren; aangaan van geldleningen; de restrictiepolitiek
in de jaren ‘30.
In ieder hoofdstuk van deze gids is aangegeven of het geheim- en kabinetsarchief al dan niet stukken bevat over het behandelde onderwerp.
248
Pagina 248
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 249
VII BRONNEN EN BIBLIOGRAFIE
Speciale series
De serie mailrapporten 1869-1950
Mailrapporten zijn maandelijks bij het ministerie ingekomen lijsten van
korte, doorlopend genummerde mededelingen, met eventueel daarbij
behorende bijlagen (adviezen, afschriften van brieven, rapporten en overzichten). De nummering loopt over een kalenderjaar. Als een mailrapport
is opgenomen in een verbaal, is daarvan aantekening gehouden in de
lijst. Vanaf 1914 zijn er ook geheime mailrapporten, te herkenen aan een
x-teken achter het nummer.
•
•
Code toegangen openbare mailrapporten: 2.10.02; 2.10.10; 2.10.36.02;
2.10.36.03.
Code toegangen geheime mailrapporten: 2.10.36.06; 2.10.36.07.
De openbare en geheime mailrapporten met betrekking tot Japanse
activiteiten in Nederlandsch-Indië vanaf 1900 zijn opgenomen in de List
of mailreports on the Japanese activities in Dutch East Indies from 1901
to 1940 (met een samenvatting in het Japans), samengesteld door Kenji
Tsuchiya en Takashi Shiraishi (Kyoto-Tokyo 1979).
Serie Memories van Overgave, 1852-1962, code toegang 2.10.39.
Dit zijn (uitgebreide) overzichten van bestuursressorten, opgesteld door
een vertrekkend bestuursambtenaar ten behoeve van zijn opvolger. Samen
met de Serie Politieke verslagen en berichten uit de Buitengewesten,
1898-1940, code toegang 2.10.52.01 vormen ze een goede basis voor
onderzoek naar een regio. Vanuit deze series kan verder onderzoek in
de indices worden verricht.
Serie Oost-Indische besluiten (van de gouverneur-generaal),
1850-jan. 1932, code toegang 2.10.02.
Het betreft openbare besluiten, toegankelijk via indices. De bijlagen bij
deze besluiten berusten in het archief van de Algemene Secretarie, dat
wordt bewaard in het Arsip Nasional te Jakarta.
Het archief Koloniën 1850-1900 bevat ook een serie geheime Oost-Indische
besluiten 1850-1900. Vanaf 1900 zijn geheime gouvernementsbesluiten
opgenomen in het verbaalarchief en in de series mailrapporten (code
toegangen hierboven).
Serie Stamboeken en stamkaarten van burgerlijke ambtenaren in Nederlandsch-Indië 1814-1963, code toegang 2.10.36.015, deels met klapper
(code toegang 2.10.06 t/m 2.10.08). Aanvullend de serie personeelsdossiers,
code toegang 2.10.36.10.
Kaarten en tekeningen, behorend tot het ministeriearchief,
code toegang 4.Miko.
249
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Archief van het Commissariaat voor Indische Zaken,
(1880) 1927-1949 (1950), code toegang 2.10.49
Met het in werking treden van de Wet op de Staatsinrichting (1925) kreeg
Nederlandsch-Indië een meer autonome positie. Die werd geaccentueerd
door de instelling van een eigen agentschap in Nederland, het C.I.Z.
Dat nam een aantal taken, afdelingen, bureaus en diensten over van het
ministerie van Koloniën. Het archief bevat stukken met betrekking tot
opleiding en uitzending van personeel voor de burgerlijke dienst in
Nederlandsch-Indië en over financieel-economische aangelegenheden in
de jaren ’30.
Bronnenpublicaties uit het archief Koloniën
Een deel van de brieven en adviezen van directeuren van departementen,
hoofden van gouvernementsdiensten, regeringsadviseurs, bestuursambtenaren is uitgegeven in bronnenpublicaties:
• P. Creutzberg: Het ekonomisch beleid in Nederlandsch-Indië, 4 dln
(Groningen 1972-1975)
• E. Gobée en C. Adriaanse: Ambtelijke adviezen van C. Snouck
Hurgronje 1889-1936, 3 dln (’s-Gravenhage 1957-1965)
• R.C. Kwantes: De ontwikkeling van de nationalistische beweging in
Nederlandsch-Indië, 4 dln (Groningen 1975-1982)
• H.A. Poeze: Politiek-politioneele overzichten van Nederlandsch-Indië
1927-1941, 4 dln (’s-Gravenhage-Dordrecht-Leiden 1982-1994)
• S.L. van der Wal: Het onderwijsbeleid in Nederlands-Indië 1900-1940
(Groningen 1963)
• S.L. van der Wal: De Volksraad en de staatkundige ontwikkeling van
Nederlands-Indië, 2 dln (Groningen 1964-1965)
• S.L. van der Wal: De opkomst van de nationalistische beweging in
Nederlands-Indië (Groningen 1967)
Bibliotheek van het ministerie van Koloniën
Het ministerie ontving ook veel gedrukt materiaal uit Nederlandsch-Indië,
bij voorbeeld jaarverslagen en andere publicaties van gouvernementsdiensten. Het merendeel daarvan werd ondergebracht in de bibliotheek,
die later onderdeel is geworden van de Universiteitsbibliotheek van Leiden.
Adres: Witte Singel 27 (WSD-gebouw 1169), 2311 BG Leiden. Postadres:
Postbus 9501, 2300 RA Leiden. Internet: http://ub.leidenuniv.nl
250
Pagina 250
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 251
VII BRONNEN EN BIBLIOGRAFIE
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
2. Particuliere archieven
C. Adriaanse, code toegang 2.21.205.01
F.M. baron van Asbeck, code toegang 2.21.183.03
J. van Baal, code toegang 2.21.205.02 (delen van het archief in het
KITLV en het KIT)
R.K.A. Bertsch, code toegang 2.22.09, bijlage 3 (onderdeel verzameling Losse Aanwinsten Indische bestuursambtenaren)
J.F.R.S. van den Bossche, code toegang 2.21.030
G.W. Caudri, code toegang 2.21.205.14
J.Th. Cremer, code toegang 2.21.043 (onderdeel van de archieven van
het geslacht Cremer)
Deli-Maatschappij en daarmee gefuseerde bedrijven,
code toegang 2.20.46
J.D.L. le Febvre, code toegang 2.21.205.01
Th.A. Fruin, code toegang 2.21.222 (onderdeel archief familie Fruin)
W.H. van Helsdingen, code toegang 2.21.183.30
M.B. van der Jagt, code toegang 2.21.205.26
G. Jansen, code toegang 2.21.228
A.M. Joekes, code toegang 2.21.094
Koninklijk Instituut voor Hooger Technisch Onderwijs in
Nederlandsch-Indië en Stichting Bandoengsche Technische
Hoogeschool Fonds, code toegang 2.20.37.01
J.C.A. Lichtenbelt, code toegang 2.21.205.34
F.N. Nieuwenhuijzen, code toegang 2.21.205.44
A. Pruys van der Hoeven, code toegang 2.21.301 (onderdeel archief
familie Van Rees)
D.F.W. van Rees, code toegang 2.21.301
P. Scholten, code toegang 2.21.319
W.F. Theunissen, code toegang 2.21.160
H.A.F. de Vogel, code toegang 2.21.205.66
L.C. Westenenk, code toegang 2.21.205.71 (delen van het archief in het
KITLV en het KIT en bij de familie)
KITLV
Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, Reuvensplaats 2,
Leiden. Postadres: Postbus 9515, 2300 RA Leiden.
