Zorg voor oudere patiënten in ziekenhuis

advertisement
Onderzoek & praktijk
Trefwoorden
•Geriatrie
•Ouderenzorg
•Ziekenhuiszorg
Ouderenzorg
| Jita G. Hoogerduijn, Bianca M. Buurman-van Es, Marieke J. Schuurmans
Oudere patiënten hebben in het ziekenhuis een verhoogd risico op het
ontwikkelen van complicaties. Het gevolg daarvan kan zijn dat zij langer
in het ziekenhuis liggen en daar ook meer kans lopen te overlijden. Hun
vermogen zelfstandig te functioneren kan blijvend achteruitgaan waardoor
zij tijdens en na de opname in het ziekenhuis meer zorg nodig hebben.
Samenvatting
Opname in het ziekenhuis kan bij ouderen leiden tot complicaties, een langere
verblijfsduur, een groter risico te overlijden en blijvende achteruitgang in het
functioneren. Kennis van de risico’s die
oudere patiënten bij een ziekenhuisop­
name lopen, gericht observeren en herkennen van risicopatiënten zijn een eerste
vereiste voor goede zorg. Daarbij worden
Kennis van de risico’s van een opname voor oudere patiënten, gericht
observeren en herkennen van risicopatiënten zijn de eerste stappen op
weg naar goede zorg voor ouderen in het ziekenhuis.
Zorg voor oudere
patiënten in ziekenhuis
patiëntgebonden en omgevingsgebonden
voorspellende factoren onderscheiden.
Een gericht proactief beleid kan helpen
complicaties te voorkomen. Daartoe worden adviezen voor het handelen gegeven.
Auteurs
Drs. Jita Hoogerduijn is werkzaam
bij het lectoraat Verpleegkundige en
Paramedische Zorg voor Chronisch Zieken
en bij de HBO-V van de Hogeschool
Utrecht. Zij doet onderzoek naar het voorkómen van complicaties van een ziekenhuisopname bij oudere patiënten.
Bianca Buurman-van Es MScN is als
onderzoeker werkzaam bij het Academisch
Medisch Centrum in Amsterdam en docent
bij de HBO-V van de Hogeschool van
Amsterdam. Zij doet onderzoek naar de
risicofactoren van functieverlies bij oudere
patiënten in het ziekenhuis.
Dr. Marieke Schuurmans is lector
bij het lectoraat Verpleegkundige en
Paramedische Zorg voor Chronisch Zieken
van de Hogeschool Utrecht. Zij promoveerde op het herkennen van delirium bij
oudere patiënten en coördineert verschillende onderzoeken naar de effecten van
een ziekenhuisopname bij ouderen.
Correspondentieadres:
Jita Hoogerduijn
Hogeschool Utrecht, Kamer 1.022
Postbus 85182, 3508 AD Utrecht
e-mail: [email protected]
40 |
Voor veel oudere patiënten is een ziekenhuisopname een risicovolle gebeurtenis. Er kunnen gemakkelijk complicaties ontstaan en één
bijkomend probleem kan een hele reeks van
schadelijke effecten hebben die van kwaad
tot erger leiden. Een oudere kan bijvoorbeeld
door het ontstaan van een blaasinfectie delirant worden, hierdoor uit bed vallen, iets breken, en vervolgens door de bedrust decubitus
ontwikkelen. Een oudere die wordt opgenomen met een slechte voedingstoestand kan in
het ziekenhuis ook snel ondervoed raken
waardoor de genezing wordt belemmerd, decubitus ontstaat en zich een escalatie van problemen kan voordoen (Graf, 2006; King, 2006).
Complicaties kunnen leiden tot blijvend verlies van zelfstandigheid. Uit onderzoek blijkt
dat dit bij 30 tot 60 procent van alle ziekenhuispatiënten boven de 65 jaar gebeurt (Hoogerduijn e.a., 2007). In Nederland is op dit
moment bijna 14 procent van de bevolking
ouder dan 65 jaar en in 2040 zal dat 20 procent zijn. Nu al komt 50 procent van de bedbezetting in ziekenhuizen voor rekening van ouderen (CBS, 2002). Deze cijfers geven aan dat
de zorg voor ouderen veel aandacht behoeft en
dat dit in de toekomst nog zal toenemen.
