KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen Organisatiestructuur Leiderschap & management Wat doet een leidinggevende nu precies? In het kort is hij samen met de andere managers verantwoordelijk voor: het stellen van doelen; het realiseren van die doelen. Om doelen te kunnen vaststellen, moet de leidinggevende inventariseren: waaraan behoefte is; wat haalbaar is; welke vaardigheden daarvoor nodig zijn; welke middelen daarvoor nodig zijn. Voor het realiseren van de doelen moet hij: beleid bepalen, plannen en voorspellen, beslissen, coördineren, delegeren, organiseren, instrueren, controleren, motiveren, een goed team vormen. 1 Een middenmanager bijvoorbeeld een filiaalbeheerder, geeft leiding aan het uitvoerend personeel. Hij heeft als taken: (regelkring) plannen, organiseren, coördineren, opdrachten geven, controleren, corrigeren/bijsturen Deze taken kun je verdelen in twee soorten: vaststellende taken en regelende taken Plannen Goed plannen is nodig om activiteiten soepel te laten verlopen. Planningen coördineren de werkzaamheden binnen een organisatie, zodat de doelen gehaald kunnen worden. De manager is er verantwoordelijk voor dat de planning goed in elkaar zit en dat alles ook volgens die planning verloopt. Een voorbeeld is de werkplanning: een schematische beschrijving van de activiteiten en personeelsbezetting. In zo'n schema staat wat bepaalde medewerkers precies moeten doen en wanneer zij daarmee klaar moeten zijn. Waalko Kramer Augustus 2010 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen Organiseren Naast het maken van planningen is organiseren een belangrijke taak van de manager. Organiseren betekent regelen, op touw zetten. In een winkel kun je denken aan het inrichten van de winkel en het inroosteren van werknemers. Coördineren Coördineren is het afstemmen van verschillende activiteiten op elkaar. Een leidinggevende overlegt regelmatig met zijn medewerkers over de manier waarop zij de activiteiten het best op elkaar kunnen afstemmen. Hij moet hiervoor kunnen delegeren (werk uitbesteden), instrueren (werk uitleggen en opdracht geven), begeleiden en controleren. Ook moet hij het overleg leiden. Bij delegeren kun je bijvoorbeeld denken aan het inwerken van een nieuwe medewerker door een ervaren kracht. De manager delegeert deze taak aan de ervaren medewerker. Regelende taken Opdrachten geven controleren en corrigeren zijn taken die te maken hebben met het sturen van medewerkers. Dit zijn de regelende of dirigerende taken van het management. Dirigeren betekent letterlijk een richting aanwijzen, leiden. Opdrachten geven Een leidinggevende kan schriftelijke en mondelinge opdrachten aan zijn medewerkers geven. Vooral grote organisaties werken veel met schriftelijke instructies. Een voordeel van een schriftelijke opdracht is dat de instructie meerdere keren kan worden gelezen. Een goede schriftelijke instructie kun je bovendien maar op één manier begrijpen. Als een manager een opdracht geeft, let hij op: de capaciteit van de medewerkers; de wil van de medewerkers om de opdracht uit te voeren; het belang van de opdracht voor de medewerkers; de duidelijkheid van de opdracht; de mogelijkheid de opdracht naderhand te controleren Controleren en corrigeren Controleren is het toezicht houden op de uitvoering van activiteiten. Door te controleren gaat een leidinggevende na wat er goed en wat er fout gaat. Hij beoordeelt of de resultaten goed genoeg zijn om de gestelde doelen te kunnen halen. Als dat niet zo is, dan heeft hij het recht en de plicht om iemand te corrigeren door in te grijpen. Waalko Kramer Augustus 2010 2 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen Organisaties De termen