Internet: www.kitlv.nl
KIT
Koninklijk Instituut voor de Tropen, Mauritskade 63, 1092 AD Amsterdam.
Internet: www.kit.nl
251
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
3.
Lijst van (delen van) archieven met betrekking tot
Nederlandsch-Indië op microfiche en film
N.B.: Hierin zijn ook bestanden opgenomen, die niet in de hoofdstukken
worden genoemd.
Archieven van het ministerie van Koloniën:
• Indices op het openbaar verbaalarchief 1814-1849,
code toegang 2.10.01
• Indices op het geheim- en kabinetsarchief 1825-1839,
code toegang 2.10.01
• Indices op het openbaar verbaalarchief 1850-1921 (centrale index),
code toegangen 2.10.02, 2.10.36.011
• Indices op het geheim- en kabinetsarchief 1901-1958,
code toegang 2.10.36.013
• Serie openbare en geheime mailrapporten, 1869-1962,
code toegangen 2.10.02; 2.10.10; 2.10.36.02; 2.10.36.03; 2.10.36.06;
2.10.36.07
• Serie Memories van Overgave 1852-1962, code toegang 2.10.39
• Serie Politieke verslagen en berichten uit de Buitengewesten,
1898-1940, code toegang 2.10.52.01
• Registers van zakelijke aantekeningen van Oost- en West-Indië,
1818-1933, code toegang 2.10.36.012
• Index op Nederlandstalige kranten in Nederlandsch-Indië, 1810-1923,
code toegang 2.10. 36.111
• Index op koloniale onderwerpen in Nederlandse kranten, 1843-1947,
code toegang 2.10.36.112
• Archief van de directeur der Cultures en overige stukken betreffende
cultures, 1726-1902, code toegang 2.10.13 (de originele stukken worden
bewaard in het Arsip Nasional te Jakarta)
• Archief van prof.dr. W.H. de Vriese betreffende zijn onderzoek naar
de cultures in Nederlandsch-Indië, 1857-1862, code toegang 2.10.21
• Archief van de Commissie voor de opname van de verschillende suikerfabrieken op Java (Commissie Umbgrove), (1853-1858) 1854-1857,
code toegang 2.10.11
• Archief van ir. J. van der Waerden, gedelegeerd lid en voorzitter
van de Commissie tot ontwikkeling van de Fabrieksnijverheid in
Nederlands-Indië, (1904) 1919-1926 (1940), code toegang 2.10.42
• Archief van de Staatscommissie voor slavenemancipatie, 1853-1856,
code toegang 2.10.32
• Kaarten en tekeningen, 1814-1963, code toegang 4.Miko
• Archief van het Kantoor voor bevolkingszaken Nederlands NieuwGuinea, (1912) 1950-1962, code toegang 2.10.25
252
Pagina 252
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 253
VII BRONNEN EN BIBLIOGRAFIE
Archieven van het ministerie van Buitenlandse Zaken:
• Archief van het Nederlands consulaat in Djeddah (Turkije/SaoediArabië), 1872-1930, later het Nederlands gezantschap in Saoedi-Arabië
(Djeddah) 1930-1950, code toegang 2.05.53
• Archieven van het vice-consulaat te Mekka (Saoedi-Arabië), 1939-1950
en de legatiearts te Mekka, 1937-1950, code toegang 2.05.106
Particuliere archieven
• Fragmenten van de archieven van N. Engelhard, 1689-1832, code toegangen 2.21.004.19 en 2.21.004.21; G.J. Schneither, 1788-1829, code
toegang 2.21.007.57; J. van den Bosch, 1807-1844, code toegang
2.21.28, 2.21.29; J.C. Baud, 1804-1859, code toegang 2.21.007.58
• Prof.C.G.C. Reinwardt als directeur tot de zaken van landbouw,
kunsten en wetenschappen, (1755) 1808-1828, code toegang 2.21.204
• L.L.A. Maurenbrecher, 1934-1970, code toegang 2.21.221
• J. van Baal, 1934-1988, code toegang 2.21.205.02
• A.J. Piekaar, 1933-1990, code toegang 2.21.283
• Archief van de Koloniale school voor meisjes en vrouwen, 1920-1949,
code toegang 2.20.24
• Archief van de Vereniging Kartinifonds, 1912-1960 (1979),
code toegang 2.20.38.03
• Het Indisch Comité voor wetenschappelijke onderzoekingen en zijn
opvolgers, 1888-1948, code toegang 2.20.34
• Archief van mr.dr. H.A. Lorentz betreffende diens expedities naar
Nieuw-Guinea, 1903-1914, code toegang 2.21.183.51
Gedrukte bronnen
• Repertorium op de literatuur betreffende de Nederlandse koloniën
in Oost- en West-Indië voor zover zij verspreid is in tijdschriften en
mengelwerken, 11 dln. (Amsterdam-Leiden-Den Haag 1877-1934)
4. Gedrukte eigentijdse bronnen
N.B.: raadpleeg voor de beschikbaarheid Picarta, via de overzichtspagina
van de KB (www.kb.nl). Zie voor eigentijdse bronnen over specifieke
onderwerpen de betreffende hoofdstukken.
•
•
•
•
Handboek van cultuur- en handelsondernemingen in NederlandschIndië, 52 dln. (Amsterdam 1888-1940)
Handelingen en bijlagen van de Staten-Generaal
N.B.: tot de bijlagen behoort het Koloniaal Verslag. Na 1931 verscheen
dit als afzonderlijke publicatie onder de titel Indisch Verslag.
Handelingen en bijlagen van de Volksraad
Jaarverslagen van de provincies West-, Midden- en Oost-Java en van de
stadsgemeenten
253
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
•
•
•
•
•
•
•
•
•
254
Javasche Courant
Provinciale Bladen van West- Midden- en Oost-Java
Regeringsalmanak van Nederlandsch-Indië
Staatsblad van Nederlandsch-Indië, met Bijbladen
W.H. van Helsdingen: Tien jaar Volksraad Arbeid 1918-1928
(Batavia 1928)
W.H. van Helsdingen: Tien jaar Volksraad Arbeid 1928-1938
(Batavia 1938)
5. Gidsen
F.G.P. Jaquet: Sources of the history of Asia and Oceania in the
Netherlands 1796-1949 (K.G. Saur, München-New York-LondonParis 1983)
J.H. Kompagnie: Verenigingen- en stichtingenregistratie (deel 2 van de
serie Gidsjes van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief,
Den Haag 1991, 3e dr)
J.H. Kompagnie eindred.: Publikatiebladen van de overheid in Nederland
en zijn koloniën (deel 6 van de serie Gidsjes van de Tweede Afdeling
van het Algemeen Rijksarchief, ’s-Gravenhage 1994)
Pagina 254
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 255
VII BRONNEN EN BIBLIOGRAFIE
45 Bibliografie
N.B.: Hierin zijn overzichtswerken opgenomen.