Om te voorkomen dat patiënten onnodig lijden aan de negatieve gevolgen van een ziekenhuisopname is het allereerst van belang
inzicht te hebben in de voorspellende factoren, predictoren genoemd, die daarbij een rol
kunnen spelen (Hoogerduijn e.a., 2007). Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen patiëntgebonden predictoren, die voortkomen uit de conditie van de patiënt en uit de
opname en behandeling, en omgevingsgebon-
den predictoren, die voortkomen uit de ziekenhuisomgeving (Palmer 1995). Inzicht in
deze factoren is de basis voor een gericht beleid om complicaties te voorkomen.
Patiëntgebonden predictoren
Patiëntgebonden factoren die voorspellende
waarde hebben voor mogelijke negatieve gevolgen van een ziekenhuisopname zijn gerelateerd aan de conditie van de patiënt en aan
de opname en behandeling.
De conditie van de patiënt
Lichamelijke aspecten
Allereerst speelt de biologische leeftijd van
de patiënt een belangrijke rol. Ouder worden
gaat gepaard met veranderingen in het lichaam. Verschillende organen worden kleiner
en dat heeft gevolgen voor het dagelijkse
leven; een kleinere blaas maakt bijvoorbeeld
dat mensen vaker naar het toilet moeten. De
afname van fysiologische functies leidt tot
verminderde belastbaarheid; het gaat allemaal
niet meer zo gemakkelijk, het tempo kan trager worden. Voor een 85-plusser kan opstaan,
zich aankleden en ontbijten al een hele opgave zijn. Bij het ouder worden kunnen ook
functionele beperkingen ontstaan zoals een
verminderde mobiliteit, een verhoogde kans
om te vallen of incontinentie. De functie van
de zintuigen gaat langzaam maar zeker achteruit. Veel ouderen hebben visus- of gehoorproblemen.
Bij ouderen is nogal eens sprake van comorbiditeit. De helft van de 65-plussers heeft één
of meer lichamelijke aandoeningen, van de
TvZ | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2007 nr. 9
Casus
Mevrouw Pas is een 78-jarige dame die acuut
met koorts en buikklachten wordt opgeno-
75-plussers heeft ongeveer 75 procent een
chronische aandoening. Dat maakt deze ouderen kwetsbaar en het verhoogt de kans op
het ontwikkelen van complicaties, zeker bij
een opname in het ziekenhuis.
Psychische aspecten
Naast lichamelijke achteruitgang zijn er ook
psychische aandoeningen waar in de zorg rekening mee moet worden gehouden. Depressie, soms samenhangend met eenzaamheid,
komt bij veel ouderen voor en wordt vaak
slecht herkend. We weten uit onderzoek dat
50 procent van alle CVA-patiënten lijdt aan
een depressie en dat 1 tot 5 procent van alle
ouderen een ernstige depressie heeft en 10
tot 15 procent een mildere vorm. Depressieve
ouderen zijn kwetsbaarder dan anderen, ze
zijn meer gevoelig voor complicaties, genezen
minder snel en hebben meer kans op blijvend
functieverlies (Covinsky e.a., 1997).
Twee belangrijke cognitieve stoornissen bij
ouderen zijn dementie en delier. Deze termen
worden vaak onterecht door elkaar gebruikt.
Dementie ontwikkelt zich langzaamaan en
wordt dan chronisch, terwijl een delier meestal acuut optreedt -niet alleen bij een ziekenhuisopname maar ook in de thuissituatie. Een
(dementerende) oudere kan dus ook delirant
worden opgenomen. Een delier ontwikkelt
zich altijd als gevolg van een lichamelijke
aandoening.
Uit de literatuur is bekend dat patiënten die
lijden aan een psychische aandoening een
verhoogde kans lopen op het ontwikkelen
van blijvend functieverlies tijdens de opname
in het ziekenhuis, vaak langer opgenomen
blijven en na ontslag meer zorg thuis nodig
hebben (Wu e.a., 2000).