organisatie, bedrijf en onderneming worden vaak door elkaar gebruikt, maar ze hebben een verschillende betekenis. Een organisatie is een samenwerkingsverband van mensen en middelen dat gemeenschappelijke doelstellingen probeert te realiseren. Een organisatie die als doel heeft winst te maken, noemen we een onderneming. Een organisatie die als doel heeft zonder winstoogmerk een product of dienst te leveren om in een behoefte te voorzien, noemen we een bedrijf. Voorbeeld is het gemeentelijk vervoersbedrijf. Alle bedrijven en ondernemingen zijn dus organisaties. Ook amateursportclubs, kerken en amateurzangkoren noemen we organisaties. Er is immers sprake van een samenwerkingsverband tussen mensen met hetzelfde doel. Doelstellingen Organisaties, bedrijven en ondernemingen streven doelstellingen na. De doelstellingen kun je onderverdelen in: hoofddoelstellingen subdoelstellingen. Een hoofddoelstelling van elke organisatie is het handhaven van de continuïteit (de voortgang) van de organisatie. Voor ondernemingen geldt dat die continuïteit alleen kan plaatsvinden als er winst gemaakt wordt. Winst maken is voor ondernemingen dus een hoofddoelstelling. Subdoelstellingen van organisaties richten zich op de bijdrage die elke afdeling in de organisatie moet leveren om aan de hoofddoelstellingen te kunnen voldoen. Doelen moet SMART zijn: S= Specifiek (duidelijk voor iedereen) M= Meetbaar (je moet voortgang kunnen meten) A= Acceptabel (doelen moeten door medewerkers geaccepteerd worden) R = Reëel (het moet wel mogelijk zijn) T = tijdsgebonden (moet gekoppeld zijn aan de uiterlijk gerealiseerde tijd) Voorwaarden organisatiestructuur Een goede organisatiestructuur moet in principe aan een aantal voorwaarden voldoen: De bestuursvoorwaarde: de structuur moet zodanig zijn dat de doelen kunnen worden gehaald. De kostenvoorwaarde: de structuur moet zodanig zijn dat de doelen worden gerealiseerd met opoffering van zo weinig mogelijk middelen. De sociale voorwaarde: de taken moeten zodanig worden verdeeld dat de medewerkers zich daarin kunnen vinden en zich kunnen ontplooien. De flexibiliteitsvoorwaarde: de structuur moet zodanig zijn dat deze gemakkelijk kan worden aangepast aan veranderende omstandigheden. Inhoud organisatiestructuur Een organisatiestructuur beschrijft: de functies binnen de organisatie: elke functie heeft een functieomschrijving waarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de medewerker staan omschreven; Waalko Kramer Augustus 2010 3 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen de manier van leidinggegeven in de organisatie: wie geeft leiding, wat ontvangt de leidinggevende terug, in hoeverre wordt er gedelegeerd; de communicatiestructuur, oftewel de manier waarop de communicatie binnen de organisatie plaatsvindt. 4 Taakverdeling In een organisatie moeten verschillende taken worden verricht. Als manager moet je de taken goed verdelen, zodat je de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatie vergroot. Je kunt bijvoorbeeld taken bundelen, zodat taakgebieden ontstaan. Een detailhandelsonderneming heeft meestal de volgende taakgebieden: inkoopgebied verkoopgebied financieel gebied personeelsgebied. Taakverdeling is de verdeling van taken in deeltaken die door verschillende personen en afdelingen worden uitgevoerd. Iedere medewerker heeft zijn eigen taak: de een is inkoper, de ander doet de personeelsadministratie en weer een ander doet de boekhouding. Je kunt twee soorten taakverdeling onderscheiden: verticale taakverdeling horizontale taakverdeling. De verticale taakverdeling brengt hiërarchie in de structuur: er zijn bovengeschikte en ondergeschikte (uitvoerende) medewerkers. Bij horizontale