Zie voor de overige literatuur de hoofdstukken van deze gids.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
A
Huib Akihary: Architectuur en stedebouw in Indonesië 1870/1970
(Zutphen 1990, 2e dr.)
Francien van Anrooij e.a. red.: Between people and statistics.
Essays on modern Indonesian history presented to P. Creutzberg
(Den Haag 1979)
F.M. van Asbeck: Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijf
en twintig jarig bestaan van het rechtswetenschappelijk hoger onderwijs
in Indonesië op 28 october 1949 (Groningen-Jakarta 1949)
H. Aveling ed.: The development of Indonesian society (University of
Queensland Press 1979)
B
J. van Baal: Tussen kolonie en nationale staat: de koloniale staat,
in H.J.M. Claessen, J. Kaayk en R.J.A. Lambregts: Dekolonisatie en
vrijheid (Assen 1976), pag. 92-108
H. Baudet en I.J. Brugmans: Balans van beleid. Terugblik op de
laatste halve eeuw van Nederlandsch-Indië (Assen 1961)
J. Bekaar: Hoe wij Insulinde besturen (Haarlem 1913)
Harry J. Benda: The crescent and the rising sun. Indonesian Islam
under the Japanese occupation 1942-1945 (Foris publications
Holland-U.S.A. 1983)
A.J. Bernet Kempers: Herstel in eigen waarde. Monumentenzorg in
Indonesië (Zutphen 1978)
Romain Bertrand: État colonial, noblesse et nationalisme à Java.
La tradition parfaite (Parijs 2005)
Biografisch Woordenboek van Nederland, digitale versie
(http://www.inghist.nl/Onderzoek/projecten/BWN/lemmata)
M. Bloembergen: De koloniale vertoning. Nederland en Indië op de
wereldtentoonstellingen (1880-1931) (Amsterdam [2002])
Karel E.M. Bongenaar: De ontwikkeling van het zelfbesturend
landschap in Nederlandsch-Indië 1855-1942 (Zutphen [2005])
H.L. Bool: De landbouwconcessies in de Residentie Oostkust van
Sumatra (Utrecht 1907)
G.H. Bousquet: La politique musulmane et coloniale des Pays-Bas
(Parijs 1938)
255
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
256
L. de Bree: Gedenkboek van de Javasche Bank 1828 – 24 januari – 1928
(2 dln., Weltevreden 1928-1930)
J. Breman: Koelies, planters en koloniale politiek: het arbeidsregime op
de grootlandbouwondernemingen aan Sumatra’s Oostkust in het begin
van de twintigste eeuw (Leiden 1992, 3e dr)
I.J. Brugmans: Geschiedenis van het onderwijs in Nederlandsch-Indië
(Groningen-Batavia 1938)
A.M.C. Bruinink-Darlang: Het penitentiair stelsel in Nederlands-Indië
van 1905 tot 1940 (Alblasserdam 1986)
D.H. Burger: Sociologisch-economische geschiedenis van Indonesia
(2 dln., Wageningen-Amsterdam-Leiden 1975)
C
A.H.P. Clemens en J.Th. Lindblad: Het belang van de Buitengewesten.
Economische expansie en koloniale staatsvorming in de Buitengewesten
van Nederlands-Indië 1870-1942 (Amsterdam NEHA 1989)
Joost Coté: Being white in tropical Asia. Racial discourses in the
Dutch and Australian colonies at the turn of the twentieth century,
in Itinerario, dl XXV, afl. 3-4, 2001, pag. 112-141
R. Cribb ed.: The late colonial state. Political and economic foundations
of the Netherlands Indies 1880-1942 (Leiden KITLV 1994)
R. Cribb: Historical atlas of Indonesia (Curzon Press, Richmond
Surrey 2000)
D
Albert Dekker en Hanneke van Katwijk: Recht en rechtspraak in
Nederlands-Indië (KITLV serie werkdocumenten 12, Leiden 1993)
H.W. van den Doel: De stille macht. Het Europese binnenlands bestuur
op Java en Madoera 1808-1942 (Amsterdam 1994)
J.A.A. van Doorn: De laatste eeuw van Indië. Ontwikkeling en ondergang
van een koloniaal project (Amsterdam 1994)
E
D. van Embden red., e.a.: Gedenkboek van de Vrijzinnig-Democratische
Bond 17 maart 1901-1926 (Den Haag 1926)
Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, met supplement, 9 dln.
(Den Haag-Leiden 1917-1940)
F
C. Fasseur: Kultuurstelsel en koloniale baten: de Nederlandse exploitatie
van Java, 1840-1860 (Leiden 1975)
C. Fasseur (samenstelling en redactie): Geld en geweten. Een bundel
opstellen over anderhalve eeuw Nederlands bestuur in de Indonesische
archipel (2 dln., Den Haag 1980)
Pagina 256
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 257
VII BRONNEN EN BIBLIOGRAFIE
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
C. Fasseur en D.H.A. Kolff: Some remarks on the development of
colonial bureaucracies in India and Indonesia, in Itinerario, 1986,
afl. 1, pag. 31-55
J.S. Furnivall: Netherlands India. A study of plural economy
(Cambridge 1967, 2e dr)
G
L.F. van Gent, W.A. Penard en D.A. Rinkes red.: Gedenkboek van
Nederlandsch-Indië ter gelegenheid van het regeeringsjubileum van
H.M. de Koningin 1898-1923 (Batavia-Leiden 1923)
J. van Goor: De Nederlandse koloniën: geschiedenis van de
Nederlandse expansie, 1600-1975 (Den Haag 1997, 2e dr)
K. Groeneboer: Koloniale taalpolitiek in Oost en West: NederlandschIndië, Suriname, Nederlandse Antillen en Aruba (Amsterdam 1997)
H
H.J.H. Hartgerink: De Staten-Generaal en het volksonderwijs in
Nederlandsch-Indië 1848-1918 (Groningen-Batavia 1942)
S. van der Harst: Overzicht van de bestuurshervorming in de Buitengewesten van Nederlandsch-Indië, in het bijzonder op Sumatra
(Utrecht 1945)
R.D. Haslach: Nishi no kaze, hare. Nederlands-Indische inlichtingendienst contra agressor Japan (Weesp 1985)
W.H. van Helsdingen en H. Hogenberk red.: Daar wèrd wat groots
verricht….Nederlandsch-Indië in de XXste eeuw (Amsterdam 1941)
G. van Heteren e.a.: Nederlandse geneeskunde in de Indische archipel
1816-1942: verslag van een symposium gehouden ter gelegenheid van het
afscheid van prof. dr. D. de Moulin als hoogleraar in de geschiedenis der
geneeskunde aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen, 30 september
1989 (Amsterdam 1989)
J
J.J.P. de Jong: De waaier van het fortuin. Van handelscompagnie tot
koloniaal imperium (Den Haag 1998)
K
Sartono Kartodirdjo: Modern Indonesia. Tradition and transformation.
