Imperium Romanum Samenvatting Geschiedenis H3 Waar gaat dit hoofdstuk over? Hoofdvraag: Wat veranderde er in West-Europa door de groei van het Romeinse rijk? Je leert daar de volgende dingen over: Deelvraag 1: Waar kon je als Romein beter leven, in de stad of op het platteland? Deelvraag 2: Hoe dachten de Romeinen over slavernij en over slaven? Deelvraag 3: Waardoor werd de Romeinse Republiek een keizerrijk? Deelvraag 4: Waren de mensen in onze streken blij met de komst van de Romeinen? Deelvraag 5: Hoe kreeg het christendom steeds meer aanhang? Tijden die je moet leren: Tijd van de Grieken en Romeinen 3000 v.-Chr. 500 n. Chr. Stichting van Rome (gesticht door Romulus) 750 v. Chr. Republiek 500 v. Chr. Romeinen de baas in griekenland 146 v. Chr. Christendom officieel toegestaan 313 n. Chr. Par 3.0 Koningin Boudicca had de leiding en was legeraanvoerster ze namen alles in tot aan de stad, zij en haar team waren echte onderdrukkers. Toen generaal Paulinus hoorde van de opstand is hij meteen in actie gekomen, als hij dat niet had gedaan waren we de Britten kwijt waarschijnlijk kwijt geweest. Tussen 200 v. Chr. En 100 n. Chr. Veroverden de Romeinen en heel groot gebied . In 100 n. Chr. Veranderde de groei van het Romeinse rijk (Imperium Romanum). De Romeinse (die naar ons land kwamen) kochten na hun diensttijd vaak een boerderij waar slaven het werk deden. De Romeinse generaals werden steeds machtiger. Een van die generaals was Julius Caesar, hij werd vermoord om dat hij te machtig werd. Zijn opvolger was Augustus, toen begon de keizertijd, er werd duidelijk dat er een persoon de baas was. In Palestina werd een man door zijn aanhangers ´de verlosser´ genoemd (Jezus van Nazareth). De verspreiding van het Christendom begon na de kruisiging van jezus omdat zijn volgelingen overal vertelden dat hij de verlosser was± door zijn dood was de hemel open. Par 3.1 Het Romeinse leven in de stad was vaak heel rumoerig ook woonde de mensen dicht op elkaar en moesten veel dingen samen delen bijv. wc, bad en kraan. Voor het eten konden ze naar het thermopolium. Er waren in het Romeinse rijk maar een paar grote steden en verreweg de meeste mensen woonden op het platteland. De soldaten die voor het leger werkte waren vaak in Griekenland, ze hadden ook een boerderij. De familie van deze soldaten kon de boerderij niet meer houden en verkocht die aan grootgrondbezitters. zo nam het grootgrondbezit toe. Daar werkte de slaven in dienst. De andere boeren die overbleven woonde op minder interessante plekken. De grootgrondbezitters kwamen naar de stad voor entertainment. Par 3.2 1