Opname en behandeling
Bedrust en immobiliteit
Voor de meeste mensen geldt dat ze in bed
gaan liggen wanneer ze zich ziek voelen. Bedrust nemen is een natuurlijke reactie op ziek
zijn. Wie een afdeling van een ziekenhuis oploopt ziet ouderen altijd in bed liggen. Zelden
zijn ze op, laat staan aangekleed. Bedrust, en
daarmee immobiliteit, lijkt onschuldig maar
kan een aanzienlijk negatief effect hebben op
de balans in het dagelijkse leven. Alle lichamelijke systemen, waaronder het cardiovasculaire en het respiratoire systeem, worden aangetast, de spierkracht en de botdichtheid
TvZ | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2007 nr. 9
worden negatief beïnvloed. Een dag bedrust
kan al leiden tot 5 procent spierkrachtverlies.
Voor jongeren is dat niet zo erg, die herstellen
snel, maar ouderen hebben veel meer tijd
nodig om dit verlies van spierkracht te herstellen en vaak komt het oude niveau niet
meer terug. Bekende complicaties van bedrust
zijn decubitus, long- en blaasinfecties en contracturen. Naast al deze fysieke veranderingen
en bedreigingen kunnen zich door bedrust
ook veranderingen voordoen in het geheugen,
de gemoedsrust en de waarneming. Dat kan er
bij ouderen toe leiden dat zij zich slecht concentreren, het gevoel van tijd verliezen, in de
war raken en in hoog tempo delirant worden.
Natuurlijk zijn er ook ziekten en aandoeningen die maken dat patiënten aan bed gebonden zijn. Juist dan is het noodzakelijk te beseffen wat de negatieve gevolgen daarvan zijn
en tijdig preventieve maatregelen te nemen
(Graf 2006; Harper & Lyles, 1988).
men op de afdeling interne geneeskunde.
Mevrouw heeft verteld dat ze thuis alles nog
goed zelf kon doen. In de dagdienst
valt op dat zij af en toe slaperig is en dat ze
traag reageert op aanspreken. Mevrouw Pas
lijkt erg moe te zijn en dat is gezien haar situatie te begrijpen. De volgende dag tijdens
de avonddienst wordt ze aangetroffen bij de
wastafel waar ze haar onderbroek wil uitspoelen. Tijdens het gesprek springt ze van
de hak op de tak en ze vertelt dat ze beestjes ziet in de badkamer. Het valt ook op dat
ze erg wankel staat. Als mijnheer Pas die
avond op bezoek komt wordt er een heteroanamnese afgenomen. Hij vertelt dat zijn
vrouw al langere tijd moeite heeft om dingen te onthouden. Ook heeft zij moeite om
het huishouden te doen en te koken, terwijl
ze dat altijd wel gedaan heeft. En ze is de
laatste maand drie keer gevallen zonder duidelijke oorzaak. Haar man maakt zich ernstige zorgen. De laatste paar dagen is de ver-
Polyfarmacie
Veel ouderen lijden aan meerdere chronische
aandoeningen en gebruiken daarvoor meerdere medicijnen. Ruim 30 procent van de 75plussers gebruikt meer dan vier verschillende
geneesmiddelen. Soms is dat heel veel meer:
oudere cardiologie- en nefrologiepatiënten gebruiken al gauw meer dan tien verschillende
geneesmiddelen per dag.
Ongeveer 15 procent van de ziekenhuisopnamen van ouderen in Nederland wordt in verband gebracht met ernstige bijwerkingen van
medicijnen. Deze medicijnen worden veelal
door meerdere specialisten voorgeschreven
waarbij afstemming tussen de voorschrijvende
artsen ontbreekt. Door polyfarmacie neemt de
kans op het optreden van bijwerkingen toe en
de effecten daarvan zijn bij ouderen sterker.
Daar komt nog bij dat de bij ouderen vereiste
aanpassing van de dosering van medicijnen
lang niet altijd plaatsvindt (Jansen, 2003).
wardheid van zijn vrouw toegenomen.