A socio-historical perspective (Gadjah Mada University press 1984)
F.W.M. Kerchman red.: 25 jaren decentralisatie in Nederlandsch-Indië
1905-1930, gedenkboek uitgegeven door de Vereeniging van Locale
Belangen (Weltevreden 1930)
Ph. Kleintjes: Staatsinstellingen van Nederlandsch-Indië
(2 dln., Amsterdam 1933, 6e dr)
J.H.M. Kommers: Besturen in een onbekende wereld. Het Europese
binnenlands bestuur in Nederlands-Indië: 1800-1830. Een antropologische
studie (Meppel 1979)
257
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
258
R. Kousbroek: Het Oostindisch kampsyndroom. Anathema’s 6
(Amsterdam 1992, 3e dr)
M. Kuitenbrouwer: Nederland en de opkomst van het moderne
imperialisme. Koloniën en buitenlandse politiek 1870-1902
(Amsterdam-Dieren 1985)
M. Kuitenbrouwer: Tussen oriëntalisme en wetenschap. het Koninklijk
Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde in historisch verband
1851-2001 (Leiden 2001)
L
M.F. Laffan: Islamic nationhood and colonial Indonesia. The umma
below the winds (Routledge Curzon, Londen-New York 2003)
E. Locher-Scholten red.: Beelden van Japan in het vooroorlogse
Nederlands-Indië. Resultaten van een doctoraal werkcollege
(Werkgroep Europese Expansie Leiden 1987)
E. Locher-Scholten: Sumatraans sultanaat en koloniale staat.
De relatie Djambi-Batavia (1830-1907) en het Nederlandse imperialisme
(Leiden 1994)
Mona Lohanda: The kapitan Cina of Batavia 1837-1942. A history of
Chinese establishment in colonial society (Djambatan 2001, 2e dr)
Mona Lohanda: Growing pains. The Chinese and the Dutch in colonial
Java, 1890-1942 (Jakarta 2002)
M
Angus Maddison en Gé Prince: Economic growth in Indonesia 1820-1940
(Foris publications, Dordrecht-Holland / Providence-U.S.A. 1989)
W.M.F. Mansvelt, P. Creutzberg e.a.: Changing economy in Indonesia:
a selection of statistical source material from the early 19th century up
to 1940 (16 dln., Amsterdam KIT / Royal Tropical Institute 1975-1996)
A. van Marle: De groep der Europeanen in Nederlands-Indië, iets over
ontstaan en groei, in Indonesië, 5e jrg., 1951-1952, pag. 97-121; 314-341;
481-507
N
R. van Niel: The emergence of the modern Indonesian elite
(serie Indonesische herdrukken van het Koninklijk Instituut voor
Taal-, Land- en Volkenkunde, Foris publications, Dordrecht /
Cinnaminson 1984)
R. Nieuwenhuys: Oost-Indische spiegel. Wat Nederlandse schrijvers
en dichters over Indonesië hebben geschreven, vanaf de eerste jaren
der Compagnie tot op heden (Amsterdam 1973)
O
H.J. van Oorschot: De ontwikkeling van de nijverheid in Indonesië
(Den Haag-Bandoeng 1956)
Pagina 258
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 259
VII BRONNEN EN BIBLIOGRAFIE
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
P
Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld
(Amsterdam 1938)
Karl J. Pelzer: Planter and peasant. Colonial policy and the agrarian
struggle in East Sumatra 1863-1947 (Den Haag 1978)
H.A. Poeze, met bijdragen van C. van Dijk en I. van der Meulen: In het
land van de overheerser. I Indonesiërs in Nederland 1600-1950 (Foris
publications Dordrecht-Holland / Cinnaminson-U.S.A. 1986)
R
Wim Ravesteijn en Jan Kop red.: Bouwen in de archipel. Burgerlijke
Openbare Werken in Nederlands-Indië en Indonesië 1800-2000
(Zutphen 2004)
M.C. Ricklefs: A history of modern Indonesia c. 1300 to the present
(Stanford University Press 2001, 3e dr)
S
J.M. Somer: De korte verklaring (Breda 1934)
Ann Laura Stoler: Capitalism and confrontation in Sumatra’s plantation
belt, 1870-1979 (Yale University Press, New Haven and London, 1985)
H. Sutherland: The making of a bureaucratic elite. The colonial transformation of the Javanese priyaji (Kuala Lumpur – Hong Kong 1979)
T
Arjen Taselaar: De Nederlandse koloniale lobby. Ondernemers in de
Indische politiek 1914-1940 (Leiden 1998)
G. Termorshuizen e.a.: Journalistiek in de tropen: de Indisch- en
Indonesisch-Nederlandse pers 1850-1958 (Amsterdam 2005)
V
H.M. Vrijheid bew.: De Nederlandsch-Indische wetboeken zooals zij zijn
gewijzigd en aangevuld tot op 1 juli 1941 benevens de belangrijkste der
tot hunne verklaring dienstige algemeene verordeningen, met verwijzing
naar de betrekkelijke Nederlandsche, Fransche en Nederlandsch-Indische
wetsbepalingen (deel I, Soerabaja 1941)
W
E. de Waal: Aanteekeningen over koloniale onderwerpen, XI, De departementen van algemeen bestuur in Nederlandsch-Indië (Den Haag 1867)
S.L. van der Wal red.: Besturen overzee; herinneringen van oud-ambtenaren bij het binnenlands bestuur in Nederlandsch-Indië (Franeker 1977)
W.F. Wertheim: Indonesian society in transition. A study of social change
(Den Haag-Bandoeng 1956)
Wij gedenken… Gedenkboek van de Vereniging van Ambtenaren bij het
Binnenlands Bestuur in Nederlands-Indië (Utrecht 1956)
259
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
260
03-11-2009
10:35
Pagina 260
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 261
TOELICHTING
Toelichting
The possibility of transcendence of
cultural limits is… the single most
important fact about human life
36
E. Gellner
Het citaat van Gellner past bij een onderzoeksgids over koloniale archieven. Die bevatten de schriftelijke neerslag van ontmoetingen in een koloniale context. Nederland had in de 19e en 20e eeuw belangen in Azië,
Afrika en Amerika. Deze gids gaat over archieven met stukken over de
Indonesische archipel. In die categorie neemt het archief van het voormalig ministerie van Koloniën 1814-1963 een centrale plaats in. Het
berust in het Nationaal Archief (vóór 2002 Algemeen Rijksarchief geheten),
met particuliere archieven van bestuursambtenaren, cultuurondernemingen en banken: bij elkaar ongeveer 3 kmI materiaal. Sinds 1983 is meer
dan 200 mI daarvan als micropublicatie in de handel gebracht ten behoeve van buitenlandse universiteiten en onderzoeksinstellingen. Hiertoe
behoren veel geraadpleegde series zoals de Memories van Overgave en
de mailrapporten.
In 1983 verscheen de gids ‘Sources of the history of Asia and Oceania in the
37
Netherlands’, samengesteld door F.G.P. Jaquet : het eerste Nederlandse
archievenoverzicht voor deze regio. De daarin opgenomen archieven zijn
geordend per bewaarplaats. Bij ieder archief wordt informatie verstrekt
over de omvang, de toegankelijkheid, de archiefvormer, de inhoud en de
zoekmethoden. De ‘Indische’ archieven van het Algemeen Rijksarchief
nemen in de gids een belangrijke plaats in: daarnaar was veel vraag.
F.J.M. Otten publiceerde in 2004 een ‘Gids voor de archieven van de minis38
teries en de Hoge Colleges van Staat 1813-1940’ . In het hoofdstuk, dat is
gewijd aan het ministerie van Koloniën, gaat hij in op de organisatie, de
taken en de archiefordening. De stukken zijn geordend volgens het zogenaamde verbaalstelsel, een chronologische serie op datum van afdoening.