taakverdeling is sprake van gelijkwaardige functies. Organisatieschema Je kunt de organisatiestructuur schematisch weergeven in een organisatieschema. In dit schema zie je de horizontale taakverdeling tussen mensen en afdelingen in een organisatie. Ook laat een Waalko Kramer Augustus 2010 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen organisatieschema de hiërarchische relaties tussen mensen en afdelingen in een organisatie zien. Een organisatieschema noem je ook wel een organogram of organigram. Een organisatieschema moet aan de volgende vormeisen voldoen. Je gebruikt een verticale lijn om rangorde in functies aan te geven, bijvoorbeeld manager - medewerker. Met een horizontale lijn geef je een nevenschikking in functies aan, bijvoorbeeld chef inkoop - chef verkoop. Verticale taakverdeling Als je een klein bedrijf begint, voer je in het begin vaak zelf alle taken uit, zoals de inkoop en verkoop van producten, de boekhouding en de administratie. Je verricht zowel de leidinggevende als uitvoerende taken. Als het bedrijf groeit, ontstaan steeds meer taken. Je kunt dan personeel in dienst nemen. De medewerkers kunnen een aantal van de uitvoerende taken, zoals verkoop en administratie, overnemen. Op die manier kun jij je bezighouden met de leidinggevende taken. Dit noemen we verticale taakverdeling Hiërarchische organisatiestructuur Als je zoveel medewerkers hebt dat je het overzicht dreigt te verliezen en niet meer goed leiding kunt geven, dan kun je bepaalde medewerkers een leidinggevende functie aanbieden. Er komt dan een extra laag tussen de medewerkers en de directeur/ondernemer. Zo ontstaat een hiërarchische organisatiestructuur: de organisatie wordt in een aantal niveaus verdeeld. Er is nog steeds sprake van verticale taakverdeling. Filiaal- en grootwinkelbedrijven Filiaal- en grootwinkelbedrijven zijn voorbeelden van bedrijven met een verticale taakverdeling: er is een hoofdkantoor en er zijn diverse filialen. Om het bedrijf te kunnen runnen en bestuurbaar te houden, is een aantal taken op het hoofdkantoor gecentraliseerd. De bedrijfsdoelstellingen worden daar geformuleerd en vertaald in beleidsmaatregelen, procedures en regelingen. Verhouding manager en beleidsmakers Als manager moet je het centraal bepaalde beleid uitvoeren. De directie bepaalt weliswaar de kaders (grenzen), maar de manager plant en organiseert de werkzaamheden, zodat de bedrijfsdoelstellingen worden gehaald. Andersom zorg je er als manager voor dat de directie de informatie die nodig is om goed beleid te kunnen maken, binnen handbereik heeft. Waalko Kramer Augustus 2010 5 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen Horizontale taakverdeling Bij een horizontale taakverdeling is er sprake van taken met gelijkwaardige verantwoordelijkheden. Er zijn twee groepen horizontale taakverdeling te onderscheiden: interne differentiatie interne specialisatie. 6 Interne differentiatie: F-indeling Bij interne differentiatie is sprake van gelijksoortigheid van de werkzaamheden of taken. Dit noemen we ook wel horizontale taakverdeling naar gelijksoortigheid. De medewerkers die vergelijkbare werkzaamheden verrichten, werken namelijk op dezelfde afdeling. Alle verkoopwerkzaamheden gaan dus naar de afdeling Verkoop en alle werkzaamheden op het gebied van marketing en communicatie naar de afdeling Marketing en communicatie. We noemen dit ook een functionele indeling of F-indeling. Voordelen van de F-indeling De horizontale taakverdeling naar functie heeft een aantal voordelen. Ten eerste kunnen de medewerkers van een afdeling zich bezighouden met datgene waar ze goed in zijn. Hierdoor neemt de vaardigheid van de medewerkers toe en daarmee de professionaliteit van de organisatie. Ten tweede is een efficiënte inzet van de medewerkers mogelijk. Medewerkers kunnen bijvoorbeeld gemakkelijker voor elkaar invallen. Nadelen van de F-indeling De F-indeling heeft ook een aantal nadelen. Een medewerker houdt zich maar met één onderdeel binnen de organisatie bezig. Daardoor kan hij het zicht verliezen op het verband tussen zijn prestaties en de doelstellingen van de organisatie. Daarnaast kan het werk eentonig en saai worden. Ook is het winkelpersoneel beperkt flexibel inzetbaar. Waalko Kramer Augustus 2010 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen Interne specialisatie: P-, G- of M-indeling Bij interne specialisatie bepaalt de samenhang van het werk de samenstelling van een afdeling. Je kunt de volgende drie vormen van samenhang onderscheiden: horizontale taakverdeling naar product (P-indeling) horizontale taakverdeling naar geografisch gebied (G-indeling) horizontale taakverdeling naar markt/doelgroep (M-indeling). Horizontale taakverdeling naar product (P-indeling) Bij een horizontale taakverdeling naar product heeft een organisatie afdelingen die elk verantwoordelijk zijn voor een eigen product, of de werkzaamheden nu te maken hebben met de verkoop, de inkoop, de distributie of de fabricage van dat product. Wat bij de F-indeling door één verkoopafdeling wordt ingekocht, wordt bij een P-indeling door bijvoorbeeld drie verkoopchefs ingekocht. Horizontale taakverdeling naar geografisch gebied (G-indeling) Een horizontale taakverdeling naar geografisch gebied komt veel voor bij winkelketens met meerdere filialen. Op elke plaats worden alle voorkomende werkzaamheden uitgevoerd. 7 Horizontale taakverdeling naar markt/doelgroep (M-indeling) In een horizontale taakverdeling naar markt/doelgroep worden alle werkzaamheden ingedeeld op basis van de doelgroep waarvoor het product bestemd is. Horizontale taakverdeling naar markt/doelgroep: verschillende markten of doelgroepen worden op verschillende manieren bediend Een kledingzaak kan bijvoorbeeld naast dames- en herenkleding aan consumenten, ook bedrijfskleding verkopen aan ziekenhuizen en schildersbedrijven. De onderneming heeft dan twee markten/doelgroepen: consumenten bedrijven. Voor de consumenten heeft de ondernemer een winkel ingericht waar consumenten dames- en herenkleding in kleine aantallen kunnen kopen. Daarnaast heeft de onderneming ook nog bedrijven als doelgroep, die meestal grote aantallen tegelijk kopen. Voor deze doelgroep is een magazijn ingericht waar bedrijfskleding op voorraad ligt. De bedrijfskleding kan telefonisch worden besteld en wordt vervolgens bij het bedrijf bezorgd. Waalko Kramer Augustus 2010 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen Voordelen horizontale taakverdeling De voordelen van horizontale taakverdeling naar samenhang van het werk (dus bij de P-, G- of Mindeling) zijn onder meer: De medewerker staat dichter bij het product of gebied, waardoor hij sneller kan reageren op veranderingen met betrekking tot het product of in het gebied. De medewerker is meer betrokken. De aandacht voor de klant neemt toe. Nadelen horizontale taakverdeling Een groot nadeel van horizontale taakverdeling naar samenhang van het werk is dat de kosten hoger zijn omdat elke afdeling dezelfde specialistische middelen nodig heeft. Een ander nadeel is dat er minder mensen functioneel deskundig zijn. Organisatievormen MKB Er zijn twee organisatievormen die veel voorkomen in het midden- en kleinbedrijf: de lijnorganisatie de lijn-staforganisatie. Lijnorganisatie De lijnorganisatie is vaak de basis voor andere organisatievormen. Je noemt een lijnorganisatie ook wel een steile organisatie. Ze bestaat alleen uit hiërarchische relaties of lijnrelaties. In een lijnorganisatie komen alleen lijnfuncties voor. Een lijnfunctionaris is bevoegd om aan ondergeschikten opdrachten te geven en moet toezien op de uitvoering van deze opdrachten. Voordelen van een lijnorganisatie De lijnorganisatie heeft een aantal voordelen: Er is eenheid van leiding: iedereen heeft één chef van wie hij de opdrachten krijgt. Zo kunnen er geen misverstanden bestaan over wie de opdrachten geeft aan een ondergeschikte. De structuur van een lijnorganisatie is overzichtelijk en eenvoudig; er zijn alleen hiërarchische relaties. De gezagsverhoudingen zijn duidelijk: de ondergeschikte voert het werk uit en de leidinggevende geeft de opdrachten. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn duidelijk afgebakend. Waalko Kramer Augustus 2010 8 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen Nadelen van een lijnorganisatie De nadelen van een lijnorganisatie zijn: De coördinatie vindt hoog in de organisatie plaats, waardoor de leidinggevenden erg veel verantwoordelijkheden krijgen. Een mogelijk gevolg is dat ze overbelast raken. De leidinggevende moet alle aspecten van de werkzaamheden op een afdeling kennen om goed leiding te kunnen geven. De communicatie verloopt via de leidinggevende. Hierdoor worden de medewerkers niet echt betrokken bij hun werk. De kans op fouten in de informatieoverdracht is groot. Hoe meer hiërarchische niveaus er komen, hoe langer de communicatielijnen. Lijn-staforganisatie Een lijn-staforganisatie lijkt op de lijnorganisatie. Het verschil is dat een lijn-staforganisatie naast hiërarchische relaties ook stafrelaties heeft. In een lijn-staforganisatie komen dus lijnfunctionarissen en staffunctionarissen voor. Een staffunctionaris ondersteunt en adviseert de lijnfunctionaris op terreinen waarop deze minder deskundig is. Staffunctionarissen zijn niet bevoegd om opdrachten te geven en beslissingen te nemen. Zij geven de lijnfunctionaris alleen advies en zijn dus niet verantwoordelijk voor zijn beslissingen. De lijn-staforganisatie wordt ook wel een platte organisatie genoemd. 9 Voordelen van een lijn-staforganisatie De lijn-staforganisatie heeft een aantal voordelen: Er is eenheid van leidinggeven, net als bij een lijnorganisatie. De staffunctionaris heeft immers alleen maar een adviesfunctie. De staffunctionarissen nemen een deel van het werk over van de lijnmanager. De lijnmanager kan hierdoor meer tijd besteden aan het leidinggeven en aan meer medewerkers leidinggeven. Nadelen van een lijn-staforganisatie Deze organisatievorm kent ook een aantal nadelen: Staffunctionarissen geven vaak te theoretische adviezen, omdat ze ver van het werk staan van de lijnmanager. De lijnmanager kan niets met adviezen die te theoretisch zijn en zal ze daarom niet opvolgen. Soms bemoeit een staffunctionaris zich met de ondergeschikten van de lijnmanager die hij ondersteunt. Dit is niet de bedoeling, want dan is er geen eenheid van leiding meer. Organisatie projecten De lijnorganisatie en de lijn-staforganisatie zijn hiërarchische organisaties. Hierdoor neemt de besluitvorming meestal veel tijd in beslag. Bovendien worden de besluiten door de leidinggevers genomen, die niet altijd voldoende kennis hebben van datgene waarover ze een besluit nemen. Dat is vervelend voor de betrokkenen. Om dit te voorkomen zijn er twee organisatiestructuren afgeleid van de lijnorganisatie. Het doel van deze organisatiestructuren is om mensen die op bepaalde gebieden deskundig zijn, met elkaar te Waalko Kramer Augustus 2010 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen laten samenwerken. Deze organisatiestructuren zijn: de projectorganisatie de