Mijnheer Pas vertelt ook dat zijn vrouw
steeds minder goed voor zichzelf kan zorgen en dat ze de laatste tijd dagelijks ongelukjes heeft met het naar de wc gaan.
Toelichting:
• De casus laat een gemengd delier zien:
het slaperig zijn is waarschijnlijk een symptoom van een hypoactief (stil) delier, de
beestjes en het van de hak op de tak springen zijn aanwijzingen voor een hyperactief
(onrustig) delier. De klachten zijn acuut ontstaan. Een consult van een geriater is belangrijk om de diagnose te stellen en een
goede behandeling te starten.
• De bestaande geheugenproblemen maken
mevrouw kwetsbaar voor het ontwikkelen
van een delier.
• Het niet meer uit kunnen voeren van de
zogenoemde Instrumental Activities of Daily
Living (IADL), zoals het huishouden verzor-
Ondervoeding
Voor ouderen is het niet altijd gemakkelijk
voldoende voeding op te nemen. De smaak,
reuk en het gevoel van honger en dorst verminderen. Alleen al daardoor kunnen ouderen bij opname ondervoed zijn. Dit geldt des
te sterker voor de meest kwetsbare patiënten:
mensen met dementie en/of depressie, mensen
die delirant worden, mensen bij wie sprake is
van polyfarmacie en mensen met mobiliteitsproblemen. Ondervoeding maakt kwets­baar
gen, koken en de boodschappen doen, kan
duiden op geheugenproblemen.
• De valpartijen thuis en het wankel op de
benen staan geven aan dat er een verhoogde kans is op vallen; valpreventie is daarom
noodzakelijk.
• Er lijkt ook sprake te zijn van incontinentie.
Van belang zijn daarom: observatie van de
vochtinname, gebruik van incontinentiemateriaal en toepassen van decubituspreventie.
| 41
Probleemgebied
Aandachtspunten
Zintuigen
Check gehoor en visus en gebruik van hulpmiddelen. Stimuleer deze ook te gebruiken in het ziekenhuis.
Comorbiditeit
Wees alert op andere aandoeningen dan de reden van opname,
check medicijngebruik.
voor complicaties, schaadt de wondgenezing,
geeft een verhoogde kans op decubitus en kan
leiden tot een verlengde opnameduur en blijvend functieverlies.
Incontinentie
Observeer dit, wees alert op decubitus en blaasinfecties. Let
op vochtinname.
Psychische aandoeningen
Observeer cognitie en psychische gesteldheid en vraag zo
nodig een geriatrieconsult aan. Behandel (en registreer) delier.
Invasieve ingrepen
Behandelingen die gepaard gaan met invasieve
ingrepen, zoals een infuus, een centrale lijn of
een blaaskatheter, leveren het gevaar van een
infectie op. Juist bij kwetsbare ouderen is de
kans op bijkomende infecties groter omdat de
opname het hele systeem ontregelt en omdat
veel ouderen door verschillende oorzaken al
minder weerstand hebben tegen infecties.
Mobiliteit
Beoordeel het gebruik van een loophulpmiddel.
Decubitus
Wees alert en blijf observeren, let op goede voeding. Stel tijdig
een goed behandelprogramma op en registreer.
Vallen
Ontwikkel een goed valpreventiebeleid. Meld incidenten, zodat
de omvang van het probleem duidelijk wordt en een systematische aanpak kan worden geïmplementeerd.
Polyfarmacie
Wees alert op mogelijke problemen. Vermijd daar waar het kan
overmatig medicijngebruik. Meld dit bij de zaalarts en vraag
Omgevingsgebonden
predictoren
Bij omgevingsgebonden predictoren gaat het
om voorspellende factoren die voortkomen
uit de ziekenhuisomgeving en die effect hebben op de oudere patiënt.
Zo min mogelijk bedrust. Activeer en help met mobiliseren.
zo nodig advies aan de ziekenhuisapotheek.
Ondervoeding
Let op de voedsel- en vochtinname. Gebruik een screeningsinstrument om de voedingstoestand vast te stellen. Help ouderen
met eten, schakel zo nodig de voedingsassistente of diëtiste in.