Zoeken in een verbaalarchief is mogelijk als bekend is in welke periode
een persoon handelde of een kwestie zich afspeelde. Otten behandelt de
diverse verbalenseries; de eigentijdse en later vervaardigde toegangen
daarop; de aparte, buiten het verbaal gehouden series zoals de reeds
genoemde mailrapporten en Memories van Overgave en het kaarten- en
39
tekeningenmateriaal .
261
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Het ministeriearchief is ook inhoudelijk nader toegankelijk gemaakt. In
1960 belastte het Historisch Genootschap een commissie met het uitgeven van bronnen betreffende de geschiedenis van Nederlandsch-Indië
over 1900-1942. Dat tijdperk staat bekend als de periode van de Ethische
politiek, waarin ‘meer stelselmatig dan te voren de verheffing van de
inheemse bevolking in economisch, sociaal en cultureel opzicht’ werd
40
beoogd . De bronnenpublicaties hadden een apologetisch karakter:
tegenwicht bieden aan ‘tendentieuze’ geschiedschrijving over Indonesië
41
in het buitenland . Voormalige koloniale ambtenaren stelden in de jaren
1963-1982 bronnenpublicaties samen over het onderwijsbeleid, de staatkundige ontwikkeling, de nationalistische beweging en het economisch
42
beleid . De vindplaats van de opgenomen documenten diende tevens
als aanknopingspunt voor verder onderzoek.
In deze onderzoeksgids wordt geprobeerd om het archief van het ministerie van Koloniën inhoudelijk toegankelijk te maken vanuit een institutionele invalshoek: het Indisch koloniaal bestuursapparaat. De gids bevat
korte ‘biografieën’ van de departementen van algemeen bestuur, enkele
gouvernementsdiensten en regeringsadviseurs. De geschiedenis van
deze organisaties en functionarissen wordt geplaatst in de ontwikkeling
van de koloniale staat: hieraan is een apart hoofdstuk gewijd. Een deel
van de rapporten, brieven en adviezen, die de hoofden van departementen, diensten en adviseurs aan de gouverneur-generaal uitbrachten, werd
vanuit Batavia naar het ministerie in Den Haag gezonden. Na behandeling werden de stukken opgeborgen in het archief. Voor het opzoeken
moeten de indices worden gebruikt, waarin de stukken per rubriek staan
beschreven, onder vermelding van datum en nummer van afdoening. In
de gids is een koppeling gemaakt tussen de taken en bevoegdheden van
de diensten en functionarissen enerzijds en de hoofden van de rubrieken
in de index anderzijds. De verwijzingen zijn richtinggevend, niet alomvattend. Zij hebben betrekking op de indices van het openbaar verbaalarchief, waarin vrijwel altijd het eerst moet worden gezocht. De ordening
van het ministeriearchief is door Otten uitvoerig beschreven.
Archiefonderzoek lijkt op puzzelen: niet alle stukjes, die een onderzoeker
nodig heeft, behoeven in één archief te berusten. Voor de geschiedenis
van Indonesië zijn ook de archieven van het ministerie van Buitenlandse
Zaken van belang: in voorkomende gevallen wordt daar naar verwezen.
Het Nationaal Archief beheert ook nog honderden particuliere archieven,
met name van bestuursambtenaren. Zij bieden mogelijkheden tot benadering van de problematiek door middel van een persoon, een regio of
een (deel)onderwerp. Desgewenst kan van hieruit het onderzoek in het
departementsarchief worden voortgezet: zie de verwijzingen. Een aantal
functionarissen hebben hun eigen ‘biografie’ gekregen. Zo is gepoogd
een inzicht te geven in de diversiteit van de functies en van de archieven.
262
Pagina 262
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 263
TOELICHTING
Bedrijven zijn hoofdzakelijk behandeld vanuit koepelorganisaties, zoals
de Ondernemersraad.
Naast archieven bevatten gedrukte overheidspublicaties een schat aan
gegevens. De Indische begroting werd in Nederland vastgesteld.
Verslagen van de besprekingen zijn opgenomen in de Handelingen van de
Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal. De ontwikkeling van
Nederlandsch-Indië in de richting van zelfbestuur naar westers model,
die na 1900 inzette, leidde tot de oprichting van plaatselijke en gewestelijke raden, later van provinciale-, regentschaps- en gemeenteraden, en tot
de instelling van de Volksraad. De Handelingen en Verslagen van deze
organen zijn ook in Nederlandse bibliotheken aanwezig. In ieder hoofdstuk zijn relevante gedrukte eigentijdse bronnen en literatuur opgenomen. De gids behoeft niet systematisch van het begin tot het einde te
worden doorgenomen; de gebruiker zal vaak verwijzingen naar dezelfde
publicaties vinden. Overzichtswerken zijn in de bibliografie opgenomen.
De gids is gemaakt met de bedoeling onderzoekers te introduceren in het
ministeriearchief Koloniën. Er is naar gestreefd structuren en dwarsverbanden te laten zien en de belangstelling voor dit rijke bestand te stimuleren.
Archiefstukken brengen de hedendaagse onderzoeker in contact met
personen uit het verleden, met hun drijfveren en ambities. De gordel van
smaragd liet Europeanen die erheen trokken, niet onberoerd. Zij werden
van vreemdeling tot ‘Indisch burger’, zoals de 19e eeuwse journalist W.L.
Ritter eens opmerkte. Na vertrek bleef een ‘nostalgie tropique’, door een
oud-bestuursambtenaar omschreven met de woorden ‘Djaoeh dari mata,
43
dekat di hati’ (ver van het oog, na aan het hart) . Ook dit aspect komt in
het materiaal tot uitdrukking.
’s-Gravenhage, maart 2009
Francien van Anrooij
263
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 264
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Noten
1
Ind. Staatsblad 1855 nr. 2. Voortaan geciteerd als RR.
14
2
Ind. Staatsblad 1864 nr. 106. De wet trad in werking
15
in 1867.
3
Ind. Staatsblad 1866 nr. 127
4
Ind. Staatsblad nr. 42
5
Zie hoofdstuk 21
6
Zie N.G. Pierson: Levensbericht van I.D. Fransen van de
pag. 339
16
Zie pag. 12, noot 13, en de hierna genoemde publicaties van Mona Lohanda.
van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te
18
Zie pag. 12
Leiden, 1902-1903, pag. 17-79. Voortaan geciteerd als
19
Zie pag. 21
Levensberichten. Ook: Nationaal Archief, archief
20
Zie pag. 21-23
Kabinet des Konings, code toegang 2.02.04, inventa-
21
Zie pag. 23
risnummer 1627, verbaal 21 september 1866-66, brief
22
Zie pag. 22
van minister van Koloniën Fransen van de Putte aan
23
Zie pag. 11-12
de koning, 26 februari 1866 nr. 56.
24
archief ministerie van Koloniën na 1900, code toegang
Zie E. van Raalte ed.: Troonredes. Openingsredes.
2.10.36.04, inventarisnummer 421, verbaal 13 december 1906-45
193-194. Ook het lemma Welvaartsonderzoek
25
Zie ook pag. 69-70
in de Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, IV
26
Zie pag. 185, 190
(Den Haag-Leiden 1921 2e dr), pag. 751-758.