matrixorganisatie. Projectorganisatie Een projectorganisatie is een organisatie die bestaat uit projectgroepen. Een projectgroep is een tijdelijke organisatie voor een bepaald project. Zo’n projectgroep bestaat uit deskundige mensen die dit project binnen een vastgestelde tijd moeten uitvoeren. Eén persoon is projectleider. De leden van de projectgroep zijn niet de hele werkweek met het project bezig. De positie van de deelnemers in de organisatie mag bij het samenstellen van de projectgroep geen rol spelen. De hiërarchie van de bestaande organisatie wordt hierbij dus doorbroken. De bedrijfsleider van een doe-het-zelfzaak wil de verf die niet goed verkocht wordt, uit het assortiment halen. Hij weet niet welke verfsoorten het precies gaat. Daarom vraagt hij de verkoopchef van de verfafdeling om dat samen met een of twee medewerker uit te zoeken. Daarna gaat de bedrijfsleider met hen om de tafel zitten. Samen besluiten ze welke kleuren uit het assortiment moeten verdwijnen. Op dit moment is er sprake van een (kleine) projectgroep. Een projectgroep is een groep mensen die voor korte tijd overleg voert met elkaar over het uitvoeren van bepaalde activiteiten. In een projectgroep zitten mensen die deskundig zijn op hetzelfde gebied. Zodra de projectgroep tot een besluit is gekomen, wordt deze weer ontbonden. Voordelen van een projectorganisatie De voordelen van een projectorganisatie zijn: De organisatie maakt optimaal gebruik van de kennis van het personeel: de projectgroepleden hebben kennis van het onderwerp. Mensen voelen zich gewaardeerd als ze mogen meebeslissen over bepaalde onderwerpen. Dit werkt motiverend. Nadelen van een projectorganisatie Natuurlijk heeft een projectorganisatie ook nadelen: Leiders kunnen op het moment dat de projectgroep bijeen is, de prestaties van hun ondergeschikten niet controleren en sturen. Er kan een gevoel van ongenoegen ontstaan bij de directe collega’s van de projectgroepleden als zij zich gaan afvragen waarom hun collega wel gevraagd is en zij niet. Er is geen eenheid van leiding. Doordat elke projectgroep een leider heeft, heeft een deelnemer tijdelijk twee chefs: de projectgroepleider en de hiërarchische leider. Dit kan verwarring veroorzaken bij de deelnemer en bij de chefs. Matrixorganisatie Bij een matrixorganisatie zijn álle werknemers van verschillende afdelingen betrokken bij een project. Dat is een belangrijk verschil met de projectorganisatie. Bovendien zijn de werknemers tijdens de vastgestelde arbeidstijd (bijv. 25%, 50% of 100%) alleen maar met dit project bezig. Zij hebben dan dus geen andere werkzaamheden binnen de organisatie. Waalko Kramer Augustus 2010 10 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen Een projectdeelnemer in een matrixorganisatie heeft meestal drie chefs: De hiërarchische chef: de leider van de afdeling waar het projectlid werkt. Hij is verantwoordelijk voor de werkzaamheden van de medewerker op zijn afdeling. De operationele chef: de leider van het project. Hij begeleidt en stuurt de projectleden tijdens de werkzaamheden ten behoeve van het project. De functionele chef: de coördinator van de projecten en begeleider van de operationele chef. Het kan ook zijn dat de bedrijfsleider zelf de projectcoördinator is. Voordelen van een matrixorganisatie Een matrixorganisatie heeft de volgende voordelen: De werknemers kunnen zich volledig op het project richten omdat ze geen andere werkzaamheden hebben. Er is sprake van een evenwichtige leiding: er is een kwaliteitsgerichte leider, de functionele chef, en een leider die gericht is op de voortgang van het project, de operationele chef. Nadelen van een matrixorganisatie Een matrixorganisatie heeft ook nadelen: De werknemers verkeren na elk project in onzekerheid. Ze weten niet of ze bij een volgend project ingezet zullen worden, wat hun werkzaamheden zullen zijn en met wie ze moeten samenwerken. Hierdoor kunnende werknemers gedemotiveerd raken. De personeelskosten zijn hoog omdat er drie leidinggevenden aan elk project deelnemen. Structuur grote bedrijven Grotere organisaties zoals filiaal- en grootwinkelbedrijven, hebben staffuncties op meerdere bestuurlijke niveaus. Zo kan een detailhandelsbedrijf diverse filialen in Nederland hebben met een hoofdkantoor in het midden van het land en regiokantoren in Noord-, West- en Oost-Nederland. Op het hoofdkantoor wordt dan het beleid bepaald en op de regiokantoren wordt het uitgevoerd. Bij filiaal- en grootwinkelbedrijven hebben centrale diensten naast hun normale staftaak ook vaak de taak om hulp te verlenen aan alle afdelingen van een bedrijf op elk bestuurlijk niveau. Voorbeelden van centrale diensten zijn: een afdeling Winkelautomatisering, een afdeling Opleidingen, een afdeling Kwaliteitscontrole, een afdeling Organisatieontwikkeling en een afdeling Financiering. Organisatiestructuur van een filiaalbedrijf Een filiaalbedrijf heeft een landelijk, centraal hoofdkantoor met een aantal stafdiensten. Vanuit het hoofdkantoor geven regiomanagers leiding aan de filialen. Als filiaalbeheerder ben je vervolgens verantwoordelijk voor de gang van zaken in een filiaal. Waalko Kramer Augustus 2010 11 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen 12 Waalko Kramer Augustus 2010 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen Organisatiestructuur van een grootwinkelbedrijf Het grootwinkelbedrijf kent een centraal hoofdkantoor en diverse, op zichzelf staande, regio’s of vestigingen. Een grootwinkelbedrijf noemen we ook wel een divisieorganisatie, omdat de organisatie bestaat uit verschillende organisaties (divisies) onder één paraplu. Het verschil met een filiaalbedrijf is dat er vaak verschillende staffuncties in de organisaties terug te vinden zijn op regionaal of plaatselijk niveau. Bij een filiaalbedrijf heeft de regiomanager al deze functies: hij is zelf verantwoordelijk voor de administratie, public relations en voorlichting en de personeelszaken van de filialen in zijn regio. 13 Het aantal personeelsleden dat ondergeschikt is aan de middenkaderfunctionaris, is bij een grootwinkelbedrijf meestal groter dan bij een filiaalbedrijf. Een voorbeeld van een middenkaderfunctionaris in een grootwinkelbedrijf is de afdelingschef. Hij staat tussen de manager en de verkoopmedewerkers. Hij geeft vaak leiding aan afdelingen met zo’n vijftien tot dertig personeelsleden. Een manager daarentegen geeft meestal leiding aan drie tot vijf personen. Waalko Kramer Augustus 2010 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen Beslissingsmodellen leidinggeven Strategische beslissingen (beleid) Strategische beslissingen hebben te maken met de plaats die de organisatie in de omgeving inneemt of wil innemen. Ze gaan over toekomstige plannen en doelen en hebben dus consequenties op de langere termijn. Ze worden genomen door de directie. Organisatorische beslissingen (tactisch) Als er een strategische beslissing is genomen, dan geeft een leidinggevende vervolgens aan welke veranderingen er op middellange termijn nodig zijn. Beslissingen op dit niveau zijn organisatorische beslissingen. Ze worden genomen door de directie of de ondernemer, maar er wordt wel overlegd met andere, en eventueel lagere, leidinggevenden. Uitvoerende beslissingen (operationeel) Uitvoerende beslissingen gaan over de praktische zaken en handelingen die op de werkvloer nodig zijn om organisatorische beslissingen uit te voeren. Een leidinggevende neemt zo’n beslissing meestal in overleg met de medewerkers die hun werkzaamheden moeten veranderen. Goed leiderschap Persoonlijkheidskenmerken Er zijn enkele persoonlijkheidskenmerken die van iemand een goed leider maken. Volgens onderzoekers zijn deze eigenschappen: Daadkracht: je met veel energie voor een taak inzetten. Helikopterblik: problemen in een groter verband plaatsen en overzicht houden. (Vanuit een helikopter kun je het geheel goed overzien.) Analytisch vermogen: ingewikkelde problemen begrijpen en verhelderen, zodat iedereen begrijpt wat het probleem is. Realistisch vermogen: goede oplossingen vinden die in de praktijk kunnen worden uitgevoerd. Verbeeldingskracht: niet-alledaagse, creatieve oplossingen bedenken. Taakgericht en mensgericht Een goede leidinggevende kan verschillende leiderschapsstijlen Waalko Kramer Augustus 2010 14 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen toepassen. Hij kan daarbij meer taakgericht te werk gaan of hij kan zijn werk juist meer mensgericht benaderen. Taakgericht Een taakgerichte manager besteedt vooral aandacht aan de taak die gedaan moet worden, de omzet die gehaald moet worden. Hij geeft een verkoopmedewerker bijvoorbeeld een heel duidelijke taak, legt uit hoe deze taak gedaan moet worden en controleert tussentijds en naderhand of de taak goed gedaan is. Hij heeft veel aandacht voor: werkmethodes; werkvoorbereidingen; voorschriften. Mensgericht Een mensgerichte manager vindt de taak ook belangrijk, maar hij houdt vooral rekening met de medewerkers. Hij let er bijvoorbeeld op hoe zij met elkaar samenwerken. Hij heeft vooral aandacht voor: motiveren van mensen; stimuleren van teamvorming. Stijlen van leidinggeven: managerial grid De twee dimensies (taak- en mensgericht) van het leidinggeven zijn door twee onderzoekers (Blake en Mouton) in een schema gezet. Het is een assenstelsel met verticaal een verloop van weinig tot zeer mensgericht en horizontaal een verloop van weinig tot zeer taakgericht. Hierin zijn de vijf basisstijlen van leidinggeven aangegeven. Het schema heet: ‘managerial grid’. Dat betekent ‘leiderschapsraster’. (onderscheiden van de 5 stijlen van leidinggeven) Waalko Kramer Augustus 2010 15 KERNTAAK 4 ondersteunen bij de inzet van mensen en middelen Leiderschapsstijlen in het leiderschapsraster van Blake en Mouton. Ondersteunende stijl De sociale leidinggevende hecht er grote waarde aan dat zijn mensen tevreden zijn over hun werksituatie en dat er een goede sfeer heerst. Hij geeft veel ruimte voor de eigen inbreng van medewerkers. Hij bemoedigt en ondersteunt ze, sóms ten koste van de taak. Delegerende stijl Leidinggevende laat de medewerker min of meer zelfstandig uitvoeren. Laat hem vrij en toont interesse voor de activiteiten Overtuigstijl Leidinggevende is sterk sturend, hij legt uit waarom iets op een bepaalde manier gedaan moet worden. Er is wel beperkt tweerichting communicatie Opdrachtstijl Leidinggevende zegt hoe er gehandeld dient te worden, geen inspraak, eenrichting communicatie Situationeel leidinggeven Er is geen leiderschapsstijl die in alle situaties de beste is. In de ene situatie is het beter om meer aandacht aan de taak te besteden en in een andere situatie moet de mens meer aandacht krijgen. Dit betekent dat een leidinggevende meerdere stijlen moet kunnen toepassen. De leidinggevende past zijn stijl van leidinggeven aan de situatie aan. Dit noemen we situationeel leidinggeven In de praktijk hebben leidinggevenden vaak een voorkeurstijl Dit is de stijl die goed bij hen past. De opdracht aan leidinggevenden en aan jou is om ook de andere stijlen van leidinggeven te leren. Waalko Kramer Augustus 2010 16