Waar mogelijk: aan tafel eten. Controleer of het gebit goed zit
en of er slikklachten zijn, schakel zo nodig een logopediste in.
Vallen
Naarmate mensen ouder worden neemt het
risico op een valpartij toe. Van alle 70-plussers valt ten minste 25 procent één keer per
jaar (in de thuissituatie). Verschillende factoren dragen hieraan bij: visusbeperkingen, verminderd reactievermogen, verminderde balans
en afname van spierkracht. Veel ziekenhuizen
zijn niet ingericht op de specifieke behoeften
van oudere patiënten. De vloeren zijn bijvoorbeeld vaak glad, de bedden staan standaard
hoog, waardoor ouderen eerder en hard kunnen vallen, stoelen zijn meestal laag, wat het
opstaan bemoeilijkt (Van der Kruk e.a., 2007).
Rust
Een veelgehoorde klacht van patiënten is dat
zij in het ziekenhuis slecht kunnen slapen. De
vreemde geluiden op de gang, het gesnurk van
de buurman of buurvrouw, de controles, maar
ook de lichtjes, houden patiënten gemakkelijk
uit de slaap. Voor jongere patiënten is dat al
vervelend, maar voor ouderen kan het betekenen dat zij sneller verward raken, meer behoefte hebben om overdag in bed te blijven
liggen en zo van de regen in de drup komen.
Voorkomen van infecties
Werk veilig, blijf alert en maak gebruik van protocollen.
en andere negatieve
Meld fouten en leer ervan.
effecten van behandeling
Multidisciplinaire zorg
Werk samen en stel de plannen op elkaar af. Zorg voor goede
communicatie tussen hulpverleners (werkoverleg).
Zorg ook voor goede verslaglegging.
Ontslagbeleid
Zorg voor een goed ontslagbeleid en voer dat ook uit.
Meld tijdig knelpunten zodat er iets aan gedaan kan worden.
Stel iemand aan die daar verantwoordelijk voor is.
Tabel 1: Aandachtspunten voor de zorg aan ouderen
jongeren om zich te douchen, door een gang
te lopen, uit bed te komen om bijvoorbeeld
naar de röntgenafdeling te gaan. Wanneer ouderen gemaand worden, of druk voelen, om
op te schieten kan dat ertoe leiden dat zij vallen. Wanneer ook geen tijd genomen wordt
om rustig uit te leggen waar alle belangrijke
oriëntatiepunten zijn, hoe de organisatie van
de afdeling is en waar de patiënt met vragen
terecht kan, kan een oudere zich geïsoleerd
voelen. Dat kan leiden tot depressieve gevoelens en een gevoel van desoriëntatie.
Voorkómen van complicaties
Bejegening
In de ziekenhuizen werken veel jonge mensen. Die kunnen zich moeilijk voorstellen dat
ouderen moeite hebben om het mede door de
werkdruk ingegeven hoge werktempo bij te
houden. Ouderen hebben meer tijd nodig dan
42 |
Het proces van ouder worden verloopt voor
niemand hetzelfde. Er zijn heel fitte 80-plussers die nog op de tennisbaan te vinden zijn
en heel zelfstandig leven, maar er zijn ook mensen van 70 jaar die veel zorg nodig hebben.
De eerste stap in het voorkómen van compli-
caties is het herkennen van oudere patiënten
die een verhoogd risico op complicaties hebben. In een grote multicenter studie bij 640
oudere patiënten die acuut in het ziekenhuis
zijn opgenomen wordt momenteel onder
andere een risicoscreeningsinstrument ontwikkeld en gevalideerd voor toepassing in
Nederlandse ziekenhuizen. Deze studie, de
DEFENCE II studie, is gericht op een betere
herkenning van factoren die kunnen leiden
tot (te voorkomen) functieverlies bij ziekenhuisopname (De Rooij e.a., 2007).1
Belangrijk is om patiënten die lijden aan
meerdere aandoeningen en die cognitieve
beperkingen en/of mobiliteitsproblemen hebben, goed te blijven observeren en bij hen
bedacht te zijn op mogelijke complicaties.