27
Zie ook pag. 231-232
Zie E.B. Locher-Scholten: Ethiek in fragmenten.
28
Zie de hoofdstukken 1, 21 en 3
Vijf studies over koloniaal denken en doen van
29
S.L. van der Wal ed.: Herinneringen van jhr. mr. B.C. de
Nederlanders in de Indonesische archipel 1877-1942
Jonge, met brieven uit zijn nalatenschap (Groningen
(Utrecht 1981), pag. 201.
9
Deze indeling werd nadien enkele malen gewijzigd: zie
onder de Staatsbladen.
17
Inhuldigingsredes 1814-1963 (‘s-Gravenhage 1964), pag.
8
J. van Baal: Ontglipt verleden. verhaal van mijn jaren in
een wereld die voorbijging (2 dl., Franeker 1986-1989), I,
Putte, in Levensberichten der afgestorven medeleden
7
Kleintjes: Staatsinstellingen, II, pag. 33.
Ind. Staatsblad 1904 nr. 380; 1907 nr. 406;
1968), pag. 187
30
1911 nrs. 467 en 480
Dit beleidsonderdeel is in 1924 overgegaan naar het
departement van Justitie
10
Ind. Staatsblad 1933 nr. 509
31
Zie ook hoofdstuk 28
11
Zie pag. 113
32
Zie hoofdstuk 4
12
De toegangen op het ministeriearchief zijn op
33
Zie hoofdstuk 4
microfiche beschikbaar. Zie hoofdstuk 44.
34
Zie pag. 22-23
Hoofden van Vreemde Oosterlingen werden benoemd
35
Rubriekhoofden kunnen gespecificeerd zijn. De speci-
13
door de gouverneur-generaal in gewesten waar veel
ficaties staan tussen ( ). Specificaties kunnen ook als
van hun landgenoten woonden. Zij ontvingen hun
apart rubriekhoofd zijn gebruikt.
instructies van het gewestelijk bestuurshoofd. Hun
36
taken beperkten zich tot het handhaven van rust en
Malinowski and the Habsburg dilemma (Cambridge
orde en het innen van belastingen. Zij hadden geen
verordenende en rechtsprekende bevoegdheden. Er
264
E. Gellner: Language and solitude. Wittgenstein,
University Press 1998), pag. 187
37
K.G. Saur, München-New York-Londen-Parijs. De gids
bestaat, voor zover bekend, niet veel literatuur over
maakt deel uit van de serie archievenoverzichten met
deze functionarissen. Zie in de literatuuropgave de
betrekking tot N-Afrika, Azië en Oceanië, uitgegeven
publicaties van Ph. Kleintjes en M. Lohanda.
onder auspiciën van de Internationale Archiefraad.
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 265
NOTEN
38
Den Haag 2004. De gids maakt deel uit van de serie
onderzoeksgidsen, uitgegeven door het Instituut voor
Nederlandse Geschiedenis.
39
Zie voor meer gedetailleerde informatie hoofdstuk 44
(Geraadpleegde bronnen, met toelichting).
40
Zie het Voorwoord bij S.L. van der Wal ed.: Het
Onderwijsbeleid in Nederlands-Indië 1900-1940
(Groningen 1963), pag. IX.
41
Zie E.B. Locher-Scholten: Een bronnenpublicatie als
signaal van koloniaal trauma?: ontstaan en ontvangst
van de Officiële bescheiden‘, in Bijdragen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden,
vol. 111 (1996), afl. 4, pag. 473-492, noot 13.
42
Zie voor de volledige omschrijving hoofdstuk 44.
43
R. Nieuwenhuys: Oost-Indische spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben
geschreven, vanaf de eerste jaren der Compagnie tot op
heden (Amsterdam 1973), pag. 12-13.
Rob Nieuwenhuys: voorwoord bij de door hem uitgegeven bundels Het laat je niet los en Om nooit te vergeten. Een keuze uit de Indisch-Nederlandse letterkunde
van 1935 tot heden (2 dln., Amsterdam 1974). R.C.
Kwantes: Taga’samo tinggi, doedoeé samo randah, in
S.L. van der Wal red.: Besturen overzee: herinneringen
van oud-ambtenaren bij het binnenlands bestuur in
Nederlandsch-Indië (Franeker 1977), pag. 235.
265
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 266
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Index op namen
N.B: hierin zijn opgenomen namen van personen en regio’s.
A
Aalst, C.J.K. van 145-148, 213
Adriaanse, C. 114, 141-143
Alphen, D.F. van 27
Ambon 28-29, 100, 141
André de la Porte, G. 156
Asbeck, F.M. van 115, 137-139
Atjeh (Sumatra) 27-29, 55-56, 61-62, 73-76,
109, 113, 141, 190
B
Baal, J. van 24, 29, 31, 99-101, 253
Bakkers, J.A. 27
Bali 28, 41, 131-132
Banka 27, 51-52
Berg, L.W.C. van den 111
Berg, N.P. van den 195
Bertsch, R.K.A. 28, 79, 85-86
Bik, familie 121
Billiton 52
Blumberger, J.Th. Petrus 28
Bodenhausen, C.W. 168
Boeton 97-98
Böhm, A.H. 29
Bool, H.J. 168
Borneo 22, 27-29, 35, 41, 52, 55-57, 73, 75, 231
Bossche, J.F.R.S. van den 27, 51-53
Brandes, J.L.A. 74, 118, 122
Brits-Indië 118, 203
Bruins, G.W.J. 183
Buitengewesten 11-12, 17, 22, 25-26, 29, 34, 42,
51, 55, 61, 65, 69, 73-76, 97, 100, 127, 132, 141
C
Caudri, G.W. 29, 97-98
Celebes 27-29, 41, 46, 55, 57, 97, 100, 141
Ceram 28
China 13, 45-48, 93, 153, 185, 190, 193
Cool, W. 147, 228
Coolhaas, W. Ph. 28, 31
266
Cort van der Linden, kabinet 214
Cremer, J.Th. 118, 185-187, 191
Creutzberg, K.F. 107
D
Dam, G. van 28
Deli (Sumatra) 93-95, 185, 191, 193-194
Deventer, C.Th. van 132-135
Deventer-Maas, E.M.L. van 131, 134-135
Djajadiningrat, A. 8, 31
Djajadiningrat, H. 124-125, 150
Djeddah 106, 111, 114, 141-142, 253
Douwes Dekker, Eduard 20
E
Elout, C.P.J. 27
Engelhard, N. 121, 253
F
Febvre, J.D.L. le 28, 69-71
Fillietaz-Bousquet, R. de 27
Flores 29
Fock, D. 70, 113, 133, 214
Francis, E.M. 27, 31, 52
Fransen van de Putte, I.D. 6, 11, 56, 58,
105, 110, 266
Friedericy, H.J. 31
Fromberg, P.H. 156
Fruin, Th.A. 43-44, 89-91
G
Gelderen, J. van 176
Gerretson, F.C. 133
Gesseler Verschuir, P.R.W. van 28
Gevers, A. 210
Gobée, E. 113-115, 137, 141, 143
Gonggrijp. G.L. 21, 31, 77
Götzen, L. 168
Graaff, S. de 22, 37
Graeff, A.C.D. de 112, 119, 154, 214
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 267
INDEX OP NAMEN
Graf, L.I. 29
Groeneveldt, W. 118
Groothoff, A. 28, 36, 182, 206, 210, 234, 236
Gutteling, H.M. 175
Gybland Oosterhof, H.H.A. van 135
H
Haar, B. ter 124
Haisma-Rahder, W.J. 210
Haringhuizen, J. 227, 238
Hart, G.H.C. 180, 184, 214
Hazeu, G.A.J. 109, 115
Helsdingen, W.H. van 28, 81-84, 87, 110, 116
Heutsz, J.B. van 67, 69, 111, 115
Heynen, H.J. 29
Heyting, L.C. 28
Hijnekamp, W.H.A. 28
Hogendorp, C.S.W. van 27
Hogendorp, D.C.A. 27
Holle, K.F. 210
Hooff sr., H.W.S. van 210
Hoorweg, A. 28
Houven van Oordt, J.B. van der 67
Hucht, familie van der 210
I
Idenburg, P.J.A. 131
IJzerman, J.W. 117, 145, 148
Immink, A.J. 155
Indo-China, Frans 118
Irian zie onder Nieuw-Guinea
J
Jagt, M.B. van der 28, 31, 77-79
Jansen, G. 28, 93-95, 192
Japan 13, 45-50
Japing, C.H. 35
Jaquet, L.G.M. 31, 49, 98
Java passim
Joekes, A.M. 27, 134
Joekes, A.M. jr. 28, 109, 115, 131-136
Jonge, B.C. de 141, 167, 176-177, 182, 206, 212
Jonkman, J.A. 82
Jordaan, J.M. 28, 121
K
Kartini 131, 133-135
Kempen, C.J. van 28
Kempen Valk, J.J. van 28
Kern, R.A. 109, 113, 115-116
Ki Hadjar Dewantoro zie Soewardi Soerjaningrat
Kinderen, T.H. der 51, 53, 157, 161
Kock, A.H.W. de 27
Kollewijn, R.D. 124
Koningsberger, J.C. 214
Kraemer, H. 137
Krom, N.J. 118-119
Kuyper- kabinet 6
L
Langen, L.H. de 29
Lanting, P.A. 28
Lichtenbelt, J.C.A. 109, 131-132
Liefrinck, F.A. 133-134
Liefrinck, J.H. 69-71, 133-134
Limburg Stirum, J.P. van 70, 115, 133,
196, 201, 213
Lith, P.C.A. 141
Logeman, J.H.A. 124
Lombok 28
Loudon, J. 56-58
Lovink, A.H.J. 49
Lovink, H.J. 176
M
Madoera passim
Marchant, H.P. 115
Maurenbrecher, L.L.A. 28, 253
Meijer Ranneft, J.W. 20, 28, 35, 38-39,
78, 82, 115, 175, 182
Meijneken, F.A.W. 228, 238
Mekka 106, 111, 141, 143, 253
Middelberg, L. 235
Molukken 28-29
Mook, H.J. van 179, 184
N
Nienhuys, J. 92
Nieuw-Guinea 29, 36, 99-101, 158, 252
Nieuwenhuijzen, F.N. 27, 55-57
Nortier, A. 137
267
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 268
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
O
Onvlee, L. 29
P
Peyl, Th.J. van der 29
Piekaar, A.J. 29, 253
Pijnacker Hordijk, C. 115
Pijper, G.F. 115-116
Prins, J. 28
Pruys van der Hoeven, A. 27, 31, 61-63
R
Rappard, W.E. 28
Rees, D.F.W. van 37, 39, 62, 65-68
Rees, O. van 27
Rhemrev, J.C.T. 190, 193
Rinkes, D.A. 116
Riouw 27, 46, 55, 57
Rochussen, J.J. 55, 225
Rollin Couquerque, L.M. 27
Rookmaker, H.R. 28
Rooseboom, W. 118
Roux, C.C.F.M. le 29
Ruibing, A.H. 29
Rutgers, A.A.L. 176
S
Sangi-eilanden 29
Saoedi-Arabië 114, 142, 253
Savornin Lohman, B.C. de 135
Schneither, G.J.Chr. 121, 253
Schoemaker, H.J. 227, 238
Scholten, P. 123-125
Scholten van Oud-Haarlem, C.J. 160
Schrieke, B.J.O. 131
Schrieke, J.J. 161
Schüller, C.W. 28
Sitsen, M.H.A. 28
Snouck Hurgronje, C. 20-21, 73, 76,
111, 114-115, 138-139, 141, 143
Soemba 29
Soenda-eilanden 28
Soetardjo 82-83
Soewardi Soerjaningrat 138-139, 186
268
Sonius, H.W.J. 28
Steenis, C.G.G.J. van 175
Stein Callenfels, P.V. van 119, 122
Stieltjes, J.J. 228
Sumatra 22, 24, 27-29, 34, 51-53, 61-63,
69-71, 73-76, 89, 93-95, 97-98, 138-139,
158, 180, 185, 187-190, 193-194, 2-6-212,
228, 231, 238
Swaan, W. 228
T
Teeuw, A. 28
Ternate 28
Theunissen, W.F. 109, 127-129
Tichelman, G.L. 28, 36
Timor (en onderhorigheden) 28-29
Tjong A Fie 93, 170
Toekanbesi-eilanden 97
Treub, M. 173, 176
Treub, M.W.F. 214, 219-220
Turkije 114, 153, 253
V
Veer, A. van der 56
Velde, J.J. van de 28, 31
Venema, H.R. 29
Visser, A. 31
Vleer, A.J. 29
Vliegen, W.H. 214
Vogel, H.A.F. de 27, 31, 59-60
Vollenhoven, C. van 137, 160
Vorstman, J.A. 28
W
Waerden, J. van der 233-234, 252
Weijer, G.A.Ph. 216
Wellenstein, E.P. 168, 176, 184, 214
Welter, Ch.J.I.M. 216
Wenckebach, H.J.E. 231, 236
Westenenk, L.C. 28, 73-76, 121
Wichers, H.L. 160
Wijck, C.H.A. van der 111, 186
Wolterbeek Muller, D.G. 156
Wurth, Th. 175
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 269
INDEX OP TREFWOORDEN
Index op trefwoorden
A
adviseur voor Chinese Zaken 13, 46
adviseur voor Inlandse Zaken 7, 20, 73, 106,
109, 111-116, 119, 124, 137, 141, 153
adviseur voor Japanse Zaken 13, 46
Algemene Secretarie 12, 26, 55, 65-66, 117,
121, 124, 137
Arbeid, Kantoor van 196, 201
arbeidsinspectie 69, 158-159, 161, 190, 196
C
Commissariaat voor Indische Zaken 27, 76, 181
Cultures en landelijke inkomsten, directie 11,
19, 33, 35, 252
B
bankinstellingen 218
Bataviaasch Genootschap van Kunsten en
Wetenschappen 51, 74, 106, 117-118, 120, 122
bergcultures zie onder koffie-, thee-, rubberen kinaondernemingen / organisaties
bestuur, gewestelijk/provinciaal regentschap
11, 14, 17-19, 21-26, 29-30, 81, 83, 85-86,
226, 237
bestuur, plaatselijk/gemeentelijk 18, 21-23,
25, 29-30, 81, 94, 226, 237
Bestuurszaken, afdeling – voor de Buitengewesten 12-13, 15
Bevolkingszaken, Kantoor voor 100-101, 252
Binnenlands Bestuur, dep. van 5, 11-16, 33-34,
41, 46, 107, 158-159, 173, 225
binnenlandse bestuursambtenaren, Eur. en
Inlandse zie onder I; 117-118, 124, 157, 173, 189,
225
Boswezen, Dienst van het 33-36, 173, 179
Buitenlandse Zaken, ministerie van 48-49,
114, 142, 193, 253
Burgerlijke Geneeskundige Dienst 106-107,
127-129, 226
Burgerlijke Openbare Werken, dep. van 5, 37,
118, 146, 173, 225-230, 237-238
E
Economische Zaken, dep. van 7, 42, 174-175,
179-183, 232
Economische Zaken, ministerie van 181-182
Encyclopaedisch Bureau 13
D
Deli-Maatschappij zie onder tabaksondernemingen/-organisaties
Dienst voor Oost-Aziatische Zaken 45-49, 176
F
Financiën, dep. van 5, 107, 165-168, 173, 231-232
G
gas- en elektriciteitsbedrijven 218-219
Gouvernementsbedrijven, dep. van 6, 107, 179,
226, 231-237
gouverneur-generaal passim
H
handelsondernemingen 218, 234, zie ook
onder NHM
I
industriële ondernemingen 218
Ingenieurs, Kon. Instituut van 146, 148, 227,
230, 234, 236, 238
inspectie voor Agrarische Zaken 12, 37-40,
66-67, 107, 189
J
Javasche Bank 165, 167
Justitie, dep. van 6, 12, 45-46, 107-108, 157-161
269
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 270
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
K
kinaondernemingen/organisaties 183, 203-211
koffie (en cacao)ondernemingen/organisaties
183, 203-211
Koloniaal Instituut (Tropeninstituut) 66, 186
Koloniën, ministerie van 243-252 en passim
Koloniën, minister van 6, 11, 21-22, 37, 56,
105, 107, 111, 118, 123, 145, 186-187, 214, 266
Kolonisatie Comité, Centraal 38, 98
L
Landbouw, Nijverheid en Handel, dep. van
6, 12, 34, 47, 106, 159, 173-177, 179, 183
Landbouwsyndicaat 180, 203-204, 211
Landbouwvoorlichtingsdienst 42, 173, 176
landvoogd zie onder gouverneur-generaal
luchtvaart(maatschappijen) 74, 76, 214,
232, 237
M
Marine, dep. van 225
mijnbouwmaatschappijen 52, 218, 234-235
N
Nederlandsche Handel Maatschappij (NHM)
145, 182, 185-187, 189, 192, 196, 199, 206, 213,
215, 218
O
Ondernemersbond/Ondernemersraad 180,
183, 203-204, 213-220
Onderwijs, Eredienst (en Nijverheid), dep. van
5, 81, 105-110, 112, 117, 120, 159, 173, 231
onderwijsinstellingen/-organisaties 20,
103-104, 109, 123-125, 131-132, 134-135, 137-139,
145-148, 173, 175, 190, 253
Oudheidkundige Dienst 117-122
P
Politieke Inlichtingen Dienst 153-154
procureur-generaal Hooggerechtshof 153-156
proefstations (suiker, bergcultures)
175-176, 190-191, 195, 198, 201, 204, 211
270
R
Raad van Indië 5, 39, 51, 53, 56-58, 61, 63, 6667, 73, 75, 105, 123, 154
Raad van Departementsdirecteuren 107
raadsman voor Studerenden 74-76
Recherche, Dienst der Algemene 154
rechtscolleges 53, 81, 89, 97
regeringscommissaris 51, 61, 76
rubberondernemingen/-organisaties 180, 183,
189-194, 203-211
S
scholen zie onder onderwijsinstellingen/
organisaties
spoorweg-, stoomtrammaatschappijen
94, 131-135, 185-186, 188, 216-217, 228, 234-235
Statistiek, Centraal Kantoor voor de 174, 176
stoomvaartmaatschappijen 76, 217
suikerondernemingen/organisaties 180, 182,
195-201
T
tabaksondernemingen/-organisaties 93-95,
189-194, 213, 217
theeondernemingen/organisaties 183, 203-212
V
Verkeer en Waterstaat, dep. van 226, 232,
237-239
Volksgezondheid, Dienst der zie onder
Burgerlijke Geneeskundige Dienst
Volkskredietwezen, Dienst van het 12, 41-44,
81, 89-91, 107
Volksraad 15, 21, 29, 76, 78-79, 81-83, 110,
112, 123, 129, 132, 158, 161, 168, 176, 183, 193,
201, 211, 214, 219, 229, 235, 239
W
Waterkracht en Electriciteit, Dienst voor
36, 232-235. zie ook onder gas- en
elektriciteitsbedrijven
Z
Zelfbesturende landschappen
11-12, 17, 93-95, 120, 141-142, 157, 165, 189
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
03-11-2009
10:35
Pagina 271
INDEX OP TREFWOORDEN
Koloniale-staat_DEFINITIEF: Oorlogsgids_1-292_xp5
ONDERZOEKSGIDS DE KOLONIALE STAAT
Colofon
Uitgave
Nationaal Archief
Prins Willem-Alexanderhof 20
Postbus 90520
2509 LM Den Haag
Telefoon (070) 331 54 00
www.nationaalarchief.nl
[email protected]
Auteur
Francien van Anrooij
Eindredactie
Paul Brood
Oplage
1.000 ex.
Foto omslag
Koninklijk Instituut voor Taal-, Landen Volkenkunde (KITLV), Leiden
Druk
Drukkerij Krips, Meppel
Ontwerp
Arno Geels, BNO, Den Haag
ISBN 978-90-74920-25-4
03-11-2009
10:35
Pagina 272
Kolonialestaat_omslag_rug175:Opmaak 1
03-11-2009
10:55
Pagina 1
De koloniale staat
ONDERZOEKSGIDS
De koloniale staat
1854-1942
De koloniale staat (1854-1942)
Javaanse hoofden
ca. 1890
Fotoverzameling KITLV
nr. 27787
In de 19e en 20e eeuw werden zorgvuldig geselecteerde
jonge mensen als bestuursambtenaar vanuit Nederland
naar de Oost gezonden. Tijdens hun opleiding waren zij
vertrouwd gemaakt met de talen, adat en culturen van
de archipel. Samen met de Indonesische elite bouwden
zij aan de koloniale staat, de voorloper van de soevereine
Republik Indonesia.
De archieven van het ministerie van Koloniën in het
Nationaal Archief bevatten duizenden brieven, adviezen
en rapporten, waarin dit ingrijpende proces is vastgelegd. In particuliere archieven wordt de problematiek
vanuit een persoon of een organisatie benaderd. Al dit
materiaal werpt licht op het handelen en streven van
opeenvolgende generaties. In deze gids is geprobeerd
om structuren van, en samenhangen tussen archieven
te laten zien, teneinde onderzoek in die rijke bestanden
mogelijk te maken.
nederland ontdek je in het
nationaal archief
ONDERZOEKSGIDS
duizend jaar geschiedenis ligt op
honderd kilometer plank van het
nationaal archief de geschiedenis
dijt uit, jaarlijks met kilometers
Francien van Anrooij
Gids voor het archief van het ministerie van Koloniën
De Indonesische archipel
nationaal archief
Download