1.6 De financiering van niet

advertisement
M&O Hoofdstuk 1 stichting of vereniging
De stichting en de vereniging zijn organisaties die een bepaald nietcommercieel doel willen bereiken. Hun belangrijkste doel is het realiseren
van dat doel, niet om winst te maken.
1.2 Rechtsvormen
- Organisatie = samenwerkingsverband tussen personen gericht op het
bereiken van een bepaald doel. Belangrijkste onderscheid is tussen
commerciële en niet-commerciële organisaties.
Commerciële organisatie (onderneming) = doel is het maken van winst.
Niet commerciële organisaties (non-profitorganisaties) = hebben een ideëel
doel  realiseren van het doel is hun belangrijkste bestaansgrond.
- Rechtsvorm = juridische vorm van de organisatie waarin wordt
vastgesteld wie de leiding heeft en wie aansprakelijk is voor de
schulden van de organisatie.
Meest voorkomende rechtsvormen voor commerciële organisaties in
Nederland:
- de naamloze vennootschap (de nv)
- de besloten vennootschap (de bv)
- de eenmanszaak
En voor niet-commerciële organisaties:
- de vereniging
- de stichting
Regels rechtsvorm:
- wie heeft er de leiding
- wie zijn er aansprakelijk is voor de schulden van de organisatie
- hoe er besluiten worden genomen
- of er belasting betaald moet worden over de winsten
- hoe de organisatie wordt opgericht
- hoe de organisatie beëindigd wordt
Als een organisatie een vereniging is en geld leent bij de bank en failliet
gaat, dan is er een grote kans dat de bank zijn geld niet meer terug krijgt,
maar is de organisatie bijv. een eenmanszaak dan kan de bank nog altijd
aanspraak maken op het privé bezit van de eigenaar om zo haar geld terug
te krijgen.
Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen organisaties met
rechtspersoonlijkheid en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid.
Organisaties met rechtspersoonlijkheid:
- besloten vennootschap
- naamloze vennootschap
- coöperatie
- stichting
- meeste verenigingen
In het burgerlijk wetboek wordt een onderscheid gemaakt tussen
natuurlijke personen en rechtspersonen.
- Rechtspersonen = geen mensen van vlees en bloed maar organisaties
met rechtspersoonlijkheid.  deze organisaties kunnen mensen in
dienst nemen, kunnen leningen aangaan en koopcontracten afsluiten.
Ze verrichten een handeling in dienst vd organisatie.
Een eenmanszaak heeft deze rechtspersoonlijkheid niet. Hier is het de
eigenaar die rechten en plichten aangaat en die volledig aansprakelijk is
voor de schulden van zijn onderneming, ook met zijn privé-bezit.  Niet bij
een organisatie met rechtspersoonlijkheid het geval.
Een rechtspersoon heeft dezelfde rechten en plichten als een natuurlijk
persoon.
1.3 Niet-commerciële organisaties
Vereniging en stichtingen streven een ideëel doel na en richten zich niet op
het maken van winst. Een vereniging mag geen commerciële organisatie
zijn.  Geld dat ze verdienen is wettelijk voorboden onder de leden te
verdelen.
1.4 De stichting
Stichting
Rechtspersoon
Geen leden
Bestuur
Bestuur benoemd zichzelf
Niet commerciële organisatie
Doel mag niet het maken van winst
zijn
Vereniging
Rechtspersoon
Heeft leden (minst. 2)
Bestuur
Bestuur wordt gekozen door de
algemene ledenvergadering
Niet commerciële organisatie
Doel mag niet het maken van winst
zijn
In beginsel benoemt het bestuur zichzelf  coöptatie.
Er is een algemeen en dagelijks bestuur die beslissingen nemen.
Dagelijks bestuur blijft verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur
en het algemeen bestuur blijft het wettelijk bestuur.
De stichting bestuurders zijn in principe niet aansprakelijk voor de
schulden van een stichting.
Oprichting van een stichting is bij een notariële akte.
Bestuur is belast met:
- dagelijkse gang van zaken
- vaststellen van het beleid
- bijhouden van de boeken (de financiële administratie)
- vertegenwoordigen van de stichting naar buiten toe
- Effectief = doel is bereikt
- Efficiënt = doel is bereikt met zo min mogelijk middelen
1.5 De vereniging
Formele verenigingen zijn verenigingen met rechtsbevoegdheid (VVR).
Informele verenigingen zijn verenigingen met beperkte
rechtsbevoegdheid(VBR).  Beide rechtspersonen.
Bij VVR zijn de statuten (reglementen) opgenomen in een notariële akte.
Bestuurders van een VBR zijn hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden
die de vereniging maakt.
VVR
Heeft statuten bij notariële akte
Bestuurders zijn niet juridisch
aansprakelijk voor de schulden van
de vereninging
Verplicht voor inschrijving bij KvK
VBR
Statuten niet bij notariële akte
vastgesteld
Bestuurders zijn juridisch
aansprakelijk voor de schulden van
de vereniging
Niet verplicht voor inschrijving bij
KvK
Bestuur is overbelast met:
- Het financiële beheer van de vereniging
- Het vertegenwoordigen van de vereniging naar buiten toe
- Het voorbereiden van de besluitvorming binnen de vereniging en de
zorg voor het goed functioneren van de vereniging
- Het uitvoeren van de besluiten van de algemene ledenvergadering
Algemene Ledenvergadering:
- Hoogste besluitvormingsorgaan in een vereniging
- Alle leden kunnen deelnemen in de besluitvorming
- Ieder lid heeft tenminste 1 stem op de Algemene Ledenvergadering
- Zeggenschap en democratische besluitvorming
- Minstens eenmaal per jaar bij een geroepen
- Ballotage = toelating van een persoon als lid van de vereniging.
Wat betreft de doelen en juridische aansprakelijkheid kan er geen
onderscheid gemaakt worden tussen een stichting en vereniging.
Wat betreft de besluitvorming en zeggenschap zijn er grote verschillen
tussen een stichting en vereniging. (Bijv. kiezing bestuur)
Bestuursleden zijn niet aansprakelijk voor de schulden van de stichting of
vereniging tenzij er sprak eis van onbehoorlijk bestuur.
1.6 De financiering van niet-commerciële organisaties
Niet commerciële organisaties  stichting en vereniging, voor wat betreft
zijn hun ontvangsten aangewezen op verschillende financieringsbronnen:
- contributies van leden
- giften van sympathisanten
- bijdragen van de overheid
- sponsoring door het bedrijfsleven
- extra gleden uit commerciële activiteiten
Niet commerciële organisaties kunnen leningen afsluiten bij banken voor
de financiering van hun vaste activa (bijvoorbeeld clublokaal).
Het rijk is wettelijk verplicht de financiering van het onderwijs voor haar
rekening te nemen.
- Subsidie = een geringe bijdrage van de overheid (rijk, provincie of
gemeente)
Inputfinanciering
Bij inputfinanciering krijgt een instelling op basis van datgene wat nodig is
om de doelstelling te bereiken een bepaald bedrag aan subsidie ongeacht de
prestatie. Een inputfinanciering is een financiering op declaratie basis.
Outputfinanciering
Kenmerkend voor deze financieringswijze is het feit dat niet-commerciële
organisaties een vergoeding van het rijk krijgen op basis van de prestatie
(output) die zij leveren.
Lumpsumfinanciering
Scholen krijgen op basis van het aantal leerlingen dat opgeleid wordt
(prestatienorm) een bepaald bedrag en hiermee moeten zij de school
bekostigen.
Budgetfinanciering
Een andere vorm van outputfinanciering is budgetfinanciering.  De
geldgever stelt vooraf vast welk bedrag de instelling krijgt en welke
prestaties (activiteiten) hier tegenover moeten staan.
Belangrijkste kenmerken van de budgetfinanciering:
- de maximumsubsidie staat van tevoren vast
- tegenover de subsidie staat een prestatie die geleverd moet worden
- de wijze waarop de prestatie wordt geleverd, wordt overgelaten aan
de instelling
- overschotten mogen naar eigen inzicht aangewend worden
- tekorten moet de instelling zelf aanvullen
1.7 Het financiële beleid van niet-commerciële organisaties
Stichtingen, verenigingen, overheidsorganisaties en semioverheidorganisaties worden gerekend tot de niet-commerciële
organisaties.
Financiële beleid kenmerk  bij de realisatie van hun doel een evenwicht
moeten zien te vinden tussen ontvangsten en uitgaven, baten en lasten.
Begroting: de ontvangsten moeten voldoende zijn om de uitgaven te
financieren.
Het financiële beleid is gericht op het creëren van een zo groot mogelijk
verschillen tussen baten (opbrengsten) en lasten (kosten).
Verschil tussen baten en lasten en kosten en opbrengsten is de winst voor
het bedrijf. Een bedrijf dat het maken van winst als doelstelling heeft noem
je een onderneming.
- Overschot: de middelen zijn niet geheel benut of ingezet en dat is niet
in overeenstemming met de doelstellingen van de organisatie.
1.8 Leasen
- Leasen = het huren van producten voor een bepaalde tijd.
Voordeel leasen  je hoeft zelf geen geld in het productemiddel te
investeren.
Operational lease
Het geleasde object blijft eigendom van de verhuurder (lessor). Te
vergelijken met huur. De verhuurder is zowel economisch als juridisch
eigenaar. Op korte termijn opzegbaar.
Financial lease
Het gaat hier primair om de financiering van het geleasede object.
De huurder (lessee) is economisch eigenaar en de verhuurder (lessor) is
juridisch eigenaar. Lange looptijd, niet tussentijd opzegbaar.
Na afloop van de lease periode kan de huurder:
- het object van de verhuurde kopen voor een symbolisch bedrag (vaak
€1)
- het leasecontract voortzetten
- het object terug geven aan de verhuurder
Download