Na het identificeren van risicopatiënten is de
tweede stap het inventariseren van mogelijke
problemen en deze vervolgens adequaat beTvZ | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2007 nr. 9
handelen (zie tabel 1). Voor verschillende
diagnosen zijn door het CBO en het LEVV
richtlijnen ontwikkeld: valpreventie, decubitus, dementie en depressie.
Adviezen voor het handelen
Met een gericht proactief beleid kan voorkomen
worden dat een oudere patiënt van de ene in
de andere complicatie rolt. Daarbij wordt allereerst de situatie van de patiënt goed in kaart
gebracht, op lichamelijk, psychisch, functioneel en sociaal gebied. Daaruit wordt duidelijk
waar speciale aandacht voor nodig is.
Het is wat betreft de lichamelijke aspecten
bijvoorbeeld van belang om te checken of
gehoor en gezichtsvermogen goed functioneren. In vrijwel alle anamneses wordt gevraagd
of iemand een bril gebruikt. Of de patiënt
daarmee ook goed kan zien komt niet aan de
orde. Veel patiënten hebben, ook mét een bril,
problemen met goed zien. Vaak wordt niet gedacht aan valpreventie bij patiënten bij wie de
bril niet meer optimaal is. Regelmatig komt het
voor dat het gehoorapparaat van de patiënt
keurig in het laatje van het nachtkastje ligt; een
lege batterij is ook geen uitzondering.
Wees ook alert op de mobiliteit van patiënten.
Is iemand in staat om goed zelfstandig in en
uit bed te gaan? Zet het bed laag, wijs goed
de weg, adviseer patiënten te lopen op goed
zittende pantoffels of schoenen. Maak gebruik
van valpreventieprogramma’s (Pel, 2007).
Veel ouderen zijn incontinent. Registreer dat
niet alleen op het opnameformulier, maar
wees ook proactief: neem preventieve maatregelen om decubitus te voorkomen en controleer of de patiënt voldoende drinkt. Veel ouderen gaan juist vanwege de incontinentie
minder drinken.
Voorkom complicaties van bedrust. Probeer
patiënten zo veel mogelijk uit bed te houden.
Eten kan vaak heel goed op een stoel naast het
bed. Vraag eventueel het bezoek om een stukje
met iemand te lopen, denk ook aan inschakelen van fysiotherapie voor gerichte oefeningen
en bespreek dan ook het mobiliteitspatroon.
Maak gebruik van een screeningslijst om ondervoede patiënten gericht te kunnen behandelen en schakel zo nodig een diëtiste in.
Check ook of het gebit van de patiënt goed zit.
Wees alert op slikklachten en schakel zo nodig
de logopedist in. Observeer wat er gebeurt met
het eten. Het gebeurt regelmatig dat een patiënt
niet eet en dat niemand dat merkt. Vermeld in
het verpleegplan wat er moet gebeuren.
TvZ | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2007 nr. 9
Belangrijk is ook de cognitie en psychische
gesteldheid van oudere patiënten te observeren. Een acuut optredend delier moet niet
worden verward met een beginnende dementie. In beide situaties is een consult van een
geriater nodig. Denk niet ‘de patiënt gaat binnenkort naar huis, laat ze dat daar maar verder uitzoeken’. Delirante patiënten blijven
langer in het ziekenhuis, hebben meer kans
op complicaties en hebben uiteindelijk meer
zorg nodig. Adequate behandeling kan dat
(deels) voorkomen.
Schakel bij een vermoeden van depressiviteit
een geriatrisch verpleegkundige of geriater in.
Een depressie kan behandeld worden.
Wees alert op het ontstaan van decubitus en
ziekenhuisinfecties, vooral bij infusen en andere invasieve lijnen. Een blaaskatheter moet
goed verzorgd worden en mag niet langer dan
drie dagen blijven zitten.
Lever goede integrale zorg, waarbij verschillende professionele werkers worden ingeschakeld en een inbreng hebben in het behandelingsbeleid. Overleg, duidelijke communicatie
tussen hulpverleners én goede verslaglegging
zijn een noodzaak. Schroom niet andere
hulpverleners aan te spreken wanneer dat in
het belang is van de patiënt.
Een goed opgezet en uitgevoerd ontslagbeleid
voorkomt dat patiënten langer dan strikt noodzakelijk in het ziekenhuis opgenomen blijven.
Vooral voor ouderen geldt dat het ontslag al
moet beginnen bij binnenkomst.
(2005). Richtlijn Preventie van valincidenten bij ouderen. Alphen aan de Rijn: Van Zuiden Communications.
CBO Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg
(2005). Richtlijn Dementie. Alphen aan de Rijn: Van
Zuiden Communications.
CBO Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg
(2005). Richtlijn Delier. Alphen aan de Rijn: Van Zuiden Communications.
CBS (2002). Vademecum of health statistics of the Netherlands. Voorburg/Heerlen: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Covinsky, K.E., Fortinsky, R.H., Palmer, R.M., Kresevic,
D.M. & Landefeld, C.S. (1997). Relation between
symptoms of depression and health status outcomes
in acutely ill hospitalized older persons. Ann.Intern.
Med. 126 (6), 417-425.
Graf, C. (2006). Functional Decline in Hospitalized Older
Adults. American Journal of Nursing 106 (1), 58-67.
Harper, C.M. & Lyles, Y.M. (1988). Physiology and complications of bed rest. J.Am.Geriatr.Soc. 36, (11),
1047-1054.
Hoogerduijn, J.G., Schuurmans, M.J., Duijnstee, M.S.,
Rooij, S.E. de & Grypdonck, M.F. (2007). A systematic
review of predictors and screening instruments to
identify older hospitalized patients at risk for functional decline. J.Clin.Nurs. 16 (1), 46-57.
Jansen, P.A.F. (2003). Klinisch relevante geneesmiddeleninteracties bij ouderen. Nederlands Tijdschrift voor
Geneeskunde 147 (13), 595-599.
King, B.D. (2006). Functional decline in hospitalized
elders. Medsurg.Nurs. 15 (5), 265-271.
Kruk, T. van der, Salentijn, C. & Schuurmans, M. (2007).
Verpleegkundige zorgverlening aan ouderen. 2e druk.
Utrecht: Lemma. Thema 4 Gezondheidsproblemen bij
Ten slotte
De zorg aan oudere patiënten in het ziekenhuis is uitdagend en veelomvattend. Het gaat
om het herkennen en tijdig (preventief) behandelen van verschillende risicofactoren, het
consulteren van en verwijzen naar andere
hulpverleners en het bewaken van het totale
zorgproces. Verpleegkundigen hebben een
groot aandeel in het voorkomen van blijvende
schade ten gevolge van een ziekenhuisopname
bij oudere patiënten. ■
ouderen.
Palmer, R.M. (1995). Acute hospital care of the elderly:
minimizing the risk of functional decline. Cleve.
Clin.J.Med. 62 (2), 117-128.
Pel-Littel, R.E., Krouwel, D.G. & Schuurmans, M.J.
(2007). Voorkom een tweede val in het ziekenhuis!.
TvZ Tijdschrift voor verpleegkundigen 117 (5), 44-47.
Rooij, S.E.J.A. de (2007). Dubbel kwetsbaar. Medisch
Contact 68 (31/32), 1299-1301.
Wu, A.W., Yasui, Y., Alzola, C., Galanos, A.N., Tsevat, J.,
Phillips, R.S., Connors, A.F., Jr., Teno, J.M., Wenger,
N.S. & Lynn, J. (2000). Predicting functional status
Noot
outcomes in hospitalized patients aged 80 years and
1 De eerste resultaten van dit onderzoek worden eind
older. J.Am.Geriatr.Soc. 48 (5), Suppl, S6-15.
2007 verwacht.
Websites:
Literatuur
www.cbo.nl
CBO Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg
www.delirant.info
(2004). Richtlijn Decubitus. 2e herziening. Alphen aan
www.decubitus.be
de Rijn: Van Zuiden Communications.
www.LEVV.nl/informatiecentrum/richtlijnen
CBO Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg
www.umcutrecht.nl/subsite/valprevetie
